Eergisteren zagen we hoe de Russische vorst Vladimir de Eerste, na rijp beraad, besloot van het orthodoxe geloof de staatsgodsdienst te maken. Maar bijna liep het nog mis. Omwille van vrouwenkwesties.
In die jaren had de Byzantijnse keizer Basilius de Tweede (957-1025) achtereenvolgens af te rekenen met een revolte in het leger en met een opstand in Bulgarije. Hij verzocht zijn nieuwe bondgenoot, Vladimir, om militaire bijstand. Die was daar in principe niet tegen, maar eiste boter bij de vis. In casu: de hand van Anna, de zuster van de keizer. Die ging daar in eerste instantie niet op in en dus voerde Vladimir de druk op. Hij nam de stad Cherson in en dreigde vervolgens ook Constantinopel te veroveren als er geen huwelijk kwam.
"Basilius antwoordde dat zijn zuster alleen met een christen kon trouwen, waarop Vladimir zich prompt liet dopen. Terug in Kiev beval Vladimir de afgodenbeelden op de oever van de Dnepr in stukken te hakken en te verbranden. Het houten beeld van oppergod Peroen werd vastgebonden aan de staart van een paard en naar de rivier gesleept, terwijl twaalf man het onderweg met stokken ranselden. Tot slot werd het beeld in de Dnepr gegooid. Van dat moment af was het christendom de staatsgodsdienst. Vladimir werd na zijn dood eveneens heilig verklaard."
Raymond Detrez, Rusland. Een geschiedenis, Antwerpen, 2008.
(Het prentje: de oppergod Peroen in betere dagen.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten