zondag 21 juni 2009

De gasfabriek te Enkhuizen


Kruidenier-dichter! Dat is een combinatie die we vandaag niet zo vaak meer tegenkomen. Harme Bevoort (1801-1874) had een winkeltje in levensmiddelen in Enkhuizen en beoefende in zijn vrije tijd de nobele kunst van de poëzie.

Uit een nieuwe geschiedenis van de Nederlandse negentiende eeuwse literatuur blijkt dat dergelijke combinaties niet zo uitzonderlijk waren (W. Vanden Berg en P. Couttenier, Alles is taal geworden. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur, 1800-1900, Bert Bakker, Amsterdam). Elke gemeente van enige omvang had minstens één en vaak meerdere literaire kringen. En daar kwam je de stationschef, de bakker, de boekdrukker, de zeilmakers, de schippers, metselaars en apothekersbedienden tegen, die allemaal wel eens rijmend aan de slag gingen. Meestal over de werkelijk belangrijke dingen des levens: de toestand van de haringvisserij, een brand in de gemeente, het vernieuwen van de kerkvloer, de verjaardag van de vrouw van de dominee.

Een mooie tijd.

Daarom: Harme Bevoort over een ongetwijfeld heuglijke gebeurtenis. De opening in 1863 van de gasfabriek te Enkhuizen!

De gazfabriek te Enkhuizen

October groet met blij gezicht,
De aloud vermaarde Stad,
En hult haar in een kleed van licht,
Zoals zij nimmer had.
Al rijzen voor onze oogen op,
De dagen van voorheen,
Toen bij der smeden hamerklop
Het licht der vuren scheen;
Al ziet verbeelding straat bij straat,
En wijk bij wijk bebouwd,
Waar thans zo eenzaam 't vruchtbaar zaad,
Aan de aarde wordt vertrouwt;
Al heerschte er leven en gewoel,
En vrolijkheid en licht,
Waar thans zich 't oog met smartgevoel
Op lege plekken rigt.
Hoeveel - wat was dat licht dan nog,
Van smeerkaars en van lamp?
Wat was het bij den luister toch,
Der zuiv're kolendamp?
En wat dan menige avondstond,
In later tijd beleeft,
Die 't donk're dat het lot ons zond
Voor ons geteekend heeft. -
Ontroll' haar vroolijk wapp're ze hoog,
De vaderlandsche vlag!
Geen schooner licht dat ooit het oog,
Ons hier te aanschouwen zag.
Verrezen als door toverslag,
Der Sticht'ren woord getrouw,
Rees voor Enkhuizen schooner dag,
En even schoon gebouw.
Gestookt, gezuiverd en vergaard,
Door ad'ren voortgeleid,
Breekt de aangestoken gaz uit de aard,
Waarop ze haar lichtgloed spreidt.
Een gloed, zoo zuiver onbesmet,
Zoo heerlijk rein en schoon,
Een licht, dat er de de kroon op zet,
Volhardings schoonste loon.
Verdwenen is de duisternis
Het donker van voorheen,
O Vaderstad, wat al gemis,
Vlood met dit tijdstip heen.
Vooruitgang teekent ons het spoor,
Van welvaart, vrede en licht,
Ook zij breekt nacht en nevel door,
Voor ons verrukt gezicht.
Niet langer, langer achterstaan,
Wedijv'ren willen wij!
Een schrede of wat vooruitgegaan,
Is meer het doel nabij.
Vooruitgang kweekt het licht der hoop,
De toekomst ligt ontbloot!
Wij zien na al den wisselloop
Enkhuizen rijk en groot.
En oost en westen reikt de hand,
Vereenen van 't geheel
De broed'ren van den overkant,
En Hollands noorderdeel.
Dat elke gazvlam voorboô zij!
Brenge alke avondstond
Door haar verlicht dien dag nabij,
Hier op der vad'ren grond.
Vooruit, vooruit met vlugge wiek!
Zo winn' zij meer en meer
Enkhuizens schoone gazfabriek
Der Sticht'ren roem en eer.

(Het prentje: de gasfabriek te Enkhuizen in 1914)

Geen opmerkingen: