zondag 6 april 2008

Socialisme en computers


Socialisme is vooral een kwestie van computers, vertrouwde de marxistische econoom Ernest Mandel (foto) ons ooit toe. In de toekomst zullen we over zo'n krachtige computers beschikken dat het een kleintje zal zijn precies te berekenen wat we als samenleving aan goederen en diensten nodig hebben en de productie daarop te organiseren.

Dat was in de jaren zeventig, toen Mandel ons zijn geloof in het computersocialisme probeerde bij te brengen, een gedachte die de meeste linkse mensen deelden. In het Chili van Salvador Allende -de verkozen linkse president die in 1973 door een militaire staatsgreep ten val werd gebracht- stelde men bijvoorbeeld al zijn hoop op één krachtige mainframe computer en een netwerk van telexmachines in de bedrijven, kon je recent lezen in The New York Times. De telexmachines werden geacht de centrale computer constant te voeden met de meest recente productiegegevens. De ironie wil dat het computersysteem maar één keer goede diensten bewees: om de regering Allende te helpen een staking van de transporteurs te breken.

De computers zijn alleen maar krachtiger geworden en toch is er geen socialisme gekomen. Wat liep er mis? De economen behorende tot de zogeheten Oostenrijkse School toonden in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw, doorheen wat men in het jargon het socialistische calculatiedebat noemt, al aan dat het idee van een volledig geplande economie nooit kon werken. Een economie is gewoon te complex om ze, zoals Mandel dacht, met heel krachtige computers in goede banen te leiden.

Mandel gebruikte in debatten altijd erg tot de verbeelding sprekende voorbeelden. Als het over de planeconomie ging, vertaalde Mandel dat in onderbroeken -die hij altijd slips noemde- en schoenen. Als iedereen thuis een computer had, dan was het een kleintje om mensen regelmatig te vragen hoeveel schoenen en slips ze nodig hadden. Op basis daarvan berekende je wat nodig was en gaf je de bedrijven het signaal om meer of minder te produceren. Klaar is kees.

Mandel ging zelf nooit winkelen en woonde zijn hele leven tussen de oude meubeltjes van zijn ouders, lees je in de biografie die Jan-Willem Stutje vorig jaar over hem publiceerde (Ernest Mandel: Rebel tussen Droom en Daad, Antwerpen, Houtekiet/Amsab, 2007). Dat verklaart veel. Consumenten weten immers niet op voorhand of en hoeveel schoenen en onderbroeken ze nodig hebben.

In een markteconomie lopen ze door de Meir of Nieuwstraat en kijken ze wat er in de winkels wordt aangeboden. Zien ze schoenen die ze leuk vinden tegen een prijs die hen aanvaardbaar lijkt, dan kopen ze schoenen, of ze die nu al dan niet nodig hebben. Als een bepaald type schoen goed verkoopt, dan is dat voor producenten het sein om er meer van te maken, want zo hopen ze winst te maken. Als niemand nog onderbroeken met lange pijpen koopt, dan worden ze ook minder gemaakt. De markt fungeert eigenlijk als een gigantisch complex informatiesysteem. Superieur aan elk model van centrale planning, concludeerden de Oostenrijkse economen.

Hola, werpen marxisten tegen. Maar, al die schoenen die je koopt omdat je ze niet nodig hebt: dat zijn valse behoeften! We moeten mensen tegen zichzelf in bescherming nemen en zorgen dat ze hun centjes besteden aan waardevolle dingen: aan klassieke muziek, ernstige boeken en gezonde voeding. En dus beslissen wij misschien beter voor de mensen wat er wordt geproduceerd.

Een planeconomie werkt niet alleen inefficiënt, maar leidt ook altijd tot inperking van de individuele handelingsvrijheid, besloten de Oostenrijkers. En daarin treden we ze bij.

In de late jaren zeventig, toen Mandel ons het socialisme probeerde uit te leggen aan de hand van onderbroeken en schoenen, dachten we nog niet zo geweldig na over die dingen. Socialisme was een zaak van grote emoties, van solidariteitsfeesten met het Chileense volk, van veel hart en weinig hoofd. Nog altijd krijgen we het moeilijk als we luisteren naar de klassieker uit die jaren: El pueblo unido jamas sera vencido. Hier uitgevoerd door Quilapayun.

Al geven we inmiddels de voorkeur aan de versie van de Italiaanse pianist Giovanni Mirabassi.

Geen opmerkingen: