In The New Yorker van deze week heeft muziekcriticus Alex Ross het over niet bestaande componisten. In nogal wat romans blijken door de auteur verzonnen componisten op te duiken. Soms losjes gebaseerd op echte figuren, soms ook volledig imaginair. Ross overloopt het werk van Marcel Proust, van Thomas Mann, van Romain Rolland, maar haalt er ook vergeten auteurs bij, zoals ene Randall Jarell, die in 1954 een satirische roman schreef over een Amerikaanse universiteit, Pictures from an Institution.
Aan die universiteit loopt ook Gottfried Rosenbaum rond. Ooit, toen hij nog in Wenen woonde, voorbestemd de nieuwe Mahler te worden, maar nu gedoemd opeenvolgende generaties Amerikaanse studentes in te leiden in de muziekgeschiedenis. Jarrell beschrijft ook het soort muziek dat Rosenbaum, na zijn uren, componeert. En die muziek zou je wel eens in het echt willen horen:
He loved hitherto-unthought-of, thereafter-unthinkable combination of instruments. His "Joyous Celebration of the Memory of the Master Johann Sebastian Bach" had a tone-row composed of the notes B,A,C, and H (in the German notation). There were four movements , the first played on instruments beginning with the letter b, the second with the letter a, and so on. After the magnificent group that ushered in the piece (bugle, bass-viol, bassoon, basset-horn, bombardon, bass-drum, bagpipe, baritone, and a violinist with only his bow) it was sad to see an alp-horn and an accordion come in to play the second movement. Gottfried himself said about the first group: 'Vot a buch!". When I asked him how he thought of it, he said placidly: 'De devil soldt me his soul'.
Het prentje: Randall Jarrell met poes, samen bedenkend welke instrumenten -beginnend met een h- ze voor de vierde beweging van de Joyous Celebration konden gebruiken. Harp, harmonica, horlepijp, hobo, hoorn, euh,... Horgel? Hitaar?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten