Het Duitsland voor de eenmaking van 1871 was een lappendeken van souvereine koninkrijkjes, prinselijke staten, stadstaten, markizaten, baronieën en wat niet nog allemaal. Tot de meer kleurrijke behoorden de beide vorstendommen Reuss. Enerzijds het vorstendom Reuss Jongere Linie (ook wel Reuss-Schleiz-Gera, of in het Duits
Reuß jüngere Linie), anderzijds Reuss Oudere Linie (ook wel Reuss-Greiz, Duits
Reuß ältere Linie).
Beide vorstendommen konden eerbiedwaardige historische papieren voorleggen. Bijzonder ingewikkeld was echter dat de verschillende takken, die uiteraard elkaars aanspraken op de familiebezittingen betwistten, allemaal de gewoonte hadden om de eerste in de erfopvolging Hendrik te noemen. En dus lees je ondermeer over Hendrik XXX, de laatste van de tak Reuss-Gera, over Hendrik LIV de laatste van de tak Reuss-Lobenstein, Hendrik LXXII van de tak Reuss-Lobenstein-Ebersdorf en Hendrik LXII van Reuss-Schleiz.
Aan al die Hendrikken kwam een einde na de Eerste Wereldoorlog. In 1902 stierf Hendrik XXII van Reuss Oudere Linie. Hij werd formeel opgevolgd door zijn zoon Hendrik XXIV. Vanwege diens zwakzinnigheid kwam er een regentschapsraad onder leiding van Hendrik XIV van Reuss Jongere Linie, die het land ging besturen. In 1908 nam diens zoon Hendrik XXVII het regentschap over. Hij abdiceerde tijdens de Novemberrevolutie van 1918. Reuss Oudere Linie werd een vrijstaat en werd in 1919 met de Jongere Linie verenigd tot de Volksstaat Reuss, die in 1920 opging in Thüringen.
Het prentje: Hendrik XIV, de voorlaatste der Hendrikken.