zondag 30 november 2008

Zelf held worden


Jonge mensen hebben vandaag wel andere dingen aan het hoofd. Maar wij vroegen ons destijds af hoe wij en de mensen die we kenden het er in de oorlog zouden vanaf hebben gebracht. Wie zou gecollaboreerd hebben? Bij wie zou je onderdak kunnen krijgen als je door de Duitsers werd gezocht? Wie zou in het verzet stappen? Wie zou doorslaan onder tortuur? De Tweede Wereldoorlog als morele lakmoesproef.

Hoe word je held? Of beter: is er een bepaalde karaktertrek of persoonlijkheidskenmerk die mensen voor het heldendom voorbestemt? Is het een kwestie van opvoeding, van idealen, van milieu?

De sociaal-psychologen Samuel en Pearl Oliner deden onderzoek naar wat ze altruïstische persoonlijkheden noemen. Ze interviewden mensen die tijdens de oorlog joden verborgen. Is er iets dat die mensen kenmerkt? Het antwoord stelt een beetje teleur: het zijn in regel nogal gewone mensen. Net zoals collaborateurs of oorlogsmisdadigers, overigens.

Vrijdag bespraken ze in de krant een biografie van Pim Boellaard, een Nederlandse verzetsheld (Volkskrant, 28.11.08). De recensent, Bart van der Boom, citeert een passage uit de dagboeken van Boellaard en geeft er interessant commentaar bij, die we zo meteen even parafraseren.

Even situeren: Pim Boellaard leidt een verzetsnetwerk. Hij wordt opgepakt en gemarteld en uiteindelijk ter dood veroordeeld. Maar Boellaards onverschrokken houding maakt indruk op de Duitsers. Wanneer Himmler Nederland bezoekt wil die ook wel eens zo'n verzetsleider in levende lijve zien. Himmler is al evenzeer onder de indruk van Boellaards beginselvastheid en laat de doodstraf omzetten in deportatie naar een concentratiekamp. In het citaat blikt Boelaard terug op zijn verblijf in de dodencel. Hij beschrijft hoe hij zijn eigen executie oefende:

"Vreemd gevoel ineens, om voor een vuurpeloton te moeten staan. Eigenlijk heel eenvoudig. Stilstaan en wachten. Kun je dat? Ik ga in de houding staan. Twee meter vanaf het kijkgat in de deur en kijk er naar. Denk je in dat het de loop van een geweer is, kun je je beheersen en 'Leve de koningin' roepen? Ik zeg hardop tegen mijzelf: 'Ja ik kan het'."

Drie dingen kenmerken Boellaard. Eén, een soort van standsbesef. Bepaalde dingen doe je gewoon niet: vrienden verraden, je beulen smeken en vleien, je onwaardig gedragen. Je gaat sterven, maar dat kan je net zo goed doen zonder jezelf te moeten verlagen. Twee, distantie. Boellaard is, zelfs in de dodencel, in staat afstand te nemen, naar zichzelf te kijken als naar een ander, en zijn kalmte te bewaren. Drie, zelfvertrouwen. Gebaseerd op ervaring: je mogelijkheden goed leren inschatten, weten wat je kunt en niet kunt.

Standsbesef, distantie, zelfvertrouwen. Het recept om zelf held te worden. Niet alleen nuttig voor als de Duitsers alsnog beslissen nog eens langs te komen. Maar vooral ook voor het leven van elke dag. Deugden die, denken we, niet van god of de natuur zijn gegeven, die je ook niet meekrijgt van ouders of milieu, maar die je zelf, net als Doellaard overigens deed, elke dag kunt oefenen.

Een hoopvolle gedachte.

(Het prentje: Jolande Withuis, Weest manlijk, zijt sterk. Pim Doellaard (1903-2001), het leven van een verzetsheld. De Bezige Bij, 2008)

zaterdag 29 november 2008

Thanksgiving Day


Eerder deze week vierden de Amerikanen Thanksgiving Day. Dan wordt er kalkoen gegeten en pompoentaart en maïskolven en wat al niet. En de volgende dag, op Black Friday, wil de traditie, wordt er als gek gewinkeld. Dan zijn er in de grootwarenhuizen speciale aanbiedingen, als gevolg waarvan reeds voor dag en dauw voor de winkeldeuren lange rijen kooplustigen klaar staan om de slag van hun leven te slaan.

Maar deze keer liep het mis. In New York vertrappelde een iets te enthousiaste massa koopjesjagers een winkelbediende van Wal-Mart, die het ongeluk had de deuren te moeten openen voor de enigszins losgeslagen consumentenmeute. Hier lees je er alles over.

En omdat ze deze morgen op de radio een beetje flauw deden, doen wij zo meteen op onze beurt ook flauw. Op de radio werd dit incident aangegrepen om nogal wat onfraaie dingen te zeggen over het kapitalisme en de markteconomie. Die appelleerden, vernamen we, aan onze slechtste instincten. Koekak, vinden wij.

Omdat nooit eens iemand de markt in bescherming neemt doen we het dan maar zelf. Thanksgiving, beste vrienden, herdenkt eigenlijk het feit dat alternatieven voor de markt niet werken. Dat leggen we even uit.

Wat gedenken de kalkoenetende Amerikanen precies? Dat de eerste kolonisten, na een vreselijke periode, voor het eerst een goede oogst hadden, waarvoor ze de Heer dankten. Vandaag komt daar nog het politiek-correcte verhaaltje bij dat ze die goede oogst eigenlijk dankten aan de Indianen die hen leerden maïs te verbouwen. De realiteit is, leert economisch onderzoek, helemaal anders.

De kolonisten in kwestie experimenteerden de eerste jaren met een vorm van communisme. Dat liep faliekant af. Pas nadat ze de gronden in privé-bezit verdeelden was er overschot en viel er iets te vieren.

In 1620 Plymouth Plantation was founded with a system of communal property rights. Food and supplies were held in common and then distributed based on equality and need as determined by Plantation officials. People received the same rations whether or not they contributed to producing the food, and residents were forbidden from producing their own food. Governor William Bradford, in his 1647 history, Of Plymouth Plantation, wrote that this system was found to breed much confusion and discontent and retard much employment that would have been to their benefit and comfort. The problem was that young men, that were most able and fit for labour, did repine that they should spend their time and strength to work for other men’s wives and children without any recompense. Because of the poor incentives, little food was produced.

Faced with potential starvation in the spring of 1623, the colony decided to implement a new economic system. Every family was assigned a private parcel of land. They could then keep all they grew for themselves, but now they alone were responsible for feeding themselves. While not a complete private property system, the move away from communal ownership had dramatic results.

This change, Bradford wrote, had very good success, for it made all hands very industrious, so as much more corn was planted than otherwise would have been. Giving people economic incentives changed their behavior. Once the new system of property rights was in place, the women now went willingly into the field, and took their little ones with them to set corn; which before would allege weakness and inability.

Once the Pilgrims in the Plymouth Plantation abandoned their communal economic system and adopted one with greater individual property rights, they never again faced the starvation and food shortages of the first three years. It was only after allowing greater property rights that they could feast without worrying that famine was just around the corner.


Of zoals Adam Smith ons voorhield: "It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker, that we expect our dinner, but from their regard to their own self-interest."

(Het prentje: het graf van Adam Smith, ook in Edinburgh. Een piepklein bronzen plakketje en wat gekleurde kiezelstenen in een grasveldje. Geen mausoleum of protserige gedenksteen of wat dan ook. Mensen houden niet van de markt en van wie de markt prijst, zoveel is duidelijk.)

vrijdag 28 november 2008

Het trieste der tropen


"Ik heb een hekel aan reizen en ontdekkingsreizigers. En nu zal ik er toch zelf toe overgaan een en ander over mijn expedities te vertellen. Maar wat heb ik er lang over gedaan om tot dit besluit te komen! Vijftien jaren reeds zijn voorbij gegaan sedert ik voor het laatst in Brazilië was en al die tijd heb ik herhaaldelijk aan dit boek willen beginnen, doch telkens werd ik weerhouden door een gevoel van schaamte en weerzin. En wat zou ik moeten schrijven? Zou men zoveel zouteloze details, zoveel onbeduidende gebeurtenissen nu eens haarfijn uit de doeken moeten doen? Want avontuur past niet bij het beroep van antropoloog: het is er slechts een lastige bijkomstigheid van, het drukt met een last van onderweg verloren weken, maanden soms, op het eigenlijke werk; ledige renteloze uren, tijdens welke de bron van informaties de benen neemt; voorts honger, vermoeienissen en ziekten; altijd die duizend-en-één corveebeurten welke dagen van verloren tijd scheppen en het gevaarvolle leven in het hartje van het oerwoud verlagen tot een imitatie van de militaire dienst...

Dat er zoveel moeite en inspanning wordt vereist om in verbinding te kopen met het onderwerp van onze studie, verleent geen enkele waarde aan datgene wat men veeleer zou moeten beschouwen als het negatieve aspect van ons vak. Men kan gemakkelijk een reis van een half jaar, vol ontberingen en ontmoedigend gezeul, wijden aan het verzamelen -dat op zichzelf slechts enkele dagen, soms zelf maar enkele uren in beslag neemt- van een nog onbekende mythe, van een nieuw huwelijksvoorschrift of een volledige lijst van clannamen; maar dan die banale herinneringen: 'Om half zes in de ochtend kwamen we onder het gekrijs van de meeuwen op de rede van Recife aan, terwijl een kleine vloot van prauwen met exotische vruchten zich langs de scheepsromp verdrong'. Is zulk een schamele herinnering nu werkelijk zo belangrijk dat ik de pen opneem om haar aan de vergetelheid te ontrukken?"

Zo begint één van de merkwaardigste reisverhalen ooit. Tristes Tropiques is deels het relaas van een etnografische expeditie in Brazilië, deels een inleiding tot de structuralistische antropologie, deels cultuurkritiek, deels ecologistisch traktaat, deels vergelijkende godsdienstfilosofie. In 1955 geschreven in een nu enigszins exotisch aandoend Frans, met vaak oneindig lange, kronkelende, traag voortstromende en meanderende zinnen en bijzinnen en bijzinnen van bijzinnen. Wat het lezen iets geeft van meedrijven in een prauw op de Amazone of de Orinoco.

En precies vandaag werd Claude Lévi-Strauss, de auteur van Tristes Tropiques, 100. En zoals ze ons hiernet op de Franse televisie verzekerden: het gaat nog prima met hem. Houden zo, Claude!

donderdag 27 november 2008

Huiswaartse beweging


Twee dames, die respectievelijk in Portland, Maine en Portland, Oregon wonen, plaatsten een jaar lang elke morgen allebei een foto op een gemeenschappelijke blog. Die blog gaven ze toepasselijk de naam 3191, naar de afstand in mijlen tussen de twee Portlanden.

Eenvoudige foto's: een ontbijtkom, de poes in de zetel, een schaal met gebakjes, een uitgelepelde avocado, nog eens de poes, een kamerplant, het zicht vanuit het keukenraam. Niets bijzonders en dus universeel. Wat brave foto's misschien en soms een beetje teveel met het bedoelde effect voor ogen. Maar zo zijn we wellicht allemaal als we foto's nemen. Opmerkelijk trouwens hoe vaak de dames, los van elkaar, ongeveer dezelfde prentjes plaatsten. Maar ook dat is weer niet ongewoon: onze vakantiekiekjes of foto's van familiefeesten lijken ook allemaal op elkaar. Niets bijzonders en dus universeel.

De blog van de twee dames werd, zonder dat ze er enige moeite voor deden, een hit. Spectaculair veel mensen kwamen dagelijks naar de nieuw geposte fotootjes kijken. Wat de twee dames deden kreeg navolging. Zo moeilijk en zo bijzonder is het ook allemaal niet. Maar wel dusdanig universeel dat een prestigieuze Amerikaanse uitgeverij besloot een boek te maken van dat jaar fotootjes posten. Hier zie je het boek en kan je ook plaatjes kijken.

Vandaag in de krant een stuk over dat boek en over de blog in kwestie (Volkskrant, 27.11.08). De recensent stelt dat we 3191 moeten "zien als een graadmeter van wat al een tijdje plaatsvindt en nu, vanwege een combinatie van kredietcrisis en de verhalen over overconsumptie en vervuilende multinationals, in een stroomversnelling is gekomen. Je zou het een huiswaartse beweging kunnen noemen, een retour à la maison. Daar is, wanneer je al die tekenen des tijds bij elkaar optelt, blijkbaar behoefte aan."

En de recensent citeert op zijn beurt de boekbespreker uit de New York Times die constateert: "We leven in moeilijke tijden en het lijkt alsof het precies deze kleine details en vluchtige momenten zijn die ons de meeste troost en zelfs vreugde kunnen brengen."

Niets bijzonders en dus universeel. En in ons geval -almaar kleiner groeien- ook bijzonder herkenbaar.

Individuen denken geweldig origineel en uitzonderlijk te zijn en doen precies wat massa's andere originele en uitzonderlijke individuen ook doen. Zonder dat ze dat van elkaar weten, zonder dat iemand ze dat voorhoudt. Maar gewoon omdat op één of andere manier er iets is als een tijdgeest die al die individuen een bepaalde richting uitduwt. Een richting waarvan we, zelfs zonder dat zulks op één of andere manier onder woorden wordt gebracht, dan blijkbaar allemaal op dat moment menen dat het de meest wenselijke is.

"The individual is foolish, but the species wise, if only time is given to it", schreef destijds Edmund Burke. En gelijk had hij.

(Het prentje: het had in het 3191-boek kunnen staan, maar is gewoon onze keukentafel. Niets bijzonders en dus universeel. Wie ook zo'n tafelkleed heeft of de kopjes herkent, mag het laten weten.)

woensdag 26 november 2008

Nationaal Verkoudheidsonderzoek


We berichtten eerder al over ons vermoeden dat er een Geheim Surrealistisch Verbond bestaat dat absurde berichten de wereld instuurt om mensen in verwarring te brengen. Dat Verbond heeft, denken we, vandaag weer toegeslagen. Want wat lezen we op de website van De Standaard?

Verkouden Walen kleden zich warm, Vlamingen gaan vroeg naar bed
Om een verkoudheid te bestrijden, gaat ruim de helft van de Vlamingen (52 procent) vroeg naar bed, terwijl een meerderheid van de Walen (54 procent) een dikke trui aantrekt. Beiden kussen ook duidelijk minder als ze een verkoudheid te pakken hebben (85 procent van de Walen en 75 procent van de Vlamingen). Dat blijkt uit het eerste Nationaal Verkoudheidsonderzoek van keelpastillefabrikant Vicks.


Voor het onderzoek werden ruim vijfhonderd Belgen bevraagd. Vlamingen verdenken kinderen (30 procent) en collega's (26 procent) van het aansteken van een verkoudheid, terwijl Walen naast die kinderen (32 procent) en collega's (19 procent) ook reizigers in het openbaar vervoer met de vinger wijzen (10 procent).

Wie zelf verkouden is, stoort zich het meest aan een loopneus of een verstopte neus (81 procent). Daarna volgt keelpijn (33 procent). Van de ondervraagde Vlamingen beweert 42 procent goed te kunnen slapen tijdens een verkoudheid, terwijl amper 29 procent van de Walen goed slaapt. 41 procent van de Belgen doet in het geval van verkoudheid een beroep op geneesmiddelen.

Wie te maken krijgt met iemand anders die verkouden is, stoort zich het meest aan het niezen of hoesten zonder de hand voor de mond te houden (35 procent). Daarna volgen de mogelijkheid om zelf aangestoken te worden (11 procent) en het afvegen van de neus in de mouw en het niet wassen van de handen (11 procent).

Volgens 56 procent van de Belgen wordt verkoudheid veroorzaakt door een virus (wat ook echt zo is). 51 procent denkt dat een lage weerstand er iets mee te maken heeft. Ook geeft 51 procent van de Vlamingen de koude de schuld, tegenover 17 procent van de Vlamingen.

Tijdens het onderzoek was 29 procent van de ondervraagden verkouden.


Fascinerend toch wel.

Eén, dat ze bij Vicks blijkbaar zoveel geld verdienen aan keelpastilles dat ze niet meer weten wat er mee te doen en dan maar dergelijk onbenullig onderzoek bestellen. Twee, dat er volwassen mensen zijn die voor de kost andere mensen vragen of ze goed kunnen slapen als ze verkouden zijn. Drie, dat er bij de krant volk rondloopt voor wie blijkbaar alle nieuws evenveel waard is en dit bericht zonder duiding of commentaar op de website plaatst. Vier, dat de geesten in dit land zo ver heen zijn dat we zelfs uitzoeken of het niesgedrag van Vlamingen en Walen niet verschilt.

Nationaal Verkoudheidsonderzoek! Er moesten lijfstraffen op staan.

dinsdag 25 november 2008

Het graf van David Hume


Mensen vragen wel eens hoe het in Edinburgh was. Bijzonder prettig, dank u. Mooie stad, veel te zien, vriendelijke mensen, goed gegeten. Zelfs het weer was prima. Terwijl hier sneeuw viel en iedereen blijkbaar van her naar der schoof, bleef het in Edinburgh de hele tijd droog en scheen de zon. En dat kunnen we met fotografisch bewijsmateriaal staven.

Eén van de hoogtepunten was de pelgrimage naar het graf van David Hume. Het graf is een cylindervormig mausoleum dat bovenaan open is. Het werd in 1777 ontworpen door Robert Adam en het daaropvolgende jaar gebouwd.




David Hume steeg overigens nog in onze achting. Eén van de mooiste plekken in de stad is Calton Hill. En wat lazen we bij het betreden van park? Nadat het terrein in 1724 eigendom werd van de stad, startte de filosoof een petitie om het toegankelijk te maken voor het publiek en om wandelpaden aan te leggen "for the health and amusement of the inhabitants". Om één of andere reden verwacht je dat niet van, bijvoorbeeld, Rousseau of Wittgenstein.

Het mausoleum van Hume is wel enigszins aan restauratie toe. Wie een donatie wil leveren kan dat doen, hier.

woensdag 19 november 2008

Slecht weer in Schotland


We zijn een paar dagen weg, naar Edinburgh.

Het is, meldt de weerman, slecht weer in Schotland. Maar het relatief goede nieuws is, verzekeren mensen die het kunnen weten, dat het vrijwel altijd slecht weer is in Schotland. Het is dus niets persoonlijks. Een hele troost.

Zullen we, om in de sfeer te komen, alvast een Schots muziekje spelen? The Proclaimers: vermoedelijk de lelijkste jongens die ooit in de hitparade hebben gestaan. All the way from Auchtermuchty, dames en heren: de tweelingbroertjes Craig en Charlie Reid (filmpje)!

dinsdag 18 november 2008

Vampierenkit


Het ideale eindejaarsgeschenk in onzekere tijden: een authentieke negentiende eeuwse vampierenkit. Nauwelijks gebruikt. Te koop voor slechts 14.850 dollar. Geen geld en een waardevaste belegging, nu je toch niet meer op spaarboekjes en aandelen kunt rekenen.

Wat zit er zo allemaal in de vampierenkit?
• Een Bijbel.
• Een revolver met Zilveren Kogels.
• Heilig Oliesel.
• Wijwater.
• Spiegels.
• Kaarsen.
• Look.
• Een Indrukwekkend Ogend Metalen Kruis
• Een Houten Spies Met Zilveren Punt om door vampierenharten te spijkeren.

Een mooi cadeau voor de moderne mens.

maandag 17 november 2008

Emailloze Dag


Eentje voor de mensen die al enige tijd tot de jaren des onderscheids zijn gekomen: wie herinnert zich nog het eerste emailbericht dat hij of zij kreeg? Wie dacht toen dat het allemaal zo'n vaart ging lopen? Iemand die destijds voorspelde dat we ooit de hemel zouden danken voor een dag zonder email?

Precies twintig jaar geleden, op 17 november 1988, kreeg de Nederlander Piet Beertema als eerste niet-Amerikaan een emailbericht toegestuurd (Trouw, 17.11.08). Beertema werkte op de wiskundeafdeling van één van de Amsterdamse universiteiten en maakte deel uit van een wereldwijde experimentele groep die op die dag een mailtje kreeg toegezonden via een half-open netwerk. Tot dan toe fungeerde het emailsysteem alleen via het wetenschappelijk netwerk van de Amerikaanse National Science Foundation.

Wat er in dat eerste berichtje stond staat jammer genoeg niet in de krant. Vorige week lazen we her en der wel over de voor 28 november geplande emailloze dag. Hier vind je er meer over. Onder de veel goeds belovende hoofding 10 Geboden vind je er ook goede tips om het dagelijkse emailverkeer het hoofd te bieden.

En waarom precies op 28 november, die Emailloze Dag?

Vrijdag 28 november, de laatste vrijdag van november, is geen toevallige keuze. Zevenendertig jaar geleden verzond Ray Tomlinson, programmeur bij het Amerikaanse softwarebedrijf BNN, de allereerste e-mail ooit. Hij was ook de eerste die het @-teken gebruikte voor het adresseren van zijn boodschap. De exacte datum van dit historische bericht vergat hij intussen, maar zelf situeert Tomlinson dit eerste bericht in de periode november-december 1971. De laatste vrijdag van november is dus een voor de hand liggende dag voor dit verjaardagsfeestje.

Het prentje: en mensen kunnen natuurlijk gewoon die dag ook vrijaf nemen en een kaartje sturen.

zondag 16 november 2008

Het archief van de planeet


Als de mensen van al die verschillende landen en culturen elkaar nu eens beter leerden kennen, dan zouden ze wellicht geen oorlog meer maken. Het is een gedachte die in haar eenvoud en directheid mensen met het hart op de juiste plaats blijft aanspreken.

Zo ook de Franse bankier Albert Kahn. Zelf in 1860 in de door Frankrijk en Duitsland opgeëiste Elzas geboren, maakte hij, vanaf het moment dat hij op zijn vierendertigste zijn fortuin had gemaakt, van het samenbrengen van de volkeren zijn levensdoel. De fotografie werd zijn middel.

Albert Kahn financierde een klein legioen filmers en fotografen die de opdracht kregen overal ter wereld het dagelijkse doen van mensen vast te leggen. Daarvoor liet hij ze gebruik maken van het in 1907 door de gebroeders Lumière uitgevonden procedé van de autochromie, de eerste techniek om kleurenfoto's te maken. Kahn verzamelde 72.000 kleurfoto's en 183.000 meter film. Tesamen vormden die wat Kahn zijn Archief van de Planeet noemde, een formidabele collectie beeldmateriaal over het leven in alle uithoeken van de wereld in de eerste drie tijdvakken van de vorige eeuw.

In 1934 ging Kahn failliet en hield het fotoverzamelen op. Zijn huis in Boulogne-Billancourt, met een nogal indrukwekkende Japanse tuin erbij, werd door de Franse overheid aangekocht. Naar verluid kwam Kahn er, tot zijn dood in 1940, af en toe nog wel eens ommetje maken en naar zijn foto's kijken. Sinds 1986 is het een museum, waar je ook Kahn's fotoverzameling kan bekijken.

Een paar jaar terug maakte de BBC een documentaire over Kahn en zijn foto's, getiteld The Edwardians. The Wonderful World of Alfred Kahn. En op basis van die reeks werd een mooi boek gemaakt, waarbij ook een website hoort, waarop je een selectie van de foto's kan bekijken. En wat veel belangrijker is: dat geweldig mooie boek kregen wij vandaag voor onze verjaardag van die altijd attente Mevrouw pst. cadeau.

(Het prentje: Claddagh, Ierland, 25 mei 1913. De veertienjarige Mian Kelly poseert voor de door Kahn uitgestuurde fotografe, Marguerite Mespoulet. Mian overleed in 1973.)

zaterdag 15 november 2008

Sokken, sjaals en handschoenen


Het allerallerergste was wanneer je van Sint een pakje kreeg waarin, nadat je het vol verwachting had opengepulkt, sokken bleken te zitten of een muts of Iets Dat Nuttigs Was Voor School.

Daar stond je dan. Je kon moeilijk ontgoocheling tonen, want dan kwam je terecht in Sints Grote Boek en kon je het voortaan wel schudden. Maar heel enthousiast de nieuwe aanwinst van je garderobe begroeten was evenmin slim. Dan kreeg je volgend jaar misschien wel, godbetert, handschoenen of een trui. Of -de gedachte alleen al- een sjaal die er uitzag of hij door je oude tante was gebreid. Wat vermoedelijk ook effectief het geval was.

Daaraan merk je dat Nederland toch al een beetje een andere cultuur is. Vragen ze onze noorderburen enquêtegewijs wat ze het liefst krijgen van Sint. En wat staat in de toptien? Sokken, sjaals en handschoenen.

Het prentje: mevrouw Jeanne Commissaris uit rusthuis Sint-Rochus te Aarschot. Vorig jaar kwamen de rusthuisbewoners in het nieuws toen ze besloten samen een sjaal van liefst één kilometer te lang te breien. Hoe zou het daar mee afgelopen zijn, vroegen we ons af.

En het resultaat mag er zijn, leert enig surfen. Begin februari van dit jaar hadden ze zelfs twee kilometer klaar. En de krant publiceert een indrukwekkend statistisch verslag: In totaal werd 27.733 kilometer wol gebruikt, dat zijn 10.667 bollen. Het breiwerk van twee kilometer kwam na 48.000 werkuren tot stand. Als iemand dat alleen voor mekaar wil krijgen, gaat hij er best even voor zitten. Gesteld dat hij zonder uitzondering elke dag acht uur aan het breien gaat, heeft hij zestien jaar en zes maanden nodig om hetzelfde resultaat te bereiken.

"Onze bewoners weten met hun geluk geen blijf", besluit de in het desbetreffende artikel geciteerde rusthuisdirecteur.

Dat vertelden onze ouders elkaar ongetwijfeld ook altijd wanneer ze terugblikten op pakjesavond: toen onze jongste de Sint bedankte voor de muts en handschoenen wist hij met zijn geluk geen blijf. Geven we hem volgend jaar dan maar een sjaal?

vrijdag 14 november 2008

Jaarrekeningen bijhouden


Zou die man achter dat paard ooit denken: had ik maar fijn een kantoorbaan, leuk databestanden aanmaken en jaarrekeningen bijhouden?

Als kantoorbediende houd je jezelf dan voor: natuurlijk wel. Nu lijkt dat geweldig, op zo'n fijne herfstdag in het zonnetje, in het bos, met je paard aan de slag. Maar wat als het de hele dag regent, als het koud is, als je door de modder moet ploegen, als je paard humeurig is of als je de stal moet schoonmaken nadat het dier diarree heeft gehad. Geef mij maar databestanden en jaarrekeningen.

En toch geloven we dat niet helemaal.

Vraag jongetjes wat ze willen worden als ze groot zijn. Zelden willen ze kantoorbediende worden. Houthakker, piloot, brandweerman, slager of bakker, daar dromen jongens van. En gelijk hebben ze. Maar ergens, bij het opgroeien, loopt het fout.

De laatste vijf jaar is het aantal bakkers, slagers en viswinkels weer met 10 procent afgenomen, leert de krant. Niet als gevolg van faillissementen, maar vooral omdat oudere zaakvoerders de zaak stopzetten en geen vervangers meer vinden.

Die vervangers zitten op kantoor, maken databestanden en houden jaarrekeningen bij. En met dit weer kijken ze naar buiten en denken: waarom ben ik eigenlijk geen houthakker, piloot, brandweerman, slager of bakker geworden.

Ja, waarom eigenlijk niet?

(Bij het prentje hoort als onderschrift: "Trekpaarden slepen gevelde bomen weg uit een bos rond Hilversum. Een deel van het bos wordt uitgedund en lariksen worden door paarden weggesleept", De Volkskrant, 13.11.08, foto: ANP)

donderdag 13 november 2008

De visconservenfabriek


Interessant stuk in de krant vandaag. En als je de derde wereld nu eens liet meebetalen aan de ontwikkelingshulp? Is net het feit dat ontwikkelingsprojecten de betrokkenen niets kosten, niet één van de redenen waarom het zo vaak niets met die projecten wordt?

De Nederlandse ontwikkelingsdeskundige Gerbert van der Aa zag nogal wat goedbedoelde projecten spaaklopen, eenvoudigweg omdat ze door de betrokkenen als gratis worden ervaren. Stel: er komt zo'n man uit het noorden met een zak geld die zegt, zal ik hier even een fabriek opzetten waardoor jij de vissen die je vangt kunt inblikken en verkopen? Natuurlijk zeg je ja. Het kost je niets en als het iets wordt, passeer je nog eens langs de kassa. Tel uit je winst.

Maar stel dat ze je vroegen: als je zelf geld had, zou je dat investeren in zo'n visconservenfabriek? Dat verandert de zaak. Dan denk je na: is daar wel vraag naar? Hebben we daar de geschikte mensen en materialen voor? Hoe geraken die visblikken in de winkel? Ben ik zeker van voortdurende en verse aanvoer? Misschien zeg je dan wel: neen, dank u, toch maar niet.

Waarom mislukken ontwikkelingsprojecten? Ondermeer ook omdat het een beetje is als winkeltje spelen met monopolygeld. Lukt het niet: niets verloren. De donor geeft een smak geld. Ook al geloof je niet in het project, je zou wel gek zijn om niet mee te doen. Pech voor de donor als het niets wordt, maar het zijn zijn centen.

Van der Aa's idee is schitterend en is ook hier van toepassing. Stel: een minister komt langs met een pot geld en zegt tegen de mensen van een als achtergesteld of uitgeblust omschreven regio: wil je dat geld om hier een gemeenschapscentrum of een streekmuseum op te zetten? Dan zouden die mensen wel gek zijn om te zeggen: neen, dank u.

Maar als je die mensen voorstelt: steek je ook een deel van je eigen geld in dat project? En dan bedoelen we niet geld dat je elders via één of andere subsidiepot kan krijgen, maar echt geld, uit je eigen budget, dan zou je wel eens wat anders kunnen horen. Zo'n centrum of museum, leuk hoor, maar daar komt geen kat op af, dan houden we ons geld liever.

Dan zou je naderhand nogal wat ontgoocheling en cynisme kunnen vermijden. En als die mensen er wel geld voor veil hebben, dan weet je bij voorbaat dat het wel goed zit met je project. Nog beter.

Gratis is geen goed idee.

woensdag 12 november 2008

Kim is kwijt


Hoera, hier is Kim weer! Eerder werd gespeculeerd dat de Grote Leider ziek zou zijn of misschien wel dood. Neen hoor, verzekerde het Noord-Koreaanse persagentschap: hier is Kim, samen met zijn vriendjes. Leuk troepen schouwen in het herfstzonnetje. Alles prima, niets aan de hand.

Hmmm, dachten ze bij de BBC. Laten we dat eens van dichtbij bekijken. En toen bleek: dit klopt niet. Een valse Kim, verdorie. Op onderstaande foto kan je de spreekwoordelijke zeven verschillen zoeken. Of preciezer: je kan aan de pixels naast Kim's linkerbroekspijp zien dat er gefoefeld is. En ook de schaduw van de Grote Leider zit verkeerd en, mysterie, een zwarte lijn die de achtergrond vormt van het verhoogje waarvoor ze op de eerste rij poseren is, naast Kim, weg.


Ojee, Kim is kwijt.

dinsdag 11 november 2008

Pieter Breughel In Brussel


Pieter Breughel In Brussel

Pieter Breughel den Ouwe
zou opstaan uit de dood
om de wereld te aanschouwen
was 't bloed er nog zo rood als karmijn
zou 'er nog oorlog zijn

Al eerst ging hij naar Brussel
naar zijnen atelier
en hij nam z'n bussel
penselen en wat houtskool mee
naar z'n Brabantse stee

Hij was nog niet vergeten
waar z'n woonhuis was
het was wel wat versleten
de memelen woonden in z'n kast
kapot was 't vensterglas

Eerst vroeg hij aan de mensen
is Spanje hier nog baas
leeft ge naar eigen wensen
zijn ze nog even dwaas in ons land
of kregen ze verstand

De mensen wilden Breughel's
Brabants niet verstaan
dus is hij stil en treurig
naar een café gegaan
die daar in zijn jeugd al had gestaan

Hij vroeg in 't zuiver Brabants
de kastelijn om drank
maar de patron die zei pardon
je ne comprends pas Flamand, emmerdant,
dans le coeur du Brabant

Pieter Breughel den Ouwe
die dacht 't is weer zover
dat ze hier de geus nog brouwen
dat is fijn maar dat het in 't Frans nu moet zijn
dat vind ik een groot chagrijn

Het Spaans is nu verdreven
uit ons klein vaderland
maar nu hebben we gekregen
het Frans aan de Marollenkant
dat is boven mijn verstand

Piet Breughel is dan droevig
terug naar z'n graf gegaan
nadat hij op z'n kamer
een heel klein maar een fijn schilderij
vol kleur had doen ontstaan

En daarop stond geschilderd
een Vlaming in 't gevang
't gevang van z'n complexen
de sleutel ligt erbij aan z'n zij
doe open maak hem vrij


Wannes Van de Velde, 1937-2008

(Het prentje: Pieter Breughel de Oudere, Jagers in de sneeuw, 1565)

maandag 10 november 2008

Geheim Surrealistisch Verbond


Mensen hebben het altijd over de loge of de joodse lobby als ze het bestaan vermoeden van krachten die het daglicht niet mogen zien. Zelf denken we al jaren dat er een Geheim Surrealistisch Verbond bestaat dat stiekem allerlei vreemde berichten de wereld instuurt om ons in verwarring te brengen.

Dat Geheim Surrealistisch Verbond heeft, denken we, de macht gegrepen op de persdienst van de Europese Commissie. En dat verklaart wellicht waarom we dit bericht in de krant (De Volkskrant, 07.11.08) konden lezen, zogezegd afkomstig van de Europese Unie:

EU beslist of komkommers weer krom mogen zijn

BRUSSEL - Kromme komkommers, gebogen wortels en ander vreemdgevormd fruit keren waarschijnlijk terug in het groenteschap.

Afgevaardigden van de 27 EU-landen stemmen woensdag over afschaffing van de huidige verplichte afmetingen.

‘In deze tijd van dure voeding is het niet zinvol om eten weg te gooien alleen maar omdat het er vreemd uitziet’, aldus een woordvoerder van EU-commissaris Mariann Fischer Boel (Landbouw).

De Deense commissaris vindt de EU-regels voor de afmetingen van groenten en fruit pure bureaucratie. Ze wil ze liefst allemaal schrappen. Maar dat stuit op verzet van vooral supermarkten. Die vrezen dat de kromme komkommers moeilijk in de dozen en schappen passen.

Zuid-Europese landen liggen ook dwars in het overleg: die vrezen dat een toevloed aan krom en puntig fruit de prijzen zal drukken. Dat verzet wordt geleid door landen als Italië, Spanje en Frankrijk.

Nederland wil echter zo min mogelijk regels over de formaten, om de landbouw en handelaren vrijheid te geven. ‘De vorm doet niets af aan de kwaliteit van de appels, komkommers en dergelijke. Daar zijn andere regels voor’, aldus een woordvoerster van minister Gerda Verburg (Landbouw).

Als compromis wil de EU-commissaris nu de standaarden behouden voor tien van de 26 groente- en fruitsoorten, waaronder appels, aubergines en tomaten. Die beslaan samen driekwart van de grensoverschrijdende handel in groente en fruit in de EU.


Zeg nu zelf: dat kan toch geen echt bericht zijn? Dat is gewoon verzonnen. Bij de Europese Commissie hebben ze wel andere dingen aan hun hoofd. Toch?

zondag 9 november 2008

Luchtvaartarcheologie


Sommige dingen zie je maar pas als je ze heel erg in detail bekijkt, voor andere moet je dan net weer de nodige afstand nemen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden er aan het front fotografen mee in de lucht gestuurd om de stellingen van de vijand vast te leggen. Onbedoeld gevolg daarvan was de uitvinding van de luchtvaartarcheologie. Dat zat zo.

Als je vanop voldoende hoogte foto's maakt van een landschap zie je dingen die je nooit ziet als je er midden in staat. Doe de proef: leg je wang op het tapijt en probeer het patroon van de tekening te ontcijferen. Lukt niet. Sta vervolgens recht en, inderdaad: oh, wat mooi. Precies.

Zo werkt het ook met landschappen. Vanuit de lucht zie je verkleuringen in graanvelden, akkers waar het gras niet overal in dezelfde richting groeit, oneffenheden, plaatsen waren gewassen veel beter of net minder goed gedijen. Dat wijst allemaal op iets in de ondergrond. Vanuit de lucht zie je in het veld de patronen verschijnen van waar bijvoorbeeld ooit een Romeinse villa stond of een legerkampement of, zoals op het prentje hieronder, een middeleeuws dorp. Het lijkt wel toverij.


Die indruk maakte de luchtvaartfotografie destijds alleszins op O.G.S. Crawford (zie prentje helemaal bovenaan: de man werd nooit met zijn voornaam aangesproken, zo ging dat in die dagen), een Brits archeoloog die tijdens de oorlog op de generale staf op basis van de luchtfoto's kaarten van de Duitse stellingen tekende. Na de oorlog verzamelde hij alle luchtfoto's waar hij de hand op kon leggen en gebruikte ze om, overal waar er zich iets interessants leek aan te dienen, te beginnen graven. Crawford legde op die manier de basis voor de hedendaagse archeologie.

Crawford geloofde heel erg dat niets ooit helemaal verloren gaat. Het verleden laat sporen na. Het is aan ons om die te vinden en te interpreteren. De geschiedenis is perfect leesbaar, interpreteerbaar en zelfs voorspelbaar, gegeven dat we daartoe de geschikte instrumenten ontwikkelen. Crawford geloofde dat het marxisme ook zo'n instrument was: als je weet hoe mensen in hun materiële bestaan voorzien, kan je de rest er van afleiden.

Net als nogal wat intellectuelen in die tijd was Crawford helemaal wild van wat er in de Sovjet-Unie gebeurde. Daar werd komaf gemaakt met alle irrationaliteiten, conventies en gebruiken die hem zo stoorden in het dagelijkse leven in Groot-Brittannië. Daar stonden wetenschappers aan het roer en verliep alles ordelijk en gepland, volgens de wetten van de geschiedenis. Neen, het kapitalisme had zijn langste tijd geduurd. En dus begon Crawford, altijd de archeoloog, alle materiële tekenen van het kapitalisme te inventariseren, ten behoeve van toekomstige historici. Tijdens de jaren dertig en veertig fotografeerde hij reclameborden, straten, winkels, woningen, kerken: sporen van een, dacht hij, binnenkort verdwenen samenleving.

De Britse historica Kitty Hauser schreef een fantastische biografie van een man die eigenlijk niet veel meer is dan een voetnoot in de wetenschapsgeschiedenis. Hauser gebruikt de figuur van Crawford om niet alleen een erg geloofwaardig tijdsbeeld te schetsen, maar ook om te reflecteren over een vorm van wetenschapsbeoefening die ons vandaag vreemd, ambitieus en ook onhaalbaar lijkt: de verwachting dat we ooit de geschiedenis en de samenleving zo precies zullen kunnen begrijpen, verklaren en voorspellen als het gedrag van moleculen in een proefbuis.

Hauser schrijft bijzonder goed, zodat je dit boek ook gewoon kan lezen als de biografie van een merkwaardige man. Een man die in de jaren twintig en dertig, in dienst van de overheid, heel Groot-Brittannië doorkruist op zijn fiets, om archeologische vindplaatsen in kaart te brengen. Met een pilotenhelm op en met speciale buizen en houders op zijn fiets gemonteerd om zijn cartografisch materiaal weg te kunnen bergen. Maar een man ook die in de jaren dertig gebruik maakt van zijn bezoeken aan archeologische congressen in Nazi-Duitsland -archeologie was groot bij de nazi's- om sporen te kunnen fotograferen van anti-fascistisch verzet. Met het oog op het nageslacht, om de geschiedenis recht te doen, voor de geschiedenisvervalsers die sporen konden wegwissen.

Bijzondere man. Bijzonder boek.

zaterdag 8 november 2008

Obama en ons


Pas nu valt ons oog op een ouder bericht dat ons respect voor de nieuwe Amerikaanse president nog doet groeien. In een interview op MTV wierp Obama, op vraag van de jonge reporters, ook zijn licht op de kwestie die eerder dit jaar de Verenigde Staten bezighield: moeten er wetten komen die jongelui verplichten hun broek fatsoenlijk op te trekken. En wat antwoordde de wijze man?

“Here is my attitude: I think people passing a law against people wearing sagging pants is a waste of time. We should be focused on creating jobs, improving our schools, health care, dealing with the war in Iraq, and anybody, any public official, that is worrying about sagging pants probably needs to spend some time focusing on real problems out there.”

“Having said that, brothers should pull up their pants. You are walking by your mother, your grandmother, your underwear is showing. What's wrong with that? Come on. There are some issues that we face, that you don't have to pass a law, but that doesn't mean folks can't have some sense and some respect for other people and, you know, some people might not want to see your underwear — I'm one of them.”


Twee keer precies hoe het moet. Eén, de overheid heeft wel belangrijker dingen aan zijn hoofd. Twee, dat ontslaat mensen niet van hun verantwoordelijkheid.

Er groeit iets moois tussen Obama en ons.

(Het prentje haalden we hier.)

vrijdag 7 november 2008

Tram 2 of 7


Wat ook helpt als je een gerespecteerd schrijver wil worden is een ongelukkige jeugd. Nog beter evenwel is als je die jeugd hebt doorgebracht als lid van een achtergestelde minderheid.

Als een jonge, met een prijs bekroonde Marokkaanse schrijfster spreekt, dan zwijgen mensen respectvol en trekken ze het gezicht in een ernstige plooi. Want niet alleen de schrijfster spreekt, maar ook een beetje de achtergestelde groep in kwestie. En dus laten mensen zich graag van hun meest ruimhartige en weldenkende kant zien.

Rachida Lamrabet nam tijdens de opening van de Boekenbeurs de Debuutprijs in ontvangst. Goed voor haar, natuurlijk. Way to go, Rachida. In haar dankspeech wil ze echter ook haar toehoorders de oren wassen. Fijn dat zij als schrijfster uit een achtergestelde minderheid in de prijzen valt, maar heeft het publiek er al eens over nagedacht hoe het komt dat er wel bijzonder weinig leden van die achtergestelde minderheid de Boekenbeurs bezoeken?

We nemen aan dat de bezoekers van de Beurs zich toen enigszins aangesproken voelden. Tja, zij konden hier goed schuimwijn drinken en borrelhapjes nuttigen, maar de jonge Turken en Marokanen die lazen nooit eens een boek! Wat erg. Na zich lang genoeg schuldig en dus een goed mens gevoeld te hebben ging het feestje verder, hopen we. Jonge Turken en Marokkanen worden er niet noodzakelijk beter van als andere mensen zich op een receptie schuldig voelen.

Wat ons intrigeert is de volgende passage uit Rachida's speech. "Ik kom uit een wijk niet ver hiervandaan, met tram 2 of 7 sta je in nog geen kwartier voor de deur van de Boekenbeurs", (De Standaard, 07.11.08).

Dat klinkt héél erg authentiek. Ik, de schrijfster, ben mijn roots niet vergeten. Ik sta nog met één been in de wijk waar ik opgroeide. Ik neem als het ware nog elke dag de tram, van en naar die wijk.

En daar wringt het een beetje. Met de beste wil van de wereld klopt het parcours niet dat ze ons voorhoudt. Tram 7 komt in de verste verte niet aan de Boekenbeurs. Tram 7 rijdt van Mortsel naar het Tolhuis (prentje). Wie ons niet wil geloven, zoekt het op.

En op zo'n moment denken wij: Rachida, daar gaat je authenticiteit. Niemand verwacht dat je als schrijfster tramlijnen uit je hoofd kent. Niemand verwacht dat je blijft achterom kijken, naar je jonge jaren in een achtergestelde wijk. Van ons moet niets. Maar als je jezelf presenteert als spreekbuis van een groep, als meisje uit de achterstandswijk, zorg dan minstens dat alles klopt. Als je anderen je geworteldheid wil voorhouden om ze een geweten te schoppen, zorg dan minstens dat de elementaire feiten correct zijn.

Tram 7 rijdt niet door de achtergestelde wijk waarvoor jij meent te moeten spreken. Tram 7 komt niet aan de Boekenbeurs.

donderdag 6 november 2008

Er enigszins over


Mooie momenten in de Amerikaanse verkiezingscampagne. McCain die een aanhangster, die vertelt dat ze Obama niet betrouwt omdat hij een Arabier zou zijn, terechtwijst en verklaart dat zijn tegenstrever een eerzaam man is. Diezelfde McCain die in de speech waarin hij zijn nederlaag toegeeft, zijn supporters die Obama uitjoelen, bestraffend toespreekt. Obama die in zijn overwinningsrede uitlegt dat hij nu ook de steun moet zien te verdienen van die Amerikanen die niet voor hem hebben gestemd.

Dat is de essentie van democratische politiek. Je verschilt met elkaar van mening, maar je ontzegt elkaar niet het recht op die mening of op het verkondigen ervan. Dat zou immers betekenen dat je jezelf en jouw mening meer waard acht dan een ander en diens mening. Dat kan niet: in de democratie zijn we allemaal gelijk en is het dus kwestie van elkaar met goede argumenten van onze meningen proberen te overtuigen.

Onze minister van landsverdediging is heel erg voor de Amerikanen, maar heeft blijkbaar niet zoveel geleerd van deze campagne. Gisteren in de Kamer, lezen we in de krant (De Standaard, 06.11.08), reageerde de minister als volgt op kritische vragen van de oppositie:

'U zit geïsoleerd. U zit in het kamp van Osama bin Laden en van zijn vrienden bommenleggers en verkrachters. U bent een objectieve partner van de bommenleggers en van zij die de oren van meisjes afsnijden wanneer ze naar school gaan'. Dat is, zullen we maar zeggen, er enigszins over. De minister plaatst zijn tegenstanders buiten de gemeenschap van mensen met wie en met wiens mening hij rekening moet houden. Wel makkelijk natuurlijk, maar ook uitermate onhoffelijk en ondemocratisch.

Wat te doen? Er is een bijzonder handig boek waarin het verband wordt uitgelegd tussen goede manieren en democratie. De auteur ervan is Miss Manners, in het echte leven Judith Martin. Al een heel leven lang probeert ze, via haar adviesrubriek in inmiddels tweehonderd Amerikaanse kranten en via haar boeken, de mensheid goede manieren bij te brengen. Of beter: adviseert ze ons hoe we gracieus en respectvol (zie prentje) onze weg kunnen vinden doorheen het drukke en ingewikkelde sociale verkeer.

Miss Manners heeft een visie op goede manieren die gelijkloopt met de onze: Manners are quite democratic. When we are polite to everybody, we convey the idea that all people have equal value. Miss Manners geeft uiteraard advies over kwesties als welk servies je bij welke gelegenheid gebruikt en hoe je een tactvol, maar toch niets aan duidelijkheid te wensen overlatend briefje schrijft aan iemand die je steeds weer te dure, maar vooral ook foute cadeaus geeft.

Maar ze heeft ook al wel eens geschreven over hoe je je hoffelijk gedraagt aan het stakingspicket of wat je moet zeggen als iemand je enthousiast komt vertellen over een nieuwe liefde, waarover je zelf de grootste twijfels hebt (met I wish you the best doe je nooit kwaad).

Meer mensen moesten Miss Manners lezen. Vooral als ze als minister van defensie geacht worden de beschaving tegen de barbaren te verdedigen.

woensdag 5 november 2008

De klopgeest van Joyce


Stel, je doet iets onduidelijks in de media, als gevolg waarvan je BV wordt. Als je die status bereikt zit je gebeiteld. Je staat op de boekjes, je komt op TV, je wordt gesignaleerd op de juiste feestjes, je duikt regelmatig op in de society-bladzijden van de krant. BV zijn is een voltijdse dagtaak. Althans voor een tijdje.

Want dan wordt het onherroepelijk ook weer veel minder. Op alles komt sleet. Om de zoveel tijd moeten er nieuwe BV's worden gemaakt: mensen willen af en toe wel eens een nieuw gezichtje zien. En dan begint het gevecht om te overleven.

Wat natuurlijk altijd helpt om in de aandacht te blijven is een enge ziekte. Of een scheiding. Of een nieuw lief. Maar als je die allemaal al eens hebt gehad wordt het lastig.

Gelukkig heeft de BV uit onderstaand bericht een goede manager. En die fluisterde haar in: wat het dezer dagen helemaal doet, is BV's met een zesde zintuig. Allerhande BV's onderhouden ons tegenwoordig over hun esoterische en transcendentale ervaringen. Over hun vermogen met de overledenen te praten, over hun helende gaven. En dus dacht de manager van onze BV: Joyce, dat is je kans. Verzin iets spiritueels. En met wat stond Joyce gisteren in de krant? Met haar klopgeest. Goed gevonden.

Joyce De Troch heeft last van klopgeesten in haar huis. "Elke nacht tussen kwart voor en kwart over vijf word ik wakker door een raar geluid." De Troch heeft last van een 'zesde zintuig' dat haar klopgeesten bezorgt. "Elke avond word ik er wakker van, en ook mijn katten horen het. Ik hoor erg duidelijk iets op de trap en ik vind het gewoon bijzonder akelig", vertelt het ex-model in een interview met Story. "Ik noem het mijn lachspookje, maar het maakt me wel angstig, omdat het echt geen normaal geluid is. Als iemand mij daarvan af kan helpen, zou dat geweldig zijn", besluit De Troch.

Die Joyce, toch. Ze staat er weer. Althans voor even. Want kwatongen beweren dat Phaedra Hoste een cursus lepels-verbuigen-op-afstand volgt en Ilse De Meulemeester binnenkort onthult wat ze in een vorig leven is geweest (en, vooral: met wie!). Als dat allemaal waar is, is Joyce er weer aan voor de moeite.

Het prentje: de veertienjarige Therese Selles heeft last van een poltergeist (Duits voor "luidruchtige geest"), de wetenschappelijke verzamelnaam van het soort geest waar ook Joyce mee te maken heeft. In 1911 op de cover van het vaktijdschrift La Vie Mysterieuse.

dinsdag 4 november 2008

Misvertaaltoestanden


Hoe ging dat destijds als ontdekkingsreiziger? Je trok door een nog niet in kaart gebracht gebied en je vroeg aan de inboorlingen wat de naam was van de plaats waar je was aanbeland. Maar die inboorlingen spraken natuurlijk jouw taal niet. En dus viel je terug, hetzij op de diensten van een lokale gids die ook nog eens een andere taal sprak, hetzij op uitleggen met handen en voeten.

En daarom hebben sommige locaties een enigszins vreemde naam gekregen. Vroeg je aan een passerende Indiaan naar de naam van een rivier, antwoordde die: wat weet ik daar nu van, dat is gewoon veel water. In zijn taal: Mississippi. En die naam bleef hangen. Of nog: je vroeg aan een oorspronkelijke Australiër naar de naam van dat kustplaatsje, onderwijl naar de zee wijzend. Maar die verstond jammer genoeg wat hoor ik daar om naar waarheid te antwoorden: het geklots van de zee. In zijn taal: Wollongong, wat nu de naam is van een stadje met goed 300.000 inwoners.

In Wales moeten officiële borden in de twee talen zijn: Engels en Welsh. Maar de mensen die verantwoordelijk zijn voor het maken en ophangen van die borden zijn vaak het Welsh niet machtig. Daarvoor doen ze beroep op vertalers. Toen de dienst Verkeersignalisatie een vertaling wou van de tekst "No Entry For Heavy Goods Vehicles. Residential Site only" stuurden ze dat, naar gewoonte, naar de vertaler.

Maar die was met vakantie. En dus stuurde zijn automatische emailbeantwoorder dit bericht terug: "I am not in the office at the moment. Send any work to be translated". In het Welsh klonk dat zo: "Nid wyf yn y swyddfa ar hyn o bryd. Anfonwch unrhywh waith i'w gyfiethu". En vervolgens stond die tekst ook op het verkeersbord in kwestie (zie prentje).

Hier lees je er meer over. En ook nog over andere misvertaaltoestanden.

Wie weet wat wij destijds de Romeinen wijsmaakten. Vroegen die aan zo'n Galliër: en beste vriend, wat is de naam van uw land? Antwoordde die -onze legendarische gastvrijheid kennende- vermoedelijk met één of andere krachtterm die het midden hield tussen verdoemme en nondedju. In het Eburoons of Menapiërs: Belgae! En sindsdien is dat de naam waaronder wij wereldwijd gekend zijn.

Eigen schuld.

maandag 3 november 2008

Melekeok


Toch wel spannend. Wie wordt morgen president? Wie volgt Tommy Esang Remengesau, Jr op? Wordt het Elias Camsek Chin of Johnson Toribiong? Of doen de outsiders Joshua Koshiba en Surangel Whipps het buiten verwachting goed?

Morgen kiezen ze in Palau, een eilandengroep in de Stille Oceaan, een president en ook nog eens een parlement. Om precies te zijn: negen senatoren en zestien kamerleden. Dat maakt van het parlement van Palau -de Olbiil Era Kelulau in de lokale taal- vermoedelijk één van de weinige parlementen waarvan, met een beetje goede wil, alle leden tegelijk kunnen worden uitgenodigd voor een gezellig avondje in een flink uitgevallen huiskamer. Ook handig.

Op Palau zijn ze met ongeveer 20.000. Het formaat van een modale Vlaamse gemeente dus. Maar de politiek in Palau is allesbehalve dorps. Morgen kiezen ze de achtste president. De eerste president, Haruo I. Remeliik, werd in 1985 vermoord. De derde president, Lazarus Salii, pleegde in 1988 zelfmoord, nadat er tegen hem een proces liep wegens omkoperij. Eerder was ook al een medewerker van die derde president veroordeeld omdat hij het huis van de parlementsvoorzitter had beschoten.

Waarmee we maar willen zeggen: ook buiten Washington valt er dezer dagen politiek van alles te beleven. In Melekeok, bijvoorbeeld, de hoofdstad van Palau. Melekeok telt welgeteld 391 inwoners. Veel valt er over de metropool Melekeok niet te vertellen. Behalve dan dat er een basisschool is met wel 41 leerlingen en dat er in Lake Ngardok, vlakbij de stad, zoutwaterkrokodillen leven.

Het prentje: het Capitool, het kloppende hart van de Palause politiek. Hier vind je de vlaggen van de verschillende staten van Palau. Er zitten er heel mooie tussen. Een tip: Angaur (Ngeaur), vermoedelijk ontworpen op de eerder vermelde basisschool.

zondag 2 november 2008

Amerikaans nieuws


Als je de krantenwinkel binnenstapt valt weer eens op hoe weinig origineel wij mensen wel zijn.

Op ongeveer alle krantenredacties vonden ze het een blits idee om met een speciaal katern over Amerika uit te pakken! Geweldig idee, Janssens, daar zullen ze bij de concurrentie nooit aan gedacht hebben. Net zoals op massa's tijdschriftredacties iemand suggereerde: als we nu onze voorpagina eens opmaken in de stijl van de Amerikaanse vlag, met sterren en strepen? Briljant gevonden, Peeters, herinner me er aan dat ik je opslag geef! En het collectieve resultaat? Inderdaad.

Valt er eigenlijk sowieso nog wel iets te vertellen over die Amerikaanse verkiezingen? Is er nog één Amerikaan die nog niet geïnterviewd is? Is er nog één typisch dorpje waar de wereldpers niet is neergestreken? Op zo'n momenten zijn we wat blij dat er de fijne site van Criggo is: een enigszins andere selectie uit het Amerikaanse nieuwsaanbod.

Zoals bijvoorbeeld bovenstaand bericht. Uit het leven gegrepen, nietwaar? En dan een denkvraag, lieve lezers: zou de man uit dit berichtje morgen voor Obama stemmen of voor McCain?

zaterdag 1 november 2008

De schaal van Richter


Dat is ze dan: dé schaal van Richter. Inderdaad: op één of andere manier worden alle aardbevingen ter wereld aan deze schaal afgemeten. Dat zit zo.

Charles Francis Richter werd in 1900 geboren in een boerendorpje in Ohio. Toen zijn ouders scheidden, verhuisde kleine Charles mee met moeder naar Los Angeles. De boerderij en toebehoren werden verkocht en de opbrengt netjes verdeeld tussen beide ouders. De meer persoonlijke spulletjes van de familie van moederskant verhuisden mee naar Los Angeles. Zo ook de schaal.

De schaal is op zich niet zo bijzonder: een middennegentiende eeuws industrieel product, in porselein van Limoges. Een erfstuk van Richters grootmoeder. Dat soort spulletjes stond bij de Richters meestal in, wat gemeenzaam het salon werd genoemd, de plaats waar het tafelgerei voor speciale gelegenheden werd bewaard. Zo ook de schaal.

In Los Angeles gekomen besloot moeder Richter dat het tijd was voor ander en beter. Moeder Richter kocht nieuwe huisraad. Een ander leven kon beginnen. En zo verhuisden de uit Ohio meegebrachte erfstukken naar het jongenskamertje van Charles. Zo ook de schaal.

Charles bleek een slim jongetje te zijn. In geen tijd fietste hij door de lagere en middelbare school. Daarna studeerde hij natuurkunde aan de Stanford-universiteit en aan Caltech, waar hij in 1928 ook promoveerde. Vrijwel onmiddellijk kreeg Richter een baan aan het nieuw opgerichte seismologische instituut in Pasadena. Charles verhuisde. Zo ook de schaal.

In dat seismologische instituut vormde Richter al gauw een onafscheidelijk duo met zijn oudere collega Beno Gutenberg. Gutenberg was, hoewel een ernstig wetenschapper, toch ook een beetje een practical joker. En elke dag vonden die twee wel wat. Een punaise op de stoel leggen van directeur Robert Millikan, in de kantine suiker in de zoutvaatjes doen, met een vervormde stem naar een collega thuis bellen en zich voorstellen als zijnde de minnaar van diens vrouw. Ja, met Richter en Gutenberg kon je lachen.

Tot die ene dag het een beetje uit de hand liep. Tot dan toe werden aardbevingen gemeten aan de hand van de Schaal van Mercalli. Op een dag vonden de beide grapjassen er niets beter op dan in de kantine de vertrouwde soepketel te vervangen door, jawel, dé schaal van Mercalli. Vonden ze wel een leuk idee. Maar natuurlijk gebeurde toen wat niet had mogen gebeuren: Dorothy Strauss, de dame die soep bedeelde en die altijd al wat slecht te been was, struikelde over het tapijt en daar ging de soep. En erger: de schaal van Mercalli.

Rampspoed. Gelukkig was directeur Millikan net even twee weken kamperen met het hele gezin. Dat gaf onze grapjassen de tijd om een oplossing te vinden. Mercalli's schaal met contactlijm restaureren bleek al snel onbegonnen werk. In haar ijver had Dorothy de meeste stukken al meegegeven met het oud vuil.

Tijdens een slapeloze nacht in zijn vrijgezellenflatje viel Richters oog op de schaal die zijn hele leven al met hem was meeverhuisd. Ze zag er weliswaar niet helemaal hetzelfde uit, maar ze leek wel wat op Mercalli's schaal. En directeur Millikan droeg een bijzonder dikke bril. Met wat geluk merkte hij het verschil niet eens.

En zo geschiedde. De volgende morgen slopen Richter en Gutenberg het bureau van de directeur binnen en openden de glazen toonkast waar tot voor kort Mercalli's schaal stond. Richter haalde het van thuis meegebrachte exemplaar van onder zijn jas en schoof het voorzichtig op zijn plaats. Als iedereen zijn mond hield, viel het misschien allemaal nog mee.

Twee weken later verscheen Millikan, bruingebrand en helemaal uitgerust, terug op het werk. En al op de eerste dag deed de nieuwe schaal dienst. Een knoert van een aardbeving, in de Stille Zuidzee. En twee dagen later nog één, in de Golf van Mexico. Millikan was in de wolken. Want wat bleek? Telkens begonnen, twee dagen voor de eigenlijke beving, de knikkers in de schaal al behoorlijk te rammelen. Bij de oude schaal, die van Mercalli, was dat pas een dag op voorhand. In dat licht was de stommiteit van Richter en Gutenberg snel vergeven.

Voor wie niet helemaal doorheeft hoe de aardbevingskunde werkt: in zo'n seismologische schaal liggen, afhankelijk van de grootte van het model, negen tot vijftien knikkers. De toonkast waarin de schaal zich bevindt is gemaakt uit bijzonder trillingsgevoelig Hondurees hardhout en staat op enigszins ongelijke poten. Daardoor registreert ze elke beweging in de ondergrond.

Richter's schaal -in het jargon een dertienknikker, een middelgroot model dus- was, zo bleek na analyse, samengesteld uit een lichter soort porselein dan die van Mercalli. Daardoor is ze gevoeliger voor de door de toonkast opgevangen trillingen. En die trillingen brengen in de schaal de -in dit geval dertien- knikkers aan het rammelen. Aan de intensiteit en de duur van het gerammel van die knikkers wordt de kracht van een aardbeving afgemeten.

Als de knikkers beginnen rammelen wordt de jongste bediende -die in regel het scherpste gehoor heeft- de gang op gestuurd. Hij krijgt de opdracht zich weg van het bureau van de directeur te begeven, onderwijl aandachtig luisterend of hij de knikkers nog hoort. Afhankelijk van hoeveel deuren ver hij ze nog registreert, krijgt de schok een cijfer. Een flinke aardschok -bijvoorbeeld één van zes tot zes punt negen op de schaal- betekent dat de knikkers een behoorlijke herrie hebben gemaakt, die je wel zes tot bijna zeven bureaus ver kon horen.

Zo, dat heeft de geïnteresseerde lezer dan maar mooi weer geleerd: het échte verhaal achter de Schaal van Richter. Dat soort dingen lees je nooit eens in de krant.