Verantwoordelijk voor de jaarlijkse volksverhuizing naar het zuiden: het artiestenvolk dat pionierde en de charme van oude leegstaande boerenhuisjes en scheefgezakte rieten stoelen ontdekte, dat de lof zong van een eenvoudig landwijntje, een vers geitenkaasje, wat olijven en een homp stokbrood.
En eigenlijk is dat dan weer de schuld van Rousseau. Die zette de toon
“Mijn peren, mijn giuncá [1], mijn kaas, mijn stokbroden en een paar glazen goedkope wijn uit Montferato die zo stroperig was dat je hem wel in plakken kon snijden, maakten van mij de gelukkigste fijnproever van de wereld”
Jean Jacques Rousseau, Bekentenissen, (vertaling Leo Van Maris), Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2008.
[1] Een zachte Italiaanse kaas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten