maandag 6 februari 2012

Terpodion



De Nederlandse journalist Igor Cornelissen schrijft in Een boer voor het raam, het voorlopig laatste deel van zijn memoires, over een bezoek aan een Félicien Rops-tentoonstelling in Brussel. Cornelissen raakt zo in de ban van het werk dat hij ook naar Namen trekt, waar één van de grootste privé-verzamelaars van het werk van Rops woont. Die vertelt hem dat een paar dorpen buiten Namen ergens nog een kasteel staat waar nazaten van Rops wonen. Cornelissen neemt de bus naar het gehucht in kwestie. De dorpelingen vertellen hem dat het nog een heel eind te voet is. Maar het begint te misten. En al gauw is er geen mens meer in velden en wegen te bekennen. Dus keert Cornelissen dan maar terug naar Namen, naar de beschaving. Maar wel jammer, besluit Cornelissen, want hij had graag rondgedwaald in het kasteel waar de jonge Félicien Rops tekende, terwijl zijn vader "terpodion" speelde; "een instrument dat zong als een orgel en de charme en de zachtheid van een hobo bezat".

Terpodion? Dat zoeken we op. En wat blijkt: niet alleen bestaat dat instrument (zie prentje), maar het is van een zeldzaamheid waar je niet van bij komt. Er werden er slechts vijfentwintig van gemaakt. Het blijkt het resultaat van de kruising van de technologie van het orgel met die van de glasharmonica. Als je de toetsen beroert, breng je staafjes in werking die vervolgens via draaiende bewegingen tonen produceren.

Vijfentwintig terpodions. En één ervan stond in het kasteel waar de kleine Félicien Rops leerde tekenen.

Geen opmerkingen: