donderdag 31 januari 2008

Besmettelijke ziekte


Slechte punten voor de groenen. Gisteren, in het Vlaams Parlement, verloor de leidster van de groene fractie even alle verhoudingen uit het oog. Ze was, nemen we aan, bijzonder boos over het liberale standpunt inzake hoofddoekdragende loketambtenaren en over het taalbereidheidscriterium in de Vlaamse Wooncode. En daarom suggereerde ze dat die liberalen eigenlijk racisten waren.

De oppositie moet oppositie voeren en op alle slakken zout leggen. Zo hoort het. Maar ook hier geldt de regel: denk aan de goede manieren. Racist is zo ongeveer het ergste scheldwoord in de politiek. Met zo'n term spring je uitermate spaarzaam om.

Woorden hebben hun betekenis. Denk aan de veelgebruikte beeldspraak van het cordon sanitaire. Dat is een term uit de medische sfeer. Het betekent dat je een schutkring optrekt om besmetting in te dijken. Dat woordgebruik heeft consequenties. Eigenlijk zeg je dat je tegenstanders dragers zijn van een besmettelijke ziekte. Dat is nogal wat.

Wie een ander racist noemt of vergelijkt met een besmettelijke ziekte, suggereert dat die buiten de gemeenschap van weldenkende mensen valt. En met wie buiten die gemeenschap valt hoeven we geen rekening te houden. Daar gaan we niet mee in debat. Daarvoor telt de democratie niet.

Democratie, we hadden het er al eerder over, bestaat bij gratie van goede manieren. Met behulp van die goede manieren geven we aan dat we de anderen als onze medeburgers, onze gelijken beschouwen. Wie respectloos omgaat met zijn politieke tegenstanders sluit die tegenstanders uit van het medeburgerschap. Dan is alles toegestaan.

Niet zo slim van die groene fractieleidster.

(Het prentje van deze bijzonder aantrekkelijk ogende bacteriën haalden we hier.)

woensdag 30 januari 2008

Soms twijfel je aan je eigen soort


Nog geen week terug kon je in alle kranten Afrika-experten lezen die uitlegden dat het in Kenya helemaal niet over stammentwisten ging. Het ging over armoede, over corruptie, over onrecht, over ongelijkheid. Uiteraard.

Maar het blijft schrikken hoe, in geen tijd, het hele genocidaire mechanisme weer in werking is gezet. Kenyanen zien elkaar nog uitsluitend als behorend tot een specifieke bevolkingsgroep en spreken in bijzonder onfraaie termen over andere groepen. Plots zijn dat geen mensen meer, maar ondieren. En die, dat weten we allemaal, mag je dood doen.

En dan denken we onwillekeurig weer terug aan Bosnië. Nee hoor, konden alle experten op voorhand uitleggen: in Bosnië is niemand fanatiek. Kroaten zijn katholieken die niet naar de kerk gaan, Serviërs orthodoxen die zich niets aantrekken van wat hun pope zegt en Bosnjakken moslims die niet weten hoe de moskee er van binnen uitziet. Zo ging de grap. Maar in geen tijd kon iedereen heel erg precies van elkaar zeggen tot welke groep ie behoorde. En die van de andere groep waren, dat begrijp je wel, niet echt mensen. En die mocht je dus dood doen.

Tien jaar en onnoemelijk veel menselijk leed later, sloten de Bosniërs opnieuw de rangen. Dat gebeurde op 26 november 2005, in Mostar. Daar werd, in aanwezigheid van alle bevolkingsgroepen, een standbeeld onthuld van Bruce Lee: de enige historische figuur die op het ongekwalificeerde respect van zowel Serviërs, Kroaten als moslims kon rekenen.

Dat begrepen we helemaal. Met weemoed dachten we terug aan al die zondagnamiddagen in de vroege jaren zeventig die we, samen met onze evenzeer door testosteron en puberteit geteisterde jeugdvrienden, doorbrachten in bioscoop Angora, waar we Bruce Lee week na week de weduwen en de wezen zagen beschermen. Lee verdient zonder de minste twijfel een standbeeld.

Als iemand weet rond welke figuur we de Kenyanen weer kunnen verenigen voor de zaak helemaal uit de hand loopt: graag.

Overigens: een paar uur na de officiële onthulling van Bruce Lee’s standbeeld was het al stuk. Een snode dief ging lopen met de vechtstokjes waarmee, op deze foto, onze held nog martiaal poseert.

Soms twijfel je aan je eigen soort.

dinsdag 29 januari 2008

Alles voor de wereldvrede


De Belgische kranten zagen dit bericht over het hoofd: de Maharishi Mahesh Yogi gaat, nu hij eenennegentig is geworden, met pensioen. Oudere jongeren weten meteen over wie we het hebben: de man die de Beatles leerde mediteren!

Niet alleen de Beatles trokken naar India op bezoek bij de Maharishi. Op het einde van de jaren zestig werd er Transcendent Gemediteerd dat het een lieve lust was. De Beach Boys, Mia Farrow, Donovan, ja zelfs Clint Eastwood: iedereen deed mee.

De Maharishi woont sinds 1990 in Nederland, in het ongetwijfeld lieflijke dorpje Vlodrop, alwaar zijn beweging, in een voormalig Fransiscaans klooster, ook haar hoofdkwartier heeft. In Vlodrop staat ook een afdeling van de Maharishi Vedic University en, het wordt steeds leuker, kan je in de winkels betalen met de raam, de munteenheid van Maharishi's beweging. Eén raam is, dat komt misschien nog wel eens van pas bij Trivial Pursuit, gelijk aan 10 euro.

De Maharishi kwam indirect al eerder aan bod op deze site. Toen bespraken we zijn bijzonder constructieve vredesplan voor het Midden-Oosten: stuur mediteerbrigades naar het front. Die zorgen voor positieve vibraties, zodat de vroegere vijanden elkaar in de armen vallen en iedereen nog lang en gelukkig zal leven. Maar de Maharishi kan nog veel meer. Op de site van de Nederlandse afdeling lees je dat Transcendent Mediteren zorgt voor minder verkeersslachtoffers, minder misdrijven en, dat is toch wel bijzonder, een stijging van het IQ.

Het allergeweldigste bewaren we natuurlijk voor het laatste. Op dezelfde site vind je, na enig doorklikken, ook alle informatie over Yogisch vliegen! De geest kan, mits voldoende geoefend, de zwaartekracht overwinnen. Het is iets ingewikkelds met kwantumvelden. Maar vermits we ook niet zo meteen kunnen uitleggen hoe een vliegtuig werkt, houden we ons ongeloof voor onszelf.

Het moet echter gezegd: op de bijgevoegde prentjes ziet het er niet zo bijzonder indrukwekkend uit. Twee meneren in joggingbroek en met witte sokken aan hoppen in kleermakerszit over en weer op een matras. Het zou een stuk overtuigender ogen moesten die meneren vrolijk uit het raam op de zevende verdieping stappen en ons, yogisch vliegend, vergasten op enkele loopings en duikvluchten. Maar goed, de luchtvaart zag er in de pioniersjaren wellicht ook niet zo spectaculair uit.

Alleszins: we hopen dat de Maharishi nog lang van zijn welverdiende pensioen kan genieten! Alles voor de wereldvrede.

maandag 28 januari 2008

Honderd


Over smaken en kleuren valt niet te redetwisten. Dat vinden we vandaag een vanzelfsprekende en verlichte gedachte. Honderd jaar geleden vond men die zienswijze flauwekul.

Net zoals je aantoonbaar kon vaststellen wie het hardst kon lopen of het verst springen, kon je ook ondubbelzinnig de betere van de minder goede componist of beeldhouwer onderscheiden. En dus werden er wedstrijden gehouden waarbij de beste kunstenaars werden bekroond. Het allerhoogste dat je kon bereiken was, net als in de sport, een Olympische medaille.

Echt waar? Echt waar. Van 1912 (Stockholm) tot en met 1948 (Londen) werd er tijdens de Spelen ook een kunstcompetitie gehouden. Er werden medailles uitgedeeld voor disciplines als bouwkunst (met deeldisciplines stedebouwkundig ontwerp en architectonisch ontwerpen), muziek (compositie voor zangstemmen, compositie voor orkest, compositie voor solo-instrumenten), literatuur (epische werken, dramatische werken, lyrische werken), schilderkunst en grafiek (olieverf en aquarellen, gravures en etsen, toegepaste grafiek) en beeldhouwkunst (rondplastiek, reliëfs, plaquettes en medailles). De kunstwerken moesten, begrijpelijk, de sport tot onderwerp hebben. In 1952 werden die uitermate interessante disciplines van het Olympische programma geschrapt. Waarom is ons een raadsel.

Nog een raadsel? Waarom deden onze jongens het gisteren tegen het tweede geklasseerde Ranst plots zo geweldig goed? Maccabi won zowaar met 0-1. Zo kwam een einde aan een lange reeks nederlagen en gelijkspelen. De titel ligt niet echt meer binnen bereik, maar het behoud garanderen: dat moet lukken.

(Uitleg bij het prentje: vandaag publiceren we, met enige trots, ons honderdste stukje. In tegenstelling tot de hierboven afgebeelde viervoeters gaan we nog even door.)

zondag 27 januari 2008

De memoires van Cheeta


Een fantastisch bericht vandaag in The Sunday Telegraph: Cheeta schrijft zijn memoires! Cheeta, in het dagelijkse leven Jiggs, heeft besloten, nu hij de gezegende leeftijd van 75 jaar heeft bereikt, dat het tijd wordt zijn herinneringen aan de gloriejaren van Hollywood met de wereld te delen.

Cheeta is de laatste overlevende van het gouden trio -de andere twee waren Johnny Weismuller en Maureen O'Sullivan- dat ons met zoveel fijne Tarzan-films verblijdde. Na zijn Tarzan-periode, speelde Cheeta nog in een reeks andere films: ondermeer met Rex Harrison in één van onze all time favourites Dr. Dolittle. Na zijn filmcarrière kampte Cheeta, zoals zoveel van zijn vroegere collega's uit de amusementsindustrie, met wat verslavingen: hij dronk teveel en rookte meer dan goed voor hem was. Daar is hij nu van af. Tegenwoordig, in een rusthuis in Palm Springs, schildert hij een beetje en speelt hij piano. Als zijn kleinzoon Jeeter op bezoek komt, kijken ze samen naar oude films van opa.

We kunnen nauwelijks wachten op die memoires! In oktober 2008 in de betere boekhandel.

zaterdag 26 januari 2008

Kleine Hitlertjes


Mensen voelen zich een beetje ongemakkelijk wanneer blijkt dat je in alle ernst meent dat goede manieren de wereld kunnen redden. Om veel verschillende redenen vinden ze dat een dwaze gedachte. Vooraleer we ons eigenlijke onderwerp -de dagelijkse kleine deugden- kunnen aanvatten, moeten er dus eerst nogal wat misverstanden uit de wereld worden geholpen. Vandaag: distinctie is niet hetzelfde als civiliteit.

In een aristocratische samenleving hoorde iedereen bij een stand. Je ging heel anders om met mensen naarmate die binnen, boven of onder je stand leefden. Hoe groter de afstand tusen de standen, hoe ruwer de betrekkingen. Dienstboden, straatverkopers en artiesten kon je, als je tot de hogere standen behoorde, desnoods een trap onder hun zitvlak verkopen, afranselen met je rijzweep of uitschelden voor rotte vis. Geen mens die daarvan zou opkijken.

Binnen de hogere standen luisterde het dan weer erg nauw. Goede manieren dienden om het fijne onderscheid tussen jou en de lager gesitueerden duidelijk te maken. Daardoor ontstonden allerlei rare regels over welk mes je voor welk gerecht moest gebruiken, hoe je precies moest groeten, welke aanspreektitel je gebruikte en in welke volgorde je mocht aanschuiven aan de feestdis. Goede manieren waren een vorm van distinctie: ze dienden om de sociale hiërarchie veilig te stellen.

In een democratische samenleving zijn goede manieren een vorm van civiliteit. Etymologisch gaat die term terug op het zelfstandig naamwoord civis: burger, medeburger. Dat zegt genoeg. Goede manieren maken duidelijk dat je de andere als gelijke beschouwt, als een medeburger. Je behandelt andere mensen -alle mensen- met respect, omdat je noch boven, noch onder hen staat. Goede manieren vormen de dagelijkse bevestiging van de democratische idealen.

Daarom zijn mensen die systematisch onbeleefd zijn, voorkruipen, schelden en hun medeburgers honds behandelen eigenlijk kleine Hitlertjes. Ze voelen zich superieur aan anderen en menen dat ze daarom geen rekening moeten houden met wat die voelen of denken.

Als je het zo bekijkt zouden net linkse en democratisch ingestelde mensen goede manieren een warm hart moeten toedragen. Dat doen ze, spijtig genoeg, vaak niet omdat ze distinctie en civiliteit met elkaar verwarren.

Gelukkig doet de bezoeker van deze site dat voortaan nooit meer. Toch weer wat geleerd vandaag!

vrijdag 25 januari 2008

Best spannend voor witte jongens en meisjes


We zijn natuurlijk ongelooflijk blij voor Amy Winehouse dat ze eindelijk heeft ingezien dat ze een, eh, probleem heeft en dat ze zich daar best voor laat behandelen. Toi, toi, toi, Amy.

Wat niet zoveel mensen weten is dat de typische Amy Winehouse-sound, dat quasi authentieke sixties soul-geluid, eigenlijk het werk is van haar begeleidingsgroep: The Dap-Kings. Samen met zangeres Sharon Jones vormen die het uithangbord van Daptone Records, een muzikantencollectief dat zich spiegelt aan legendarische soullabels uit de jaren zestig zoals Motown en Stax. Onder de Daptone-vlag varen groepjes als The Mighty Imperials, The Budos Band, The Daktaris en The Poets of Rythm. Die gaan, net als de soulbands uit de jaren zestig, vaak ook allemaal samen op toernee, wat vermoedelijk behoorlijk fantastische concerten oplevert.

De Daptoners spelen klassieke soul. Is dat retro, is dat nostalgie? We vinden het normaal dat er muzikanten zijn die nieuwe dingen maken binnen het klassieke jazz of rockidioom. De mensen van Daptone doen hetzelfde met soul: ze maken nieuwe muziekjes volgens een klassiek stramien. Kijk en luister gewoon naar dit clipje en je begrijpt wat we bedoelen.

Sharon Jones & The Dap-Kings hebben een nieuwe CD uit, 100 Days 100 Nights, waarvan het muziekje uit bovenvermeld clipje de single vormt. Als bonus zit er bij de CD ook een verzamelaar met andere bands die op het label opnemen. Het leuke is dat die plaatjes verwerkt zijn in een DJ-set -Binky Griptite's Ghetto Funk Power Hour- zodat je even het gevoel hebt dat je mee mag luisteren naar Zwarte Radio uit Buurten Waar Je Als Bleekscheet Beter Niet Komt. Best spannend voor witte jongens en meisjes!

(De DJ-set in kwestie kan je ook beluisteren op de website van Daptone. Het duurt wel een eeuwigheid voor je de muziekjes hebt opgeladen, dus in die tijd kan je net zo goed deze CD kopen.)

donderdag 24 januari 2008

Zou het Crucke zijn of Lotti?


Japan-expert doodt poetsvrouw kathedraal (Gazet van Antwerpen, 24.01.08), Electricien wurgt vrouw (website De Standaard, 24.01.08), Bekende operazanger herinnert zich niets van moord (De Standaard, 19.01.08),

Je vraagt je wel eens af wie die titels verzint. De nieuwswaarde van "man vermoordt echtgenote" is, tragisch genoeg, niet zo groot. Het omgekeerde -echtgenote vermoordt man- zou vermoedelijk nog net kunnen. Hoe verkoop je dan de zoveelste moordende man? Hoe maak je zo'n bericht een beetje spannend? Hoe trek je de aandacht van de verwende lezer?

Hoe pakt zo'n redactie dat aan? Doet ze navraag bij vrienden en kennissen van de betrokkenen: hadden ze hobbies? Vreemde voorkeuren? Opmerkelijke letsels of gebreken? Een bekende Vlaming in de familie? Speelden ze in hun jonge jaren in een popgroepje? Ooit de lotto gewonnen misschien?

Bij de Gazet van Antwerpen hadden ze het in dit geval gemakkelijk. En een Japan-expert én een kathedralen poetsende vrouw: dat kom je niet alle dagen tegen. Dat was dus in geen tijd geflikt. Op de webredactie van De Standaard zaten ze daarentegen met de handen in het haar. Na al dat rondbellen wisten ze nog altijd niets beters te verzinnen dan dat de man zijn brood verdiende met electrische leidingen te leggen. Ofwel ging het om een bijzonder saaie man, ofwel zaten ze deze namiddag in Groot-Bijgaarden te slapen.

Dat van die operazanger is trouwens ook best intrigerend. Twijfelde de eindredacteur? Was die niet zeker dat de vermelding operazanger in de titel voldoende de aandacht trok? Was er bijvoorbeeld iemand die opperde: dat is geen nieuws, wat kan je anders van dat goddeloze artiestenvolkje verwachten? Was het daarom dat ze er, voor alle zekerheid, het epitheton bekende aan toevoegden, zodat de lezer onwillekeurig dacht: zou het om Koen Crucke gaan of Helmut Lotti? Dat moeten we lezen! Bingo.

Het is altijd wat op zo'n krantenredactie.

woensdag 23 januari 2008

Liedje voor Orwell


Deze week, 21 januari, was het 58 jaar geleden dat George Orwell overleed. Mensen lezen nog wel eens 1984 of Animal Farm: helemaal niets mee mis, heel mooie boeken. Maar doe jezelf een plezier en lees ook eens Homage to Catalonia, Orwell's verslag van zijn ervaringen als soldaat in de Spaanse Burgeroorlog.

(Op de foto: Orwell als Eerlijk Ambachtsman, bezig zelf een boekenrek te maken. Het leuke is dat je, bij mensen die Orwell hebben gekend, altijd weer leest over dat niet zo geweldig gelukte zelfgemaakte scheve boekenrek waar de schrijver bijzonder trots op was.)

Bij wijze van eerbetoon aan al diegenen die toen, net als Orwell, aan de goede kant stonden, één van de gedichten waar wij de ogen niet kunnen bij droog houden. Niet van Orwell, maar van Herbert Read, anarchist en kunstcriticus.

A SONG FOR THE SPANISH ANARCHISTS

The golden lemon is not made
but grows on a green tree:
A strong man and his crystal eyes
is a man born free.

The oxen pass under the yoke
and the blind are led at will:
But a man born free has a path of his own
and a house on the hill.

And men are men who till the land
and women are women who weave:
Fifty men own the lemon grove
and no man is a slave.


dinsdag 22 januari 2008

Goede manieren


Waarden en normen, normen en waarden. Het komt ons, eerlijk gezegd, de oren uit. Een vechtpartij op school, gedonder met allochtone snotneuzen, frauderende boekhouders? Voor je het weet is er wel weer iemand die oppert dat het allemaal een gevolg is van de teloorgang van waarden en normen.

Onze diepgelovige voorouders kregen elke zondag van meneer pastoor de Tien Geboden ingehamerd: dat waren pas waarden en normen. Dat belette ze echter niet om, zoals het in Exodus 20:1-17 wordt geformuleerd, te echtbreken, dood te slaan, te stelen, een valse getuigenis te spreken tegen hun naaste, of diens huis, vrouw, dienstknecht, dienstmaagd, os of ezel te begeren.

We botsen hier op de misvatting dat Grote Maatschappelijke Problemen vanzelfsprekend ook een beroep op Hoge Woorden en Fundamentele Principes veronderstellen. Dat is, menen we, een denkfout. In het dagelijkse leven vormen Hoge Woorden en Fundamentele Principes veelal een belemmering voor het maatschappelijk verkeer. Als twee mensen ruzie hebben over wie de afwas moet doen komen ze er wel uit. Als ze de fout begaan dat domestieke debat in principiële termen te voeren (De Vrijheid Om De Afwas Te Doen Wanneer Ik Dat Wil versus De Onrechtvaardigheid Van Ik Moet Hier Altijd Alles Doen In Dit Huis) wordt dat al moeilijker.

Eigenlijk, dat verliezen we wel eens uit het oog, gaat het meestal wel goed in het sociale verkeer. Slechts bij grote uitzondering wordt er frontaal gebotst. De mens, zo blijkt, is in regel geen wolf voor de mens. En dat komt niet, denken we, door normen en waarden. Dat heeft, in tegendeel, in belangrijke mate te maken met vaak veronachtzaamde kleine dagelijkse deugden. Die moeten we elkaar aanleren en, vooral, zelf in de praktijk brengen.

Waarover gaat het dan? Over goede manieren. Over hoffelijkheid en beleefdheid, bijvoorbeeld: op de trein je plaats afstaan voor zwangere medereizigsters, niet voordringen bij het opstappen, de deur vrijhouden, vriendelijk vragen of men zijn voeten van de bank wil halen.

Waarden en normen: dat is het probleem verschuiven naar de anderen, naar de samenleving. Dat is gemakkelijk, dat verplicht je tot niets. Goede manieren moet je zelf doen. Dat is karaktervorming. Dat is een stuk moeilijker en dus minder populair.

(Dit stukje vormt de aankondiging van een nieuwe reeks. Voortaan zullen we het op regelmatige basis hebben over de geschiedenis, de sociologie, de theorie en de praktijk van goede manieren. Iemand moet het toch doen.)

maandag 21 januari 2008

Meertaligheid en diepvrieskip


Vlamingen en taal, het blijft behelpen. Zo wordt er dezer dagen hard tegen onzacht gedebatteerd over de kwestie of er aan onze hogescholen en universiteiten meer in het Engels moet worden gedoceerd. Provincialist, roep de één. Uitverkoop van de Nederlandse taal en cultuur, antwoordt de ander. Taalstrijd onder het eigen volk.

Vlaams parlementslid en Brusselaar Sven Gatz schreef op zijn website een vrolijk stukje dat bewijst dat particularisme en universalisme perfect kunnen samengaan: hij bepleit meertaligheid, maar dan wel in het Brusselse dialect.

Hoe gaat het trouwens nog met onze dialecten? Ongemeen goed, zou je denken als je wel eens televisie kijkt. Wie de lachers op zijn hand wil krijgen, voert een typetje op dat streektaal spreekt: succes verzekerd. Opletten dialectsprekers! Streektalen die louter voor lolbroekerij worden gebezigd, zijn als streektradities die nog alleen door de toeristische sector in stand worden gehouden.

Dit gezegd zijnde: het valt wel op dat het komische dialectgebruik meegaat met zijn tijd. De nieuwste productie van het Echt Antwaarps Teater heet Mijn Poolse Kuisvrouw en de meest recente Brusselse grap die we hoorden gaat over Viagra.

Doe es ne man en daan eit ne paupegoe en da bisjke zit gewuun los want t'es echt een braveke. Da menier goe no den apotheiker en kuupt doe een doesjke viagrapillekes. Ei komt doe mei thausj en ei es e wa nerveus en loit da duske valle - al dei pille op de grond. Allei hij ropt dei op en natuurlijk eitem ien loete ligge datem ni gezien eit. Da paupegoe vliegt rond en slikt da pilleke in. Da begint do lielek te doen 't ei ginne noam, zwiete, bloeze, stuume, ruud uitsloage vanalles. Da pei paast: ai sabiet valtem duud - ik zal effkes in mijn deepfriezer steike datem e wa afkoelt.
Natuurlijk da pei verget dat zijne paupegoe in zijne deepfriezer stekt en na een uur paastem doe ienekie op- ochiere ochotte mijn biejke - hij trekt dane deepfriezer ope en da paupegoe stoet du no te stuume, te bloeze, gloeiende hiet, ruud. Ik zeg a mo da awel, zeit da pei: leg ma da na ne ki uit. Ga zit ei al bekanst mier dan een uur in daan deepfriezer en na zedde ga no ni afgekult. Awel ja zeit da paupegoe: ge zegt dou nog zu iet ..... probeit gaa ne ki een vervroze kiek te poepe.....


(Met dank aan native speaker D.K. uit N. De kip op de foto maakt reclame voor haar streek: Le Pays de Bresse)

zondag 20 januari 2008

Leve de Luipaarden


Drank en vrouwen, protectionisme of corruptie? Wat verklaart de spectaculaire afgang van het Zaïrese nationale elftal op het WK van 1974? Voorlopig houdt de wetenschap het op een mengeling van alledrie. Dat leggen we even uit.

(Voor wie niet zo van voetbal houdt: even volhouden. Onderaan staan twee verwijzingen naar leuke Congolese liedjes. Dat maakt veel goed.)

Er is, jongere lezers kunnen dat misschien moeilijk geloven, een moment geweest waarop het niet zo slecht ging met onze ex-kolonie. De late jaren zestig en vroege jaren zeventig zat het Zaïre mee. Mobutu’s staatsgreep bracht tijdelijk stabiliteit, de grondstofprijzen leken wel eeuwig te stijgen en buitenlandse investeerders beloofden gouden bergen. En of het niet opkon: het nationale voetbalteam bleek onklopbaar. In 1968 en 1974 veroverde Zaïre de Afrikaanse landenbeker. In datzelfde jaar kwalificeerde het zich ook als eerste zwart-Afrikaanse land voor de wereldbeker.

Daar ging het dramatisch fout. De eerste wedstrijd tegen Schotland viel, achteraf bekeken, nog mee: de Léopards verloren weliswaar met 0-2, maar het individueel technisch talent van de Zaïrese spelers werd alom geloofd en geprezen. Dat het tactisch en ook fysiek allemaal wat rammelde werd met de mantel der liefde bedekt. De tweede wedstrijd, tegen Joegoslavië, was een ramp: Zaïre werd met 0-9 ingemaakt. Zo’n monsterscore was nog nooit op een WK vertoond.

Paniek in het Zaïrese kamp: de volgende wedstrijd was immers tegen regerend wereldkampioen Brazilië. Telefoon vanuit Kinshasa: als de ploeg met meer dan drie doelpunten verschil verloor, mochten de spelers het bij hun terugkeer komen uitleggen bij de president-fondateur zelf.

Het Zaïrese team betrad het veld met knikkende knieën. Er werd gespeeld alsof hun leven er van afhing, wat vermoedelijk niet zo ver bezijden de waarheid was. De Léopards slaagden er effectief in het verlies tot 3-0 te beperken. Deze scène, waarbij verdediger Mwepu Ilunga bij een Braziliaanse vrijschop uit het muurtje wegstormt en zelf de bal wegtrapt, illustreert de wanhopige vechtlust van het Zaïrese team.

Waarom ging het allemaal zo verschrikkelijk fout? De opgang van de Léopards viel samen met Mobutu’s Zaïriseringscampagne. Alle in het buitenland spelende internationals moesten voortaan in de nationale competitie uitkomen. Om te vermijden dat ze bezweken voor aanbiedingen van buitenlandse clubs werden ook alle internationale contacten vermeden. Dat was de factor protectionisme. En het gevolg laat zich raden: bij gebrek aan stevige concurrentie stagneerde het Zaïrese voetbal.

Om de internationale spelers tevreden te houden werd ze evenwel niets ontzegd. Ze kregen mooie huizen en leefden als prinsen. Er wordt verteld dat ze meer tijd doorbrachten in de bars dan op het voetbalveld. Dat was de factor drank en vrouwen. Niet zo bevorderlijk voor de fysieke conditie, natuurlijk.

En de factor corruptie? Een kwartier voor de Léopards tegen Joegoslavië op het veld moesten, vernamen ze dat de bondsbestuurders met hun geld waren gaan lopen. Er was behoorlijk wat overredingswerk nodig om de ploeg alsnog het terrein op te krijgen. Dat er op dat moment aan andere dingen dan aan voetbal werd gedacht valt te begrijpen. Dat verklaart de pandoering die ze van de Joegoslaven kregen.

Hoe verklaren we echter de tegenvallende resultaten van onze eigen jongens? De inzet, zoals vandaag tegen het tweede gerangschikte Poppel, is groot. Daar niet van. Er wordt bij momenten zelfs goed gevoetbald, maar er wordt -we schreven het al vaker- teveel gepingeld: altijd maar weer de bal proberen rondspelen. Zo worden kansen verprutst en vallen er gaten in de verdediging.

Ach, het kan altijd erger. In 1974 kelderden de koperprijzen en belandde de Zaïrese economie in een crisis die ze nooit te bovenkwam. De Léopards vielen na hun terugkeer in ongenade, kregen geen fatsoenlijk contract meer en de meesten geraakten aan lager wal. Zo’n vaart zal het bij ons wel niet lopen.

(Een mooi sfeermuziekje: hier even klikken voor een klassieke Congolese rumba: uit 1968 Pole Mzee, door Tabu Ley Rochereau. Prettiger dan dat kunnen we het niet maken. En dezelfde Tabu Ley met Vive les Léopards, een loflied op het nationale voetbalteam, na het behalen van de Afrikaanse beker in 1968. Met dank aan kinshasa kiesse, een leuke blog over all things Congolese.)

zaterdag 19 januari 2008

Baas van de hele wereld


Zou het niet beter zijn, vroegen ze zich laatst af bij De Standaard, wanneer de hele wereld kon meestemmen voor de Amerikaanse president. Immers: de uitslag van die verkiezing raakt ons allemaal. Wie er in het Witte Huis zit is belangrijker voor het leven van alledag dan wie in de Wetstraat zetelt. Moeten we dan niet allemaal kunnen meebepalen wie baas wordt van de hele wereld? Ja en neen.

Dat van die invloed klopt natuurlijk. Maar stel je even een wereld voor waar we verkiezingen houden op basis van kosmopolitische beginselen: iedereen, overal ter wereld, mag meestemmen voor een wereldparlement. Wat krijg je dan? Het Eurovisiesongfestival in het kwadraat. Daar stemmen alle Turken uit heel Europa op de Turkse kandidaat en geven alle ex-Joegoslavische naties, alsof er nooit een oorlog is geweest, elkaars liedjes een tien.

Gek eigenlijk hoe initiatieven om de volkeren dichter bij elkaar te brengen altijd weer vooral het nationalisme aanwakkeren. Zo'n mondiale parlementsverkiezing wordt toch ook weer stemmen voor het eigen volk. Dan kan je net zo goed alleen maar nationale verkiezingen houden.

Terug naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Wie graag had meegestemd kan alleszins doen alsof. De Volkskrant en de gratis krant Dag bieden op hun site een stemwijzer aan. En ook op de site van het Instituut voor Publiek en Politiek kan je te weten komen welke Amerikaanse kandidaat jouw stem verdient. Net echt!

(Foto: Tim Llewellyn, oorspronkelijk op deze site)

vrijdag 18 januari 2008

Ondoorgrondelijk, die wegen van God


Nu het nog kan, voor het filmpje van Wilders over de islam uitkomt en we weer vertrokken zijn voor een zoveelste rondje rituele verontwaardiging versus principiële borstklopperij: Jezus en Mo.

Jesus and Mo verschijnen ongeveer wekelijks op het web en zijn de creatie van een, vermoedelijk Brits, cartoonist die zich Mohammed Jones noemt.

Jezus en Mo wonen samen en hebben niet zoveel om handen. Om de tijd te doden zitten ze nogal vaak in de lokale pub, The Cock and Bull, waar ze in discussie gaan met de Barmeid. Die discussies gaan steevast over theologische kwesties. De Barmeid is atheiste. Jezus en Mo vinden dat nogal eng en proberen haar, tot hiertoe zonder veel succes, op andere gedachten te brengen. Af en toe komt ook Mozes op bezoek. Jezus en Mo vinden Mozes een beetje soft en multicultureel en proberen hem dan ook opnieuw op het rechte pad te krijgen.

Op het prentje bovenaan -als je er op klikt wordt het groter- zitten onze jongens weer eens in zak en as. De Barmeid heeft ze een argument voor de voeten geworpen waar ze niets tegen kunnen inbrengen. In dit geval: er zijn allerlei feitelijke bewijzen voor de evolutietheorie, maar niet voor het scheppingsverhaal. Jezus en Mo zittend pruilend op een bankje. Mo spreekt de onsterfelijke woorden: Reality should show more sensitivity towards people's deeply held religious beliefs. Doek.

Gelukkig is er nog de Pakistaanse regering die systematisch de websites blokkeert die de Jesus and Mo-cartoons verspreiden. De Pakistaanse regering ijvert ook voor een wereldwijd verbod.

Dat vinden we nu opmerkelijk. Als God werkelijk zo almachtig en alwetend is: waarom plukt Hij dan niet gewoon Zelf die beledigende cartoons van het web? Waarom doet God nu uitgerekend een beroep op de Pakistaanse regering? Met alle respect: maar die is niet echt een toonbeeld van daadkracht en efficiëntie, lijkt ons. Ondoorgrondelijk, die wegen van God.

donderdag 17 januari 2008

De snelst fietsende groentenboer


De mooiste boekhandel ter wereld staat in Maastricht. Deze week viel de vestiging van Selexyz in de vroegere Dominicanenkerk in Maastricht in de prijzen. Terecht, als je bovenstaande foto ziet. Onmiddellijk schoten de Vlaamse kwaliteitskranten in actie om ook de mooiste boekhandel uit eigen land te bekronen. Dat werd Posada Art Books in Brussel. Ook een heel mooie winkel, daar niet van.

Maar eigenlijk gaat het om een enigszins irrelevante kwestie. De uitverkiezing van de mooiste boekhandel, dat is vergelijkbaar met de bekroning van de snelst fietsende groentenboer of van de orthopedisch chirurg die de meeste gedichten uit zijn hoofd kan reciteren. Een leuk aardigheidje, maar weinig ter zake doend. Van de groentenboer verwachten we smakelijke prei, van de chirurg dat hij slecht functionerende ledematen weer doet werken. Hun respectievelijke fietsprestaties of declamatorische vermogens maken weinig indruk als de groentjes verlept blijken te zijn of de operatie mislukt.

Een boekhandel, daar willen we het over hebben, moet een ruim en goed geordend aanbod hebben, moet personeel in huis hebben dat opvolgt welke nieuwe boeken verschijnen, moet handige openingsuren hebben, moet je eventueel uitleg kunnen geven en assistentie verlenen, moet je de tijd en ruimte laten om je potentiële aankopen te wikken en te wegen: om te lezen, te bladeren, om er even bij te gaan zitten. Een mooie boekhandel is niet noodzakelijk ook een goede boekhandel.

Eén van de beste boekhandels in Brussel is vermoedelijk niet speciaal mooi. Sinds iets meer dan jaar vind je op de Kunstlaan (avenue des Arts) 39-40 boekhandel Filigranes. De boekhandel is, je kunt er moeilijk naast kijken, groot: 1700 m² de pur plaisir zeggen ze zelf. Het aanbod is indrukwekkend ruim. In hoofdzaak Franstalig, uiteraard, maar in de kelder bevindt zich ook een goed uitgeruste Engelstalige afdeling. Een flink aanbod strips, een behoorlijke keuze kunstboeken. Veel filosofie en sociale wetenschappen. Veel reizen, veel policiers.

Filigranes is -en daar zijn we zeer van gecharmeerd- elke dag van de week open. Ook op zondag, dus. (Een uitermate geruststellende gedachte dat je, als je het echt niet meer kan houden, ook op zondag alsnog naar de boekenwinkel kunt.) Je kan er ook een hapje eten, je kan er rustig aan een tafeltje aanschuiven en je boekenkeuze van alle kanten bekijken of er alvast beginnen in te lezen.

Ook bijzonder: je kunt er je huwelijkslijst deponeren. En ook voor bar mitzvah's houden ze geschenkenlijsten bij. Mazel Tov!

woensdag 16 januari 2008

Vaste huurprijzen


Economen kunnen overtuigend uitleggen waarom vaste huurprijzen geen goed idee zijn. Dan wordt er niet meer geïnvesteerd in nieuwe huurwoningen, dan verwaarlozen eigenaars hun huurwoningen, dan ontstaat er een zwarte markt waar de regels van vraag en aanbod wel gelden. Resultaat: de arme huurders, waarvoor de maatregel was bedoeld, zijn nog minder goed af.

Dat klopt natuurlijk allemaal. Voorstanders van vaste huurprijzen beperken zich meestal tot het ontkennen of minimaliseren van de door economen voorspelde effecten. Dat is een zwaktebod. Er bestaat, lazen we deze week, immers ook een goed substantieel argument: vaste huurprijzen zijn goed voor de horeca en daardoor voor de samenhang van de buurt. We verklaren ons nader.

De Amerikaanse socioloog Ray Oldenburg schreef een boek over wat hij third places noemt (The Great Good Place, Marlowe & Company, New York, 1999). Dat zijn plekken, anders dan thuis of op het werk (de eerste twee plaatsen), waar je elkaar ontmoet, rondhangt, een praatje maakt. Cafés zijn de archetypische third places.

Dat soort plekken, stelt Oldenburg, zorgen eigenlijk voor de samenhang van buurten. Daar wordt wat sociologen sociaal kapitaal noemen gemaakt: mensen leggen er, als ze dat willen, contacten, zetten eventueel samen dingen op, helpen elkaar waar mogelijk en nodig. In een buurt met veel sociaal kapitaal lopen de dingen meestal ook niet uit de hand: er is sociale controle, er is enig verantwoordelijkheidsgevoel, er wordt met elkaar gepraat.

Oldenburg vergelijkt de horeca in een aantal landen. Frankrijk komt er het best vanaf. Daar voldoen de meeste cafés aan wat je van een third place kan verwachten. Elders zijn cafés anonieme plekken waar mensen in eenzaamheid drinken en tegen televisieschermen aankijken. Cafés die om de haverklap van eigenaar en van karakter veranderen. Cafés die geen cafés meer zijn.

Wat verklaart die Franse uitzonderlijkheid? De vaste huurprijzen, aldus Oldenburg. De Franse huurprijzen waren tot het midden van de jaren zestig bevroren en ook nu nog huren nogal wat mensen aan die oude tarieven. Daardoor bleven ze wonen waar ze woonden. En die mensen ontmoetten elkaar in hun vrije tijd vanzelfsprekend in de buurtcafés. Zo werden die cafés echte third places en functioneerden ze ook als het kloppend hart van de buurt.

Dat is tot op grote hoogte nog altijd zo. Franse cafés trekken zich niets aan van trends. Je zit er nog altijd aan dezelfde tafeltjes als die waaraan mensen in 1925 (zie foto) zaten. Garçons zijn volwassen mannen met enige beroepstrots, geen lapzwanzen van jobstudenten zoals elders. Franse cafés hebben meestal zelfs geen naam: dat hoeft ook niet. Als je afspreekt in het café weet iedereen waar je bedoelt: bij jou in de straat, natuurlijk.

Franse cafés doen dienst als ontmoetingsplek, als bureau, als studeerruimte, als vergaderlokaal, als wachtkamer voor de dokter. Er werden romans geschreven en revoluties gepland. Oude mensen vinden er aanspraak. Timide mensen worden er met rust gelaten.

Als je het op die manier bekijkt: zo gek nog niet die vaste huurprijzen.

dinsdag 15 januari 2008

Inburgeringsstripalbum


Hoe gaat het nog met Suske en Wiske? Eerder gaven we ze het voordeel van de twijfel. Voor het eerst sinds lang leek de dagelijkse strip weer ergens op, vonden we. Ook het nieuwe verhaal, De Elfstedenstunt, is alleszins goed begonnen.

Waarover gaat het? Wie van plan is de avonturen van onze helden dagelijks in de krant te volgen raden we aan de volgende paragraaf over te slagen, kwestie van de pointe niet te verklappen.

Het avontuur begint op een zonnige lentedag. Lambik wordt plots lastiggevallen door een mannetje dat vriesstralen afschiet. Suske en Wiske achtervolgen het vriesmannetje tot aan het laboratorium van professor Barabas. Hij vertelt hen dat er een experiment is misgelopen en dat hij het vriesmannetje per ongeluk uit het verleden naar hier heeft geflitst. Suske en Wiske reizen het mannetje achterna naar het 15e-eeuwse Friesland, waar al jaren een strenge winter heerst doordat Frostia, de winterheks, de lentefee Frisia gevangen houdt. De enige manier om haar te bevrijden is de elf aardmannetjes en de winterheks verslaan, maar hiervoor hebben ze nog maar één dag de tijd. Suske en Wiske schaatsen langs de elf Friese steden in een wanhopige poging om de lente terug in het land te brengen.

De Elstedenstunt, dat is ons in Vlaanderen een beetje ontgaan, fungeert in Friesland als een soort inburgeringscursus voor nieuwkomers. Op de site van Sus en Wis, waar we ook bovenstaande synopsis haalden, lezen we:

Op 11 december is het album gepresenteerd in het Provinciehuis te Leeuwarden. De eerste exemplaren worden dan overhandigd aan Commissaris van de Koningin Ed Nijpels en gedeputeerde Jannewietske de Vries. Tijdens deze bijeenkomst zal ook een Friese versie van het album, getiteld De alvestêdestunt, worden gepresenteerd. Deze uitgave wordt door de provincie opgenomen in het welkomstpakket 2008 dat wordt uitgereikt aan mensen die in dat jaar in de provincie komen wonen.

Het inburgeringsstripalbum: dat is goed gevonden. Zelf kennen we twee nieuwe Vlamingen die hun uitstekende beheersing van de Nederlandse taal ontlenen aan een intensieve onderdompeling in de verhalen van FC De Kampioenen. Allebei vinden ze overigens dat ze zo de Vlamingen nog het best hebben leren begrijpen.

Dat zegt vermoedelijk veel over ons. Wat precies, willen we vermoedelijk liever niet weten. Mijn gedacht.

maandag 14 januari 2008

Blote voetenvoetbal


In 1950 kwalificeerde India zich voor het WK voetbal in Uruguay. Maar omdat de internationale voetbalbond de reglementen veranderde en verbood dat spelers op blote voeten speelden, verkoos India thuis te blijven.

Indiase voetballers speelden meestal blootvoets. Dat weerhield de nationale ploeg alleszins niet om zich te kwalificeren voor de Olympische Spelen van 1948 en 1952. In 1948, in Londen, verbaasde de Indiase ploeg de sceptische toeschouwers en tegenstrevers met haar sterke spel. De ploeg maakte na de Spelen nog een Europese toernee waarbij ze ondermeer Ajax versloeg. (Sommige van onze voor PSV supporterende vrienden zullen dit graag lezen.) In 1952, in Helsinki, was het, op blote voeten in bijzonder bar weer, enigszins minder. Tegen Joegoslavië gingen ze met 10-1 de boot in.

Dat halen we allemaal uit een bijzonder leuk voetbalboek: De Maradona van China en andere landen. Een wereldreis van de Nederlandse journalist Wiep Idzenga (Houtekiet/Atlas, 2007). Idzenga gaat op exotische locaties -Nepal, Mongolië, Pakistan, India, Thailand, Birma en nog wel wat landen- op zoek naar de grootse voetballers uit de nationale geschiedenis. Dat levert, uiteraard, voor voetballiefhebbers fantastische verhalen op.

Hebben ook mensen die niet zo voetbalminded zijn er wat aan? Vermoedelijk minder, hoewel Idzenga met veel enthousiasme de zeldzame charmes en vele ongemakken van avontuurlijk reizen beschrijft. Zelf besluiten we dan: met de trein naar de Belgische kust is ook al mooi. Maar andere mensen krijgen wellicht alleen maar meer zin om aan de andere kant van de wereld in gore hotelletjes te slapen, beroofd te worden op de bus en ziek te worden van bedorven eetwaar. Wij houden uiteraard niemand tegen.

En hoe kwamen onze jongens het weekeinde door? Het hangt er van af hoe je het bekijkt. Vorig jaar kreeg Maccabi een 9-1 pandoering in Merksplas. Gisteren speelden ze er 1-1 gelijk. Helemaal niet slecht, dus. Ware het niet dat onze jongens dit seizoen wel bijzonder vaak gelijk spelen. Al zeven keer, leren de statistieken: meer dan alle andere teams in de reeks. Dat belichaamt uiteraard bijzonder consequent de almaar kleiner groeien-gedachte, maar een klinkende overwinning mag ook wel eens. Voorlopig staan we in de degradatiezone. Dat moet beter kunnen.

(De mooie voetbalfoto bovenaan haalden we hier.)

zondag 13 januari 2008

Abortus en zedenverval


Welmenende mensen vinden dat je de dialoog tussen de levensbeschouwingen moet bevorderen. Al die verschillende religies en zienswijzen, dat kan gemakkelijk fout lopen. Daarom moeten we met elkaar praten over onze diepste overtuigingen, vinden ze. Daardoor verdwijnen misverstanden en ontdekken we dat we eigenlijk allemaal hetzelfde willen. Tot zover de theorie.

Nu de praktijk. Gisteren was het erg lang wachten op de bus. Voor je het weet maak je dan een praatje met elkaar. Op de bus werd het gesprek voortgezet. Een oudere man die zich naast ons had gezet introduceerde, nadat we onderwerpen als het openbaar vervoer en het weer uitputtend hadden behandeld, een nieuw thema: de christelijke tradities. Daar was het niet zo best mee gesteld, vernamen we. En dat verklaarde dan ook waarom alles vandaag in het honderd liep.

Tja, wat zeg je dan? Niets zeggen is onbeleefd, een echt antwoord geven leidt alleen maar tot ruzie. En dus probeerden we het gesprek in een andere richting te duwen. Dat ging eventjes goed, maar onze vriend wou toch ook nog van alles kwijt over thema’s als abortus en zedenverval. Ook daar had hij behoorlijk stellige meningen over.

Welmenende mensen van de dialoog tussen de levensbeschouwingen: wat doe je in zo’n geval? Uiteraard kan je zo’n man niet overtuigen. Zo’n man luistert al zijn hele leven alleen maar naar zichzelf. Stel dat je in debat gaat: dan worden de tegenstellingen toch alleen maar groter? Dan escaleert een vriendelijk praatje op de bus toch snel tot een heuse ruzie? Neen, wij geloven niet zo geweldig in die dialoog.

Onder beschaafde mensen ga je onderwerpen uit de weg waarvan je weet dat ze voor verdeeldheid zorgen. We schieten nog het best op met elkaar wanneer we onze gesprekken beperken tot veilige onderwerpen. Gewoon met elkaar opschieten is, vinden we, trouwens al heel wat. Als je de verwachtingen opschroeft wacht onvermijdelijk de ontgoocheling: het zou wel eens kunnen zijn dat, als we echt met elkaar praten, we elkaar een stuk minder sympathiek vinden.

De daad bij het woord voegend hebben we onze busgenoot nog een fijne dag gewenst en zijn we een paar haltes vroeger afgestapt. Conflicten ga je nog het best uit de weg, vinden wij. En zo hadden we nog een fijne wandeling ook.

(Afbeelding: cartoon van Tom Janssen, Trouw 26.09.06. Te vinden op de site van het Nederlandse persmuseum)

zaterdag 12 januari 2008

Belgen zijn eigenlijk Turken


Een Turkse kennis vertelde ons ooit dat wij Belgen niets begrepen van het Koerdische probleem. Koerden, legde hij uit, bestonden eigenlijk niet. Het waren gewoon Turken. Bergturken om precies te zijn. En doordat die Turken daar afgelegen ver in de bergen leefden, hadden ze hun Turks verleerd.

Toen dachten we nog: o jee, hopelijk krijgen onze Vlaamsnationalisten dat nooit te horen. Voor je het weet spreken die over onze Waalse landgenoten als zijnde Bergvlamingen: verloren gelopen in de Ardennen en daardoor het Nederlands verleerd.

Gelukkig is het allemaal veel eenvoudiger: Belgen zijn eigenlijk gewoon Turken, zoals onderstaand bericht uit De Volkskrant (08.01.08) leert. De wetenschap bewijst het.

Belgen zijn geen Belgen. Zij zijn de afstammelingen van de Turkse Oguz-clan die zich duizenden jaren geleden aan de Noordzeekust vestigde.
Dat beweert althans de medisch bioloog prof. Ahmet Arslan van de Universiteit van Gaziantep in Zuidoost-Turkije. Toen de Seldsjoekische tak van de Oguz-clan in Centraal Azië een staat stichtte, heette hun hoofdstad Genk. Net zoals de gelijknamige Belgische stad, meent Arslan.
Dat niet alleen, het Belgische Genk heeft een tweekoppige adelaar in het stadswapen. Ook de Ogus-clan gebruikte dat teken. En het definitieve bewijs van zijn gelijk ligt volgens professor Arslan in het feit dat de inwoners van Genk donkerharig en licht van huidskleur zijn. ‘Precies als de Oguz-clan’, aldus Arslan tegen het persbureau Anatolië.
Arslan schuwt het grote gebaar niet, want plots blijkt dat ook bepaalde Koerdische stammen, zoals de Kazikurtlari, eigenlijk deel uitmaken van de Oguz-clan.
Zijn genetisch onderzoek wijst uit dat de voornaamste migratieroute vanuit Centraal-Azië naar West-Europa noordelijk en noordwestelijk van de Kaukasus liep. Als gevolg van deze migratiestromen zijn er volgens Arslan nauwe bloedbanden tussen Europeanen en Turken.


(De afbeelding: een mooie oude foto uit de tijd van het Ottomaanse Rijk: Yeni Cami bij het licht van de maan, Constantinopel)

vrijdag 11 januari 2008

Mensen zijn niet slim


Mensen zijn niet slim. Ze zoeken veelal informatie die bevestigt wat ze al dachten. Ze onthouden alleen wat in hun kraam past. Ze schatten risico’s verkeerd in. Ze hechten meer geloof aan dingen die hen goed uitkomen. Ze hebben geen oog voor de lange termijngevolgen van hun handelingen. Ze zijn ijdel en laten zich gewillig om de tuin leiden door wie ze stroop aan de baard smeert. Ze zijn lichtgeraakt en verliezen hun geduld als het allemaal wat ingewikkeld wordt. Ze zijn niet in staat hoofd- van bijzaken te onderscheiden.

Ze zijn, als je dat zo allemaal op een rijtje zet, eigenlijk niet zo geschikt om beslissingen te nemen.

En toch doen ze dat de hele tijd. Voor zichzelf en voor anderen. Voortdurend komen ze met geweldige voorstellen om de samenleving nog beter te maken. Vooral wie van de politiek zijn beroep heeft gemaakt wordt om de haverklap door dadendrang gegrepen. En dus worden de er de hele tijd beslissingen genomen, regels bedacht en wetten gemaakt.

Als na een tijdje de rust is weergekeerd wordt het, zou je dan denken, tijd om de gevolgen van al dat beslissen en regelen in kaart te brengen. Heeft de wet ook gedaan wat ze geacht werd te doen, heeft de beslissing de gevolgen die we verhoopten? Maar dat gebeurt meestal niet: de beslissers en samenlevingsverbeteraars hebben dan al lang weer andere dingen aan hun hoofd. Waar ook weer regels voor moeten worden bedacht en beslissingen genomen.

Daarom worden we de hele tijd geconfronteerd met de onbedoelde gevolgen van slecht doordachte beslissingen. Een nogal aangrijpend voorbeeld daarvan staat vandaag in de New York Times. Onder druk van dierenvrienden werd in de Verenigde Staten het slachten van paarden verboden. Politici leek dat een fijn idee. Iedereen vindt paarden nobele dieren. Als je je naam kunt verbinden aan een voorstel om die paarden een waardige oude dag te garanderen, ben je goed op weg om ook een volgende keer te worden verkozen. En zo gebeurde.

En de onbedoelde gevolgen? Tja, dat valt nogal tegen. Oude paarden worden nu opgekocht en uitgevoerd naar Mexico om daar te worden geslacht. In omstandigheden die veel minder diervriendelijk zijn dan destijds in de VS. Oeps, dat was nu ook weer niet de bedoeling.

Mensen zijn niet slim. Paarden vermoedelijk ook niet, maar daar gaat het nu niet over.

(Het bejaarde paard op de tekening hierboven komt uit -we citeren- STORIES ABOUT ANIMALS. WITH PICTURES TO MATCH BY FRANCIS C. WOODWORTH, EDITOR OF "THE YOUTH'S CABINET," AUTHOR OF "STORIES ABOUT BIRDS," &c. BOSTON. PHILLIPS, SAMPSON AND COMPANY. 1851. Dat boek kan je hier lezen.)

donderdag 10 januari 2008

Het wonder van de winkelwagentjes


Vijftig jaar geleden opende de eerste supermarkt van het land zijn deuren: op het Flageyplein in Elsene. Dat herdenken ze vandaag, net om de hoek, met een bescheiden maar best boeiende tentoonstelling. Veel nostalgie en jeugdsentiment natuurlijk: oh kijk, zulke kopjes hadden we thuis ook en daar, die blikken stroop, herinner je je die nog? Het verdient dan ook aanbeveling om uitsluitend met mensen uit je eigen leeftijdsgroep te gaan, kwestie van zelfrespect en zelfbehoud.

En hebben we ook iets geleerd? Ja, hoor. Over hoe we destijds de Amerikanen op kosten jaagden en over het wonder van de winkelwagentjes.

Toen de Amerikanen destijds het concept van de supermarkt aan ons probeerden te verkopen botsten ze op een probleem waar ze niet aan hadden gedacht. De Belgen betrouwden het niet. Was dat allemaal wel proper, zo'n winkel waar iedereen overal met zijn tengels kan aanzitten? Het gevolg was dat de spliksplinternieuwe hypermoderne supermarkten, waar alles kraaknet was en blonk en schitterde, zich verplicht voelden grootse informatiecampagnes op te zetten om uit te leggen dat bij hen alles echt wel voldeed aan de Strikste Normen van de Hygiëne en dat er regelmatig controles plaatsvonden door Officiële Instanties.

En dat terwijl die Belgen zonder verpinken groezelige buurtwinkeltjes bezochten waar wat ze kochten in het beste geval in een oude krant werd gerold en waar ze nog nooit een inspecteur van volksgezondheid hadden gezien. Hadden we daar die Amerikanen even mooi liggen!

Het wonder van de winkelwagentjes dan. Het winkelwagentje werd uitgevonden in 1937 en zag er toen, leer je op de tentoonstelling, net zo uit als de winkelwagentjes die we vandaag gebruiken. Dat kom je zelden tegen: een voorwerp dat van de eerste keer precies is zoals het moet zijn. Winkelwagentjes voldoen dan ook perfect aan de Drie Universele Wetten van Goede Design. Eén, het voorwerp in kwestie suggereert zelf wat je er kan mee doen. Twee, het doet wat het moet doen en niets meer of minder. Drie, je kan het niet kapotmaken of verkeerd gebruiken. Hoed af voor de mensen die dat eerste wagentje bedachten.

Meer over goede en slechte design lees je bij Donald A. Norman in The Design of Everyday Things, Basic Books, New York, 2002.

woensdag 9 januari 2008

Museum-musea


Vorig jaar waren ze bij Spirit een hele tijd erg blij. Mensen die op de website van De Standaard de stemtest invulden, kwamen verbazend vaak uit bij die partij. Dat beloofde veel goeds. En toen moesten we echt naar de stembus en zag het resultaat er enigszins anders uit. Van de links-liberalen bleef vrijwel niets over. Sindsdien zijn ze bij Spirit al een hele tijd veel minder blij.

Het interessante is dat niemand eigenlijk goed weet waar Spirit voor staat. Zij zelf blijkbaar ook niet, want je leest de hele tijd opiniestukken van Spiritisten waar je kop noch staart aan krijgt. Als je het einde al haalt: het vaak lauwe en zouteloze proza is niet erg bevorderlijk voor de appetijt.

Wat Spirit wel heeft, is de Vlaamse minister van cultuur. Maar dat is, vrezen we, niet echt een troef. Deze morgen, geïnterviewd op de radio, maakte de minister ons weer bijzonder slecht gezind. De minister slaagt er maar niet in te onthouden welke meervoudsvorm je gebruikt als je het over meer dan één museum hebt.

Dat is overigens een tot de verbeelding sprekende prestatie. De minister heeft de afgelopen jaren de correcte term vermoedelijk een paar honderd keer gelezen in allerhande beleidsverklaringen, rapporten en decreten. En toch is daar niets van blijven hangen. Voortdurend heeft hij het over musea's. Dat zegt veel over zo'n man. Daarom doen we het vandaag nog één keer voor: museum (enkelvoud) - musea (meervoud). Domoor (enkelvoud) - domoren (meervoud).

dinsdag 8 januari 2008

Het hoofd van Bentham


Gelukkig is er nog de wetenschap. Australische en Nieuw-Zeelandse dieronderzoekers ontdekten: hoogtevrees geeft koeien stress bij het melken (NRC, 8 januari 2008)

Ook koeien hebben hoogtevrees. Veel veedeskundigen dachten tot voor kort dat koeien nauwelijks diepte kunnen zien. Hun ogen, toch al niet goed, zouden daarvoor niet op de goede plek in hun kop zitten.

Dat koeien hoogtevrees hebben is relevant omdat bij veel melkapparatuur sprake is van abrupte hoogteverschillen tot een meter, opdat degene die de melkmachine bedient, gemakkelijk bij de uiers kan. Die hoogteverschillen leveren dus stress op voor de te melken koe, schrijven Australische en Nieuw-Zeelandse dieronderzoekers in het decembernummer van Journal of Comparative Psychology.

Van andere jonge landdieren, waaronder ratten, katten, geiten, varkens, honden, apen, lammetjes en kippen, en van mensenbaby’s was al bekend dat ze hoogtevrees hebben.


Jammer dat de filosoof Jeremy Bentham dat niet meer mocht meemaken. Bentham was vermoedelijk de eerste die dierenrechten bepleitte. Tegenstanders argumenteerden dat zulks absurd was, omdat dieren niet konden praten of redeneren. Flauwekul, aldus Bentham: "a full-grown horse or dog is beyond comparison a more rational, as well as more conversable animal, than an infant of a day or a week or even a month old. But suppose they were otherwise, what would it avail? The question is not, Can they reason?, nor Can they talk? but, Can they suffer? Why should the law refuse its protection to any sensitive being? The time will come when humanity will extend its mantle over everything which breathes."

Het gegeven dat koeien ook hoogtevrees hebben maakt ze weer een stuk menselijker. Daarom verheugen we ons, net als Bentham, over de ontdekking van de Australische en Nieuw-Zeelandse dieronderzoekers.

Bentham liet bij testament vastleggen dat zijn lichaam na zijn dood zou worden opgezet. Dat gebeurde: Bentham is te bezichtigen in Londen, in het University College. Het opzetten van zijn hoofd wou evenwel niet zo geweldig lukken: de filosoof heeft vandaag dan ook een wassen hoofd. Het originele hoofd werd -zoals op de foto afgebeeld- vroeger ook tentoongesteld. Maar omdat studenten er steeds weer mee gingen lopen, wordt het nu achter slot en grendel bewaard.

maandag 7 januari 2008

En de winnaar is...


Feestelijke taferelen overal in de stad na de bekendmaking van de winnaar van de almaar kleiner groeien-Literatuurprijs 2007. Mensen vallen elkaar in de armen, her en der wordt de horlepiep gedanst, goochelaars en potsenmakers vertonen hun kunsten, champagnekurken knallen, vuurwerk wordt ontstoken. Laten we dus maar snel overgaan tot het voorlezen van het juryverslag:

Het leven, lieve lezer, is geen lolletje. En dat is jammer. Dat zou het immers moeten zijn. Die heel korte periode dat je tot de levenden behoort zou één lang feest moeten zijn. Je geweldig amuseren, vriendelijke mensen om je heen, veel liefde en warmte, dat soort dingen. En om onduidelijke redenen lukt dat niet.

Sommige mensen zullen zeggen: pech, dat is nu eenmaal de realiteit. Life is tough and then you die. Of nog: het is allemaal een kwestie van systemen en structuren, niets aan te doen. Het leven is lijden. De winnaar van dit jaar vindt dat, met respect, flauwekul. Ons leven maken we zelf of zouden we zelf kunnen maken. En daartoe geeft hij ons goede raad. In de inleiding schrijft hij:

"Ik heb geprobeerd drie gedachtelijnen te bundelen tot een filosofie voor het dagelijks leven: vrijheid, blijheid en verantwoordelijkheid, of anarchie, mediëvalisme en existentialisme. Het is een manier van leven die ook wel ‘je amuseren’, of ‘doen wat je wilt’ wordt genoemd. De westerse wereld heeft zich, ons, vrijheid, blijheid en verantwoordelijkheid laten afnemen, en ze vervangen door inhaligheid, rivaliteit, eenzame eerzucht, grauwheid, schulden (…)"

In een stuk of dertig hoofdstukjes legt hij uit hoe je kan doen wat je wilt. Hij leert ons ukulele spelen, schoffelen in de moestuin, goede boeken lezen, pintjes drinken, tijd verlummelen en ophouden met ons zorgen te maken over belachelijke dingen. Bijvoorbeeld over stof op de kast:

"Het was ook in het Victoriaanse tijdperk dat de verschrikkelijke gloeilamp is uitgevonden, die zijn genadeloze, onbarmhartige licht op onze vuiligheid en rotzooi werpt. Hoe anders moet het in de achttiende eeuw zijn geweest, toen alles door kaarsen werd verlicht. We zouden het vuil niet hebben gezien, en dus zou er minder hoeven te worden schoongemaakt. Witte kleding was niet zo populair; minder wasgoed dus. Het idee van frisse lakens met een geur van lavendel, dagelijks verschoond, was een victoriaanse uitvinding die eigenlijk bedoeld was om te laten zien hoe rijk je was omdat je je een hele hoop personeel kon veroorloven dat de was deed. Hetzelfde geldt voor uitgestrekte, gladgeschoren gazons: die saaie stukken effen groen bestonden voor de achttiende eeuw niet, evenmin als tennisbanen en croquetvelden. Alles was wat ruiger, en dat betekende minder werk. Huizen roken ook lekkerder: we hadden lavendel in plaats van schoonmaakmiddelen. Welbeschouwd is schoonmaken misschien gewoon een kwestie van verlichting. Als je een schoner huis wilt, draai dan gewoon de lichten uit en steek een kaars aan. Elektrisch licht is de vijand. We moeten af van het koude, harde schijnwerperlicht van het edisoniaanse rationalisme en overgaan op het warme, flakkerende, mooie, genadige, irrationele licht van de kaars. Bij kaarslicht is het niet zo nodig alles brandschoon te houden, gewoon omdat het vuil niet zichtbaar is. Het idee van algemene normen waaraan we ons allemaal moeten houden is een vorm van tirannie. Stel je eigen normen. Doe wat je wilt. Zorg voor jezelf. Steek, in plaats van over de rommel te klagen, een kaars aan. Dan zie je de rommel niet."

Een goed boek is een boek dat je met plezier cadeau geeft aan de mensen die je graag hebt. Dit boek hebben we dit jaar dan ook al cadeau gegeven. En dat kan nog wel eens gebeuren. Wie ons kent, is gewaarschuwd.

De almaar kleiner groeien-Literatuurprijs 2007 gaat naar: ... Tom Hodgkinson voor Leve De Vrijheid. Proficiat, Tom!


zondag 6 januari 2008

Een diepe en zeer persoonlijke belediging


Twee spelers van Standard, Jovanovic en Fellaini, lazen we zaterdag in de krant, krijgen op training ruzie met elkaar. De ene, Jovanovic, geeft de andere een dreun op zijn neus, de andere, Fellaini, mept terug. Welke uitleg geven ze daarbij in De Morgen? "In de moslimcultuur is een slag in het gezicht een diepe en zeer persoonlijke belediging."

Dat is om zoveel verschillende redenen een totaal foute zin. We beperken ons, ook al omwille van onze bloeddruk, tot twee. Eén, het is ongelofelijk stigmatiserend tegenover Fellaini. De man kan voetballen wat hij wil, voor de joernalist van De Morgen staat daar in eerste instantie Een Moslim. Twee, dit getuigt van een verbijsterend paternalisme tegenover de lezers. Joernalist denkt: oei, een moslim die een tik geeft, dat behoeft toelichting. Voor je het weet concludeert de argeloze lezer immers: foute boel, die moslims, dat mept er zomaar op los. Dat moeten we dus snel even duiden in zijn culturele context!

Dat zinnetje over het gebakkelei bij Standard illustreert perfect hoe moeilijk progressieve mensen het hebben met een plurale samenleving. Enerzijds willen ze zo graag dat we kleurenblind worden en dat ras of religie er niet meer toe doen. Anderzijds blijven ze mensen, met de beste bedoelingen, vastpinnen op hun groepsidentiteit: een Belgische voetballer van Marokkaanse komaf is en blijft blijkbaar eerst en vooral een moslim. Overigens: hoeveel culturen kennen ze bij De Morgen waar een slag in het gezicht géén diepe en persoonlijke belediging is? Silly buggers.

En hoe deden onze jongens het deze namiddag? Niet zo best: Maccabi verloor thuis met 1-3 tegen Gooreind. De eerste helft mocht er zijn en de 1-1 bij de rust was een correcte vertaling van het spelverloop. Daarna werd er bij ons weer teveel gepingeld: nutteloos de bal proberen rondspelen in één tijd, pasjes achteruit. En dan vallen, voorspelbaar, de kansen voor de tegenstanders. Overigens: de noeste Kempenzonen van Gooreind leken allemaal wel een kop groter dan die van ons. Gezonde plattelandsjongens, zullen we maar denken. Stadslucht maakt weliswaar vrij, maar je wordt er niet groot en struis van.

Volgende week beter. Zucht.

zaterdag 5 januari 2008

Harry Flashman, R.I.P.


Vandaag gedenken we George MacDonald Fraser die eerder deze week overleed. Fraser verdiende de kost als joernalist, scenarist en screenwriter. Hij schreef de dialogen voor ontelbare actiefilms en ook voor enkele James Bonds. Fraser schreef dat soort dingen om den brode: zolang ze hem betaalden, was alles best. Dat anderen met de eer gingen lopen -op de generiek van nogal wat films waarvoor hij het scenario schreef ontbreekt zijn naam- was voor hem niet zo'n punt.

We gedenken vandaag evenwel Fraser in zijn hoedanigheid van romanschrijver. Fraser is de geestelijke vader van Harry Flashman. Brigadier-General Sir Harry Paget Flashman VC KCB KCIE is zo ongeveer de minst sympathieke held uit de hedendaagse literatuur. Flashman is laf en oneerlijk, hij steelt en bedriegt, hij is zelfingenomen en arrogant, hij is sexist en racist. Flashman is de centrale figuur in een stuk of twaalf romans en duikt als nevenpersonage op in een handvol andere. Flashmans avonturen bestrijken het grootste deel van de negentiende eeuw en ongeveer alle tot de verbeelding sprekende personages uit dat tijdvak komen er in voor.

Fraser ontleende de figuur van Flashman uit een klassiek Engels jongensboek, Tom Brownes Schooldays, van Thomas Hughes uit 1867. In dat boek is Flashman de slechte: de bullebak die de brave Tom Browne het leven zuur maakt. (Browne is zo ergerlijk braaf dat hij als het ware klappen verdient.) Fraser neemt de draad op waar Harry Flashman uit het leven van Browne verdwijnt. Flashman gaat in het leger waar hij, onverdiend en louter als gevolg van misverstanden, de status van held krijgt. Vervolgens bestijgt Flashman, liegend en bedriegend, de maatschappelijke ladder en alles wat een rok draagt.

Flashman ontmoet allerhande grote en kleine historische personages: hij wordt al gauw de gezworen vijand van de jonge Bismarck en de favoriete bedgenoot van Lola Montez, de legendarische courtisane. Fraser schreef de Flashman-boeken als pastiche op klassieke avonturenromans. Royal Flash -hierboven een prentje uit de verfilming met Malcolm MacDowell als Flashman- zit bijvoorbeeld helemaal in de sfeer van The Prisoner of Zenda van Anthony Hope.

Voor gevoelige lezers: het gaat om erg foute literatuur. Flashman is, vinden wij, best grappig en onderhoudend. Maar Flashman is, toegegeven, onsympathiek en vrouwonvriendelijk en praat uitsluitend in politiek erg incorrecte termen over de gekleurde medemensen. Nogal wat critici namen daar aanstoot aan. Nogal wat critici zijn druiloren.

Harry Flashman, R.I.P.

vrijdag 4 januari 2008

Goed nieuws voor evenhoevigen


Als het over reeën en herten gaat denken sommige mensen aan wildschotels en andere aan Bambi. Wij behoren tot de laatste soort. Het is nog erger: op jonge leeftijd werden we op druilerige zaterdagnamiddagen op TV regelmatig met Jody en het Hertenjong geconfronteerd. Persoonlijk denken we dat die film in onze streken meer heeft bijgedragen tot de verspreiding van het vegetarisme dan alle tot hiertoe gevoerde Gaia-campagnes. Zelfs nu nog schiet ons gemoed vol wanneer we aan Jody en Flag, zijn hertenjong, denken.

De film -in het Engels The Yearling- gaat over een jongetje dat een huisdier wil. Als zijn vader -Gregory Peck- een volwassen ree schiet, mag Jody zich over het jong ontfermen. Moeder -gespeeld door Jane Wyman, in het echte leven de eerste vrouw van Ronald Reagan- vindt huisdieren maar niets. Als Flag schade aanricht aan de oogst, is voor haar de maat vol. Moeder schiet op het dier, maar verwondt het alleen maar. Omdat geen hulp meer kan baten, krijgt Jody de opdracht om Flag zelf af te maken.

Verder dan hier zijn we nooit geraakt in de film: bij deze scène biggelden de tranen van langsom meer over onze bolle jongenswangetjes, zodat kijken uiteindelijk onmogelijk werd. We weten pas sinds we de samenvatting hebben gelezen op wikipedia hoe de film afloopt. Veel hebben we al die jaren overigens niet gemist, blijkt nu.

Het moet duidelijk zijn dat wij maar een heel klein hartje hebben als het over reeën en herten gaat. We begroeten elk goed nieuws over deze sympathieke evenhoevigen dan ook met vreugde. Zo lazen we in het blaadje van de natuurvereniging dat er in ons lokale natuurgebied nu ook een ree is gesignaleerd. Het dier komt van de andere kant van de rivier en is blijkbaar overgezwommen. Een fantastische prestatie van die ree, lijkt ons. Toch wel uitzonderlijk, dachten we: een ree in de stad. Maar dat was buiten Amsterdam gerekend, waar ze blijkbaar reeën teveel hebben en het even leek alsof de jacht zou worden geopend. Maar dat is, lezen we vandaag in de Volkskrant, gelukkig niet zo.

Amsterdam ziet geen reden de honderden damherten die zich ten westen van de stad in het duinwatergebied bevinden, af te schieten. Volgens een woordvoerster van wethouder Maarten van Poelgeest zijn de verkeersveiligheid en de waterkwaliteit in het gebied niet zodanig in gevaar dat dit nodig is. De gemeente heeft wel hekken langs de weg geplaatst om de dieren weg te houden van het verkeer, bevestigde zijn zegsvrouw. Waternet, het Amsterdamse drinkwaterbedrijf dat het gebied beheert, sprak eerder dit jaar de zorg uit over de kwaliteit van het drinkwater door de aanwezigheid van de damherten. Het vreesde vooral voor de gevolgen als dieren in het gebied komen te sterven. Maar volgens de gemeente komt de kwaliteit niet in het geding. Waternet trok begin vorig jaar bij de gemeente aan de bel. Directeur Roel Kruize zei toen dat er meer dan 1500 damherten in het gebied zijn en dat door het ontbreken van een natuurlijke vijand de populatie jaarlijks groeit met 30 procent. De gemeente besloot daarop onderzoek te doen naar de problematiek en de mogelijkheden het aantal dieren terug te dringen. ‘Ik ben blij dat we het hebben onderzocht en dat nu blijkt dat de beesten kunnen blijven leven’, zei de GroenLinks-wethouder die al geen voorstander was van het afschieten.

Wij evenmin, Maarten. En massa’s inmiddels oudere jongeren, die destijds dikke kindertranen weenden om Jody en zijn hertenjong, ook niet.

(Op de foto: een installatie van het kunstenaarsduo Maslen & Mehra in de Londense Docklands. Hier haalden we de foto.)

donderdag 3 januari 2008

Naar Gent!


Dit weekeinde gaan onze trouwe lezers naar Gent. Daar haasten ze zich naar het schitterend vernieuwde Museum voor Schone Kunsten en pikken daar, net voor ze sluit, nog de tentoonstelling British Vision mee. Zelf zijn we deze week geweest en dat beklagen we ons geenszins.

Wat is er te zien? Een indrukwekkende collectie Britse kunst van 1750 tot 1950, losjes verzameld rond het thema "observatie en verbeelding". Er hangen topwerken van grote namen: Turner, Constable, Blake, Rosetti, Bacon, Freud. Wij waren het meest onder de indruk van de negentiende eeuwse aquarellisten. Pas als je oog in oog staat met zo'n werk kan je tenvolle het meesterschap begrijpen: hoe bijvoorbeeld een paar minuscule wittoetsen de reflectie van de zon kunnen suggereren. Een ontdekking ook: de schetsen van Napels van de achttiende eeuwse Welshe landschapsschilder Thomas Jones, die het fotorealisme van de jaren 1970 lijken aan te kondigen. Hierboven het werk dat op de tentoonstelling hing, hier meer.

Wat is er, de tentoonstelling samenvattend, nu zo Brits aan de visie die uit de tentoongestelde werken blijkt? Op het niveau van de individuele werken niet zoveel: je kunt vermoedelijk stuk voor stuk zeer vergelijkbare Franse, Nederlandse, Vlaams of Duitse tekeningen en schilderijen selecteren. Als je het geheel overschouwt wel: de houding tegenover de natuur verschilt van die in, bijvoorbeeld, de Franse of Duitse schilderkunst in dezelfde periode.

In de catalogus citeren ze de negentiende eeuwse Franse politicus en historicus Adolphe Thiers: "De Engelsen en de Hollanders nemen vrede met de natuur zoals ze is; ze dromen zich geen betere wereld; ze leggen zich toe op wat ze zien in hun eigen land; dat kopiëren ze exact en zo scheppen ze meesterwerken van natuurgetrouwheid". Je kunt dat net zo goed positief formuleren. Uit deze verzameling blijkt een houding tegenover de natuur die meer ontspannen is: we staan er meer als een gelijke tegenover, er is niet het overrompelende, niet het ontzagwekkende, dat je in dezelfde periode in de continentale schilderkunst ziet. (Besloot met de nattevinger de amateur-kunstfilosoof.)

Nog een ontdekking: Stanley Spencer. Kenden we helemaal niet en hier vertegenwoordigd met wel een werk of zeven. Niet direct het soort werk dat we mooi vinden, maar wel, om dat vreselijke recensentencliché maar eens te gebruiken, interessant. Een merkwaardige uitbeelding van Judas' verraad van Christus, gesitueerd in de achtertuin van zijn ouders, met de buurjongens die toekijken. Een christelijke sociaal-realistische tryptiek over de scheepsbouwers van Glasgow. Een pijnlijk confronterend naaktportret van de schilder, zijn vrouw en een rundsbout. Alleszins een man waar we meer van willen weten en zien.


Bij het buitengaan, in het museumwinkeltje, nog een geweldige vondst: De wolkenbibliotheek (Cossee, Amsterdam), de Nederlandse vertaling van La Théorie des Nuages van Stéphane Audeguy. Nooit van gehoord, ondanks het feit dat het boek met allerlei prestigieuze prijzen werd bekroond. Uit nieuwgierigheid het eerste blad beginnen lezen en niet meer willen stoppen. We zijn inmiddels halfweg en zeer onder de indruk. Een roman over een verzamelaar van boeken over wolken. Met hier en daar uitweidingen over de Britse schilderkunst, wat vermoedelijk de aanwezigheid in het museumwinkeltje verklaart. En nu gaan we verder lezen in ons boek.

woensdag 2 januari 2008

De joodse keuken

De joodse keuken heeft niet zo’n hoog aanzien in onze streken. Dat komt omdat wij vooral vertrouwd zijn met de Oost-Europese versie ervan. En Oost-Europa -katholiek, joods of orthodox- staat niet onmiddellijk bekend als een culinair paradijs. Gerechten zijn vaak variaties op uien, kool en aardappelen. Met knoedels -gekookte deegballen- erbij. Niet zo verfijnd of feestelijk. Maar we laten ons natuurlijk altijd graag van het tegenovergestelde overtuigen.

De betere joodse keuken komt uit het Midden-Oosten, uit Noord-Afrika en uit Italië. Culinaire joernaliste Claudia Roden heeft de hele regio afgereisd en de lekkerste gerechten verzameld. Roden komt zelf uit een Brits-joodse familie en groeide op in Egypte. Zoals dat toen de regel was merkte je als Britse koloniaal niet zoveel van de lokale keuken. Je nam weliswaar een Egyptische kok in dienst, maar die gaf je dan Engelse kookboeken. Zodat je er zeker van was dat er overkookte groentjes, lamsvlees in muntsaus en blancmange op tafel kwamen. Claudia Roden leerde pas koken toen ze, nadat in 1956 Nasser de Britten had buitengezet, in Londen leefde en vrienden uit Egypte vroeg om haar recepten op te sturen.

Een geweldig oriëntaals joods gerecht? Kip met tomaat en honingsaus, met daarbij gele rijst met noten.

Koop een flink uit de kluiten gewassen kip. Kijk niet op een centje: een goede kip mag wat kosten. Doe de kip in stukken. Als je er tegen opziet om een kip te vierendelen: koop dan kippenbillen. Neem een kilo tomaten. Ontvel ze. Dat gaat het makkelijkst door ze even onder te dompelen in kokend water. Haal er de pitjes uit. Snij de tomaat in kleine blokjes. Neem een flinke ui en snij ook die in kleine stukjes. Neem een grote pot. Stoof de ui in wat olie. Doe er de tomaten bij en de kip. Voeg toe: een theelepel gemberpoeder, een theelepel kaneelpoeder, een soeplepel honing, een theelepel saffraan (poeder of draadjes), wat zout en peper. Laat het geheel een flink uur pruttelen op een gematigd vuurtje, met het deksel op de pot. Draai de stukken af en toe om. Als de kip gaar is haal je ze uit de pan. Dan laat je de saus op een hoger vuur inkoken. Als je een beetje een dikkere substantie krijgt roer je er nog een soeplepel honing door. De kip terug in de pot, even opnieuw op temperatuur brengen.

De rijst? Neem losse Basmatirijst. Voor vier personen mag je op 500 gram rekenen. Maak 900 mil kippenbouillon. Je mag daarvoor gerust blokjes gebruiken. Voeg een soeplepel kardemom toe, drie stokjes kaneel en een stuk of zes kruidnagels. Breng aan de kook en laat zachtjes tien minuten doorkoken. Voeg een eetlepel saffraan toe (draadjes of poeder). Voeg de rijst toe en roer alles goed door elkaar. Zet een deksel op de pot en zet het vuur zachtjes. De rijst heeft -kijk ook op de verpakking-ongeveer tien minuten tot een kwartier nodig. Kijk en proef voor alle zekerheid af en toe. Inmiddels hak je telkens drie soeplepels amandelen en pistachenootjes in grove stukken. Samen met drie eetlepels pijnboompitten doe je die in een pan en bak je ze eventjes aan (eens ze kleur krijgen: van het vuur). Als de rijst klaar is voeg je de noten er aan toe en wat klontjes boter of een paar scheuten olie. Door elkaar roeren.

Vervolgens schep je de rijst op een feestelijk hoopje op een grote schaal. Kip op de borden en saus erover. Klaar is Moshe. Smakelijk eten!

Op culinaire blogs val je wel eens in discussies over of er eigenlijk wel een joodse keuken bestaat. De joden assimileerden zich overal perfect: ze namen over wat er bij de buren op tafel kwam. Bovenstaand gerecht is dan misschien ook veeleer algemeen oriëntaals dan specifiek joods. Het zal ons, eerlijk gezegd, gefilte fish wezen.