vrijdag 5 december 2008
Toen mannen nog man waren
Vroeger konden vaders alles. Als de kraan lekte, staken ze een nieuw rubbertje. Electriciteit leggen? Een kleintje. Even een muurtje metselen? Waar wil je hem hebben? Timmeren, boren, loodgieterij, een vals plafond steken: vaders konden alles of gaven althans vastberaden die indruk.
Hedendaagse mannen zijn, in regel, niet zo handig in huis. Ze komen in twee soorten. Enerzijds heb je de beterweters. Je komt ze tegen in Gamma of Brico en herkent ze aan het dure gereedschap waarmee ze hun winkelkarretjes vullen. Dat gereedschap wordt hooguit één keer gebruikt en verhuist dan naar schuurtje of rommelhok. Hun huizen herken je aan de niet sluitende deuren, de loshangende electriciteitsdraden en de lekkende lavabo's. Maar zelf vinden die mannen dat ze dat geweldig goed hebben gedaan. En ze kunnen je tot twee cijfers na de komma voorrekenen hoeveel ze hebben bespaard door geen beroep te doen op de vakman.
Anderzijds heb je de mannen die, als er in huis iets moet gebeuren, inderdaad beroep doen op de specialist. Maar dat gaat nooit helemaal van harte. Hulp inroepen van de specialist is ook een beetje toegeven dat je gefaald hebt als man. Daarom hangt dat soort mannen, als de specialist in huis is, vaak zo'n beetje als een groupie rond de werkman. Proberen de schijn hoog te houden: ineens doen of we bovenmatig geïnteresseerd zijn in de klus in kwestie, vragen of we een biertje moeten halen, dragen we voor de vorm mee zakken met puin naar buiten. Kijk, papa, wij zijn ook een beetje man. Want daar gaat het vermoedelijk om: onze vaders konden dat allemaal zelf. Wij niet. Losers.
Zelf tot de tweede mannensoort behorend, dromen we 's nachts zelfs over dat soort onderwerpen. Vannacht hadden we een vakman over de vloer die iets onduidelijks deed in de woonkamer. Op een bepaald moment deed de man iets als gevolg waarvan een stuk bepleistering van het plafond naar beneden kwam. Geen punt, zegde de man, dat regelen we wel, waarna hij keek of er nog stukken bepleistering los hingen. Waarna in de kortste keren ongeveer het hele plafond werd gesloopt.
(Overigens: zo'n doorkijkplafond had wel wat. Je kon, van onderuit, ook binnenkijken in de gasradiator die boven staat. Zie je niet zo vaak vanuit dat perspectief.)
In onze dromen blijven we altijd bijzonder beheerst. Dus vroegen we de man hoe en wanneer hij dat plafond wou herstellen. Maar toen begon de vakman te jammeren en, letterlijk, te wenen. We bekeken hem nog eens de goed en constateerden toen wat ons blijkbaar de hele tijd was ontgaan: de vakman bleek, letterlijk, een dwerg te zijn. Die bovendien als ultiem argument ter zijner verontschuldiging inriep: "en ik ben al zoveel vermagerd". Loser.
Bij het ontwaken hadden we een moment spijt dat we niets van psycho-analyse afwisten, dan hadden we die droom kunnen duiden. Maar eigenlijk is dat, besloten we, dan weer een geluk bij een ongeluk: psycho-analyse vormde ook voor onze vaders een gesloten boek. Bleken we toch een beetje een Echte Man.
(Het prentje: De ultieme gereedschapskist. Een bijzonder fraai exemplaar van rond de vorige eeuwwisseling. Driehonderd verschillende tangen, hamers, beitels en boren. Toen waren mannen nog man.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten