dinsdag 18 februari 2014

Indianenhonden


"Eind 1831 bevond ik mij op de linkeroever van de Mississippi, in een plaats die door de Europeanen Memphis wordt genoemd. Terwijl ik daar was, arriveerde een grote groep Choctaws (de Fransen in Louisiana noemen hen Chactas); deze wilden verlieten hun land en wilden naar de andere over van de Mississippi oversteken in de hoop er een toevluchtsoord te vinden dat de Amerikaanse staat hun had beloofd. Het was midwinter en de koude was daar ongemeen hevig; de sneeuw was op de grond bevroren en de rivier was bedekt met enorme ijsschotsen. De Indianen hadden hun gezinnen meegenomen; zij sleepten gewonden, zieken, pasgeboren kinderen en stervende grijsaards mee. Zij hadden tenten noch wagens, alleen een beetje mondvoorraad en wapens. Ik zag hoe zij aan boord gingen om die grote rivier over te steken, en dit plechtige tafereel zal nooit uit mijn herinnering verdwijnen. In de hele groep was geen snik, geen klacht te horen; zij zwegen. Hun ongeluk bestond allang en zij voelden dat het onherroepelijk was. Alle Indianen waren aan boord van de vaartuigen die hen moesten overzetten; hun honden bevonden zich nog op de oever; toen die arme dieren ten slotte zagen dat zij elkaar voor altijd zouden kwijtraken, hieven zij gezamenlijk een verschrikkelijk gejank aan en wierpen zich tegelijk in het ijskoude water van de Mississippi en volgden zij hun meesters al zwemmend."

Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika, Lemniscaat, Rotterdam, 2011.

Geen opmerkingen: