"Wouter Deprez stelde enkele weken terug de zaken helemaal op scherp. Bij de boekvoorstelling van Marc Reugebrinks roman Het Belgisch huwelijk las hij met agressief plezier een volkseigen passage uit het boek voor, waarin iemand van ons aan een Hollander uitlegt waarom hij nooit een Vlaming kan worden. Als de Hollander de ‘milde omgangsvormen’ van de Vlaming en onze bescheidenheid roemt, antwoordt zijn Vlaamse gesprekspartner in de gij-vorm: ‘Ge moet eens de tekst van dat zogeheten volkslied lezen, die Vlaamse Leeuw met zijn wraak en woede, met dat geklauw en dat verscheuren, met het bloed en het slijk waarin hij de vijand zal versmoren – dat is godvernonde geen volkslied, dat is het lied van een bende psychopaten.’ En voor wie een aftands volkslied geen overtuigend argument meer is, voegt hij er nog aan toe dat we met die ‘milde omgangsvormen’ ook vandaag nog vreemdelingen ‘zand in de ogen strooien door die typische katholieke achterbaksheid van ons’. Op het hoogtepunt van zijn uitval slaat zijn aan masochisme grenzende zelfkritiek dan toch weer om in uitsluiting: ‘Want maat, ge kunt hier uw kas afdraaien totdat ge blauw ziet, nooit, nimmer zult ge een van ons zijn.’ Wij zijn nooit te vatten, en daar zijn we fier op: ‘We zeggen dat niet in uw gezicht. O nee. Maar te gepasten tijde zult ge het weten en verstaan en voelen: Gij Zijt Niet Van Hier.’"
Het prentje: Jean Brusselmans (1884-1953), De Tuinen, 1934.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten