zaterdag 31 januari 2009
Leuk, dus niet
Dat soort leuke tijdschriftjes zie je nooit meer. En roken! Al helemaal taboe.
Het leven is soms eenvoudig. De basisregel luidt: als het leuk is, mag het niet.
Van zodra je dat door hebt, worden veel dingen duidelijk.
vrijdag 30 januari 2009
Dansen in de straten
"Dancing is unique among the art forms in that it leaves no trace; it is done for its own pleasure; it is sublimely useless and non-egotistical. You cannot sign and sell it. Coleridge said that the three first art forms were architecture, cooking and clothes. But I think it more likely that dancing was the first. After all, you can dance naked and live in a cave, and when fruit weighed down the branches around you, there would not have been much need for cooking."
Tom Hodgkinson, How To Be Idle, 2004.
Het prentje: Martha and the Vandellas. Hier de mensheid verblijdend met het eeuwig tot vrolijk voetgeschuifel en dito heupgewieg uitnodigende Dancing in the Streets (filmpje).
Wat dan weer niet zoveel mensen weten, maar onze lezers zo meteen wel, is dat Martha Reeves -dé Martha van de Vandellas- sinds 2005 gemeenteraadslid is in Detroit. En dat zal Detroit geweten hebben: "One of her ideas to boost Detroit's economy was a series of downtown statues of such Motown figures as Stevie Wonder and Smokey Robinson". Sindsdien niets meer gehoord van enige kloof met de burger in Detroit.
donderdag 29 januari 2009
Helikopters voor iedereen
Zeer teleurstellend: straks zit het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw er op en nog steeds geen helikopters voor iedereen, hoewel dat toch een fundamenteel mensenrecht is. Tijd dat de regering daar eens werk van maakt. Of Europa. Of Obama.
Het moet gezegd, vroeger zag de toekomst er een stuk veelbelovender uit.
woensdag 28 januari 2009
Onderweg of op hotel
Wie ook maar een beetje belangrijk is, is onderweg of op hotel. In werkomgevingen kan je de pikorde aflezen van de onkostenvergoedingen, vliegtuigticketten en hotelrekeningen die mensen binnenbrengen. Wie gewoon aan zijn bureautje zijn werk doet, is een loser.
En levert al dat gereis ook iets op? Bar weinig, leert onderzoek. "Europese managers op zakenreis besteden slechts 55 procent van hun trip op een efficiënte manier. De rest van de tijd verblijven ze in hun hotelkamer of wachten ze op hun vlucht", kon je gisteren op alle nieuwssites lezen.
Werken kan ook veel leuker zijn én productiever. Nu, zoals we eerder berichtten, het nieuwe boek van Alain de Botton, over werk, er aan komt, staat hij in alle kranten. In De Volkskrant (hier lees je het volledige gesprek) vroegen ze hoe zijn werkdag er uit ziet:
‘Dat is precies de vraag die ik ook aan iedereen stelde. Ik ga naar mijn kantoor aan de overkant van de straat. Ik doe mijn computer aan, lees wat mails en dan begin ik. Normaal gesproken heb ik twee goede schrijfsessies per dag. Van tien tot één en van vijf tot zeven uur. Dan stop ik. De avond en de nacht gebruik ik om te herstellen.’
Meer moet en mag dat niet zijn.
(Het prentje: Rudy Devuyst en Luc Wagemans gaan wat graag op zakenreis, al dan niet met het vliegtuig. En op hotel, natuurlijk!)
dinsdag 27 januari 2009
Redelijk revolutionair
A Sane Revolution
If you make a revolution, make it for fun,
don't make it in ghastly seriousness,
don't do it in deadly earnest,
do it for fun.
Don't do it because you hate people,
do it just to spit in their eye.
Don't do it for the money,
do it and be damned to the money.
Don't do it for equality,
do it because we've got too much equality
and it would be fun to upset the apple-cart
and see which way the apples would go a-rolling.
Don't do it for the working classes.
Do it so that we can all of us be little aristocracies on our own
and kick our heels like jolly escaped asses.
Don't do it, anyhow, for international Labour.
Labour is the one thing a man has had too much of.
Let's abolish labour, let's have done with labouring!
Work can be fun, and men can enjoy it; then it's not labour.
Let's have it so! Let's make a revolution for fun!
David Herbert Lawrence (1885-1930), A Sane Revolution, Selected Poems.
(Prentje: D.H. Lawrence, Nickolas Muray, 1924.)
maandag 26 januari 2009
Hoeveel raadsels telt de jazz
Eén van de betere uitvindingen der mensheid is het recyclagepark. In het recyclagepark in de gemeente waar wij wonen kan je zelfs met je oude boeken terecht. Die kan je liefdevol achterlaten in een daartoe speciaal ingerichte container. En als je exemplaren ziet liggen die door anderen zijn achtergelaten maar waarover je je wilt ontfermen, mag je ze zomaar adopteren. Hartverwarmend!
Zaterdag was het weer feest. Drie grote volle tassen weggegeven en in ruil bijzonder fijne trouvailles: bijvoorbeeld twee exemplaren van Die Neue Merkur uit 1921 en 1922, met daarin ondermeer essays van Coudenhove-Kalergi, Anton Tsjechow, Ernst Bloch en Martin Buber. Je vraagt je onwillekeurig af wie de man of vrouw was die, bijna negentig jaar geleden, in onze gemeente dat soort dingen las. En ook nog, uit 1964, Jazz. Muziek van Onze Tijd, van Jan Geysen.
De strijd is gestreden! De hartstochtelijke bewonderaars van de jazz hebben gezegevierd; de gelederen van de tegenstanders zijn uitgedund. De jazz is een onmisbaar stuk van de taal geworden, waarin de moderne mens zich uit; een stuk van de atmosfeer waarin hij zich beweegt. Dingen die vanzelfsprekend geworden zijn, verliezen hun polemisch karakter en wanneer een kunstvorm volwassen geworden is, komt hij -zoals in elk leven- pas tot volle ontplooiing. Er is geen moderne muziek meer denkbaar zonder de rol en invloed van de jazz.
Maar hoeveel raadsels telt de jazz nog voor de Westeuropese luisteraar? Welke vragen rijzen er niet overal? Daarom is het verheugend een goed en boeiend boek over de aard en de geschiedenis van de jazz aan de jeugd te kunnen aanbieden.
En dat is dan nog maar de achterflap.
PS. Wie graag eigenaar wordt van de twee Neue Merkurs: laat maar iets weten.
(Het prentje: Inventions and Dimensions, Herbie Hancock, Blue Note Records, 1963)
zondag 25 januari 2009
Hopelijk valt er nog sneeuw
In de Figaro Magazine van deze week een gesprek tussen een klimatoloog, Jean Jouzel, en een historicus, Emmanuel Le Roy Ladurie, over het weer. Mooi hoe je in de kortste keren een erg Franse analyse krijgt: de weerslag van de klimaatverandering op de wijn.
Le Figaro Magazine - Quelles découvertes nous apporte votre dernier livre sur l'histoire du climat ?
Emmanuel Le Roy Ladurie - J'ai précisé la chronologie en montrant l'entrelacement des cycles de réchauffement. Décennie 1911-1920 : certains hivers deviennent plutôt doux et les étés parfois frais, mais la canicule de 1911 provoquera, elle, 40 000 morts. Du point de vue historique, les trois grands hivers 1940-1941-1942 ont aggravé les conséquences de l'Occupation en France ; mais ils ont également contribué à la défaite allemande. Décembre 1941 et janvier 1942 ont été très durs : en Russie, les températures furent nettement plus froides que d'ordinaire. Vinrent ensuite les étés caniculaires : l'étonnante année 1943 ; l'été 1945 (Mouton-Rothschild 45 !) ; la canicule de 1947 ; l'incendie estival des Landes en 1949. Les grands millésimes sont liés souvent aux très beaux étés. On constate aussi de remarquables différences entre les évolutions saisonnières. Les automnes, par exemple, se réchauffent au XXe siècle mais ils prennent de l'avance, calorifique, additionnelle, depuis 1980. Sont engendrés, de ce fait, des « étés indiens » en assez grand nombre à partir de 1981. Le tiercé vinico le 1988-1989-1990 est contemporain de superbes millésimes à Bordeaux.
De historicus laat zich duidelijk enigszins door zijn enthousiasme meeslepen, maar realiseert zich op tijd dat nogal wat lezers nu denken: dan valt het dus nogal mee met die klimaatverandering? Voortaan elk jaar geweldige wijn? En daarom besluit hij veiligheidshalve: Néanmoins, on peut s'inquiéter pour le prochain siècle de l'occurrence d'un certain nombre de catastrophes qui sont loin d'être entièrement imaginaires.
Hopelijk valt er deze winter nog sneeuw. De wereld ziet er dan veel treffelijker uit. Zelfs treinstations, industrieterreinen en snelwegen.
Vooral treinstations, industrieterreinen en snelwegen.
(Het prentje: Chicago & North Western Railyard, Chicago. December 1942, Jack Delano.)
zaterdag 24 januari 2009
Beroemde mensen
De negentiende eeuwse filosoof Ludwig Feuerbach meende dat hoe we ons de goden voorstellen een uitvergroting vormt van hoe we over de ideale mens denken. God is almachtig, alwetend, algoed. Eigenschappen die de meesten van ons in het dagelijkse leven ontberen, maar die we wel nastrevenswaardig vinden.
Door ons de goden op die manier voor te stellen doen we onszelf tekort, vond Feuerbach. Want naarmate we de goden groter maken, maken we onszelf kleiner. Het geloof in goden is een illusie die ons belet het leven te leiden dat we dromen.
Met dat geloven in goden is het weliswaar niet helemaal goed gekomen, maar er is wel veel veranderd. We stellen ons god nog hooguit voor als een anonieme kracht, als een iets dat ooit het heelal in werking stelde en dat sindsdien van op grote afstand het universum bestiert. Maar onze nastrevenswaardige idealen hebben we op anderen geprojecteerd. Op de Beroemde Mensen.
Die schrijven we een leven toe dat larger is than life. Beroemde Mensen maken voortdurend spannende dingen mee. Ze worden verliefd, maken geweldige reizen, dragen fantastische kleren, wonen in droomhuizen, gaan voortdurend om met andere interessante mensen, doen gedurfde dingen, gaan geregeld ook eens door een diep dal, leven alsof elk moment het laatste kan zijn. Beroemde Mensen leven, althans in onze verbeelding, het leven zoals het bedoeld is. Zoals we dat zelf zouden willen leiden.
Feuerbach zou zeggen: weerom doen we onszelf te kort. Het geloof in Beroemde Mensen is een illusie die ons belet zelf werk te maken van een leven dat alleszins iets dichter aansluit bij onze dromen. Hoe komt dat?
Goede vraag.
Wetten en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat?
vrijdag 23 januari 2009
Sint Willebrord, Noord-Brabant
Het Noord-Brabantse Sint Willebrord brengt drie dingen voort: wielrenners, biljarters en schlagerzangers. De eerder deze week overleden Rien Brouwers was in de jaren zestig een niet onverdienstelijk amateurwielrenner, maar vooral ook de eigenaar van de dorpsplatenzaak. In die platenzaak kwam ook de op dat moment vijftienjarige Corry Konings (prentje). Corry zong wel eens wat en Brouwers zag iets in haar. Hij bracht ze in contact met Pierre Kartner, die toen nog Vader Abraham moest worden.
Kartner was een man van veel stielen: hij werkte ondermeer nog in een chocoladefabriek in Hoboken, was banketbakker en hield een tijdje een frietkraam open. Maar Kartners passie was de muziek. En toen verscheen Corry. Kartner koppelde haar aan een balorkestje, de Rekels, en schreef in 1970 voor hen Huilen Is Voor Jou Te Laat dat een fantastische hit werd en dat we toen als singletje kochten op de braderij van dezelfde gemeente waar Kartner ooit chocolade had gemaakt. Wat weer bewijst dat de wereld niet groot is. En, belangrijker, dat liedje spelen we vandaag (filmpje).
Mensen doen soms wel eens wat lacherig over het levenslied. Behalve wanneer de Cultuurpolitie er zijn goedkeuring aan heeft gegeven. Die omarmde op een bepaald moment André Hazes (zeggen we overigens geen kwaad woord over), vergeleek hem met Amerikaanse blueszangers en dus mocht er naar worden geluisterd. Corry is nog niet goedgekeurd door de Cultuurpolitie. Dus hebben de lezers die naar het filmpje keken zonet een daad van culturele incorrectie gesteld. Als dat maar goed komt.
Om de zoveel tijd meent de politiek zich het lot van het Nederlandstalige lied te moeten aantrekken. Zo komen er, lazen we, quota voor Nederlandstalige liedjes op de radio.
De achterliggende problematiek is reëel. Kleine talen staan onder druk van grote talen. Elke spreker van zo'n kleine taal wil best wel dat zijn/haar taal bewaard blijft. Maar elke spreker van die taal is ook geneigd eieren voor zijn/haar geld te kiezen en, als het nodig is voor de boterham, gebruik te maken van de grotere taal. En als we dat allemaal doen is de kleine taal weg. Vandaar -als we tenminste effectief de kleine taal willen behouden- de noodzaak van overheidstussenkomst.
De vraag is natuurlijk of quota daartoe het beste instrument vormen. In Nederland maakten ze zich in de jaren zeventig ook zorgen over de toekomst van het Nederlandstalige lied. En toen werd besloten de beste componisten aan de beste dichters en tekstschrijvers te koppelen, met de vraag een mooi liedje in de eigen taal te schrijven. Twaalf liedjes verschenen op een elpee, Zing je Moers Taal, die in 1976 als Boekenweekgeschenk werd uitgedeeld.
Ondermeer Harry Mulisch, Bert Schierbeek, Kees Buddingh, Jules Deelder, Judith Herzberg en Simon Carmiggelt maakten een tekst. Twee liedjes werden klassiek: De Kinderballade, van Gerrit Komrij, gezongen door Boudewijn De Groot (erg mooi liedje, foeilelijk filmpje) en, vooral Terug Naar De Kust, op tekst van Theun De Vries, gezongen door Maggie MacNeal (geweldig lied, enigszins saai filmpje).
Twee op twaalf klassiek: geen slecht resultaat. En dat zonder quota. Misschien iets om dit weekend over na te denken: welke Nederlandstalige auteurs kunnen we vandaag om een liedjestekst vragen. We kijken met geweldig veel belangstelling uit naar de suggesties van onze lezers.
donderdag 22 januari 2009
Lezen is best wel gevaarlijk
Lezen is best wel gevaarlijk. Niet in de romantische betekenis: het gebeurt vrijwel nooit dat mensen boeken lezen en vervolgens besluiten barricades op te richten, al hun geld aan de arme kindjes te geven of gekke bekken te trekken naar politieagenten. Dat literatuur potentaten doet beven en het onrecht helpt bestrijden is iets dat auteurs elkaar -en de meisjes waarop ze indruk proberen te maken op café- wijsmaken.
Lezen is gevaarlijk in een veel aardsere en daardoor ook meer fundamentele betekenis. Wie leest, houdt zich niet met andere dingen bezig. Wie veel leest, vindt vrijwel alle andere dingen onbelangrijk. Wie veel leest, vindt tijd dat ie niet leest verloren tijd. Wie leest houdt niet van vergaderen, van werken, van feestjes, van recepties, van bijeenkomsten van de Liga van de Rechten van de Mens, van uitstapjes met de wagen, van bezoeken aan het grootwarenhuis. Wie leest wil alleen gerust gelaten worden en verder lezen. Dat is best wel gevaarlijk.
Want stel dat iedereen zou beginnen lezen. Waar zou het naar toe gaan met de economie? Wie zou het land dan verdedigen? Wie zou voor ons medailles behalen op de Olympische Spelen? Wie zou de Chinese markt veroveren? Wie zou de staat hervormen en Brussel-Halle-Vilvoorde splitsen?
Of nog erger: stel dat machthebbers zouden beginnen lezen. In de kortste keer zouden ze zich proberen te onttrekken aan datgene dat machthebbers geacht worden te doen: vergaderen, redevoeringen houden, linten knippen, handenschudden, kindertjes over de bol aaien, discussiëren, ruziemaken, interviews geven. Ze zouden alleen nog maar willen lezen. Best wel een griezelige gedachte.
Alan Bennett schreef The Uncommon Reader: een klein, fijn boekje over een niet nader gespecifieerde Britse Koningin die de de verslaving van het lezen leert kennen. Een beetje per ongeluk en eerst louter uit plichtsbesef leest ze een boek. En van dat ene boek komen er andere. En dan wil ze alleen nog maar lezen. En dan wordt het eng, althans voor haar entourage. De Koningin wil helemaal niet meer op staatsbezoek of nieuwe melkfabrieken openen of het volk toewuiven vanuit de koets. De Koningin wil alleen maar gerust gelaten worden en lezen.
Waar moet dat heen? Vooral, zoals de hovelingen terecht opmerken, omdat lezen niet alleen asociaal is, maar bovendien ook nog eens elitair. Wie leest geeft de indruk de anderen niet nodig te hebben, laadt de verdenking op zich aan zichzelf genoeg te hebben. Zijn er in deze tijd ergere zonden denkbaar? Asociaal én elitair. Voor je het weet zal het volk zich tegen de monarchie keren! Daar moet een stokje voor gestoken worden! Lees vooral zelf hoe het afloopt. Leuk boekje. En eigenlijk subversief ook.
Want stel je voor dat die boodschap ook doordringt tot de Ministers van Cultuur, de televisiemakers, de culturele hoogwaardigheidsbekleders. Stel dat iemand ze vertelt: lezen is helemaal niet gemeenschapsvormend en democratische attitudenbevorderend en meer van dat fraais. Dan zouden die wel eens kunnen besluiten: gedaan met het streven om van bibliotheken pretparken te maken, gedaan met het laten optreden van schrijvers in praatshows, gedaan met het organiseren van literaire evenementen, gedaan met de boekenprogramma's op TV.
En wat dan? Dan zouden al die uitgevers, schrijvers en hun publiek zich gewoon weer kunnen concentreren op het echte werk: boeken maken en lezen. Eigenlijk ook wel een gevaarlijke gedachte.
(Het prentje: Koningin Elisabeth gefotografeerd door Cecil Beaton, 1968.)
woensdag 21 januari 2009
Vier maart 1913
Vier maart 1913. Geweldig veel volk bijeen verzameld voor de inauguratie van de 28ste president van de Verenigde Staten, Woodrow Wilson. Wat mag Wilson zoal op het palmares van zijn presidentschap schrijven?
Wilson was, ook tijdens zijn ambtsperiode, een bijzonder enthousiast golfspeler: Wilson holds the record of all the presidents for the most rounds of golf played, over 1,000, or almost one every other day, leert Wikipedia. En ook dit nog: During the winter, the Secret Service would paint golf balls with black paint so Wilson could hit them around in the snow on the White House lawn.
En het allermooiste: Woodrow Wilson had a sheep named "Old Ike" that chewed tobacco and grazed on the lawn of the White House.
Het wordt voor Obama niet makkelijk om beter te doen.
dinsdag 20 januari 2009
Een erg grote vis
"Ja, ok, dat is een erg grote vis. Maar ik heb er wel eens een veel grotere gevangen."
"Niet waar."
"Wel waar."
"Heb je er een foto van laten maken?"
"Neen."
"Daarom ik nu wel."
"En dan laat je die voortaan aan iedereen zien?"
"Inderdaad."
"Sterk plan. Had ik ook aan moeten denken toen ik destijds die nog grotere vis heb gevangen."
"Jij hebt helemaal geen nog grotere vis gevangen."
"Toch wel."
"Toch niet."
(Het prentje: "A world's record 384-pound black sea bass caught by Franklin Schenck of Brooklyn with rod and reel off Catalina Island, California, on August 17, 1900.")
maandag 19 januari 2009
Schitterende dag
Vandaag, beweert de krant, is de meest deprimerende dag van het jaar (De Standaard, 18.01.09). De in depressies gespecialiseerde Engelse psycholoog Cliff Arnall bedacht een paar jaar geleden een wetenschappelijke formule waaruit bleek dat de derde maandag in januari de dag is waarop de wereldbevolking het diepst in de put zit.
"Het slechte weer in januari maakt sowieso al velen somber. Bovendien realiseren mensen zich in de derde week van januari dat zij hun goede voornemens alweer hebben verbroken en dat het nog heel lang duurt voordat ze weer vakantie hebben.
Daarnaast voelen de meesten in januari de feestdagen nog in hun portefeuille, temeer omdat in de derde week wel weer de maandelijkse rekeningen binnenstromen."
Maar vermits wij sinds vorige week helemaal geen portefeuille meer hebben en eerder ook al vergaten goede voornemens te maken, zeggen wij: schitterende dag!
zondag 18 januari 2009
Vakmanschap
Vakmanschap: het is niet meer wat het geweest is.
Vermoedelijk hoorde je die verzuchting ook al in 1930, 1827, 1639 en 1214. Dan zijn er twee dingen mogelijk. Ofwel waren we in een nog verder liggend verleden inderdaad allemaal geniale stielmensen, met als logische consequentie dat het hoogtepunt van het mensdom zo ongeveer bij de Neanderthalers lag en het sindsdien voortdurend bergaf ging. Ofwel idealiseren we het verleden. Zelf hangen we interpretatie twee aan. Om de reden dat, als er wordt vergeleken, dat altijd op zo'n manier gebeurt dat het verleden er beter uit komt. Hoezo?
Eén. Als we het over vakmanschap hebben kijken we naar fijne stielen die hun oorsprong hebben in het verleden en die je vandaag steeds minder beoefend ziet. We kijken nooit naar nieuwe stielen en toetsen dus ook nooit de eventuele vroegere beoefenaars daarvan aan de maatstaven van vandaag. Dat kan ook niet. Hoeveel middeleeuwse webdesigners kennen we bijvoorbeeld? Precies. Maar daardoor maken we een vergelijking tussen heden en verleden waarbij het heden nooit eens kan winnen.
Twee. Wat overblijft uit het verleden is meestal niet de doorsnee, maar de dingen die bijzonder zijn. Niemand geeft van generatie op generatie een gammele, banale stoel door. Wel een kunstig geslepen vaas, een met edelstenen ingelegde muziekdoos of een prachtig ingebonden boek. Daarmee worden dan de serieproducten van vandaag vergeleken. Weerom: oneerlijk.
Dus, en nu komen we bij het onderwerp van vandaag: doemdenkers die de teloorgang van het vakmanschap als bewijs voor de algehele achteruitgang van mens en samenleving naar voor schuiven, kunnen meestal niet op ons gewillig oor rekenen. De Amerikaanse socioloog Richard Sennett schreef recent The Craftsman, waarin hij nog maar eens het gekende verhaal brengt: vroeger beter. Hoezeer het onderwerp vakmanschap ons boeit, dat boek zal ons niet wijzer maken, durven we denken.
Neen, dan kijken we geweldig uit naar de nieuwe Alain de Botton: The Pleasures and Sorrows of Work. In NRC van vrijdag 16 januari laten ze ze samen aan het woord. De Botton gaat op zijn eigen, bescheidden en beschaafde wijze in tegen de gemeenplaatsen van Sennett.
"Als je maar goed kijkt, zie je dat er altijd heel veel inzet nodig is om een product te maken. Misschien heeft het huidige gebrek aan waardering voor vakmanschap dus ook te maken met het feit dat we niet meer goed kunnen kijken. We zijn het overzicht kwijt. We weten niet waar onze spullen vandaan komen en door wie ze gemaakt zijn. (...)
Maar dat betekent niet dat vakmanschap uitsterft. Ik was verbijsterd door de toewijding, trouw en liefde van mensen voor hun werk. Waar ik ook ging kijken, trof ik mensen aan in tot in details opgedeelde ketens van productie. Al is hun werk misschien niet zichtbaar of tastbaar, toch vinden ze manieren om zich nuttig in en trots op hun werk te voelen. Binnen de kring van directe collega's of door de concrete doelen die ze wél kunnen overzien, zoals een geslaagde vergadering of project."
Inderdaad. Als je het over vakmanschap hebt kijk dan niet, zoals Sennett, naar de obligate uitstervende beroepen. Kijk naar wat mensen vandaag als werk doen en probeer te begrijpen hoe ze dat werk doen en hoe ze daarin trachten een zo goed mogelijk resultaat te bereiken. Dan pas kan je iets zeggen over vakmanschap.
Hoe meer we er over nadenken: het verschil tussen goede en slechte sociologie ligt toch vaak in de manier waarop je naar de mensen en de dingen kijkt.
(Het prentje: Jan Steen, Bakker Arend Oostwaert en zijn vrouw Catharina Keyzerswaert, 1658, Rijksmuseum, Amsterdam. Toèn had je vermoedelijk nog echte bakkers...)
zaterdag 17 januari 2009
De Afghaanse Elvis
De man op het prentje is Ahmad Zahir, bijgenaamd de Afghaanse Elvis. Wat niet zoveel mensen weten is dat in de jaren 1970 Afghanistan best swingend was. Niet alleen omdat nogal wat hippies die richting uittrokken, met de legendarische Magic Bus van Londen naar Kathmandu. Ook omdat Aghanistan toen een, naar de normen van de regio, vrij liberale samenleving was waar, in de steden, de vrouwen er Westers gekleed bijliepen, studeerden en uit werken gingen.
En die Afghanen luisterden toen uiteraard ook naar popmuziek. Het allergrootste popidool was Ahmad Zahir, die in de jaren zeventig zo'n twintigtal elpees opnam die geweldig verkochten en op duizenden en duizenden cassettebandjes werden verder gekopieerd en zo het hele land rondgingen. (Voor wie meer wil horen van Ahmad Zahir: de officiële website, met daarop veel muziekjes.)
Zahir kwam in 1979 in duistere omstandigheden om het leven. Bij een auto-ongeval. Waarbij hij echter ook wel een schotwonde in het hoofd opliep. Naar verluid had Zahir iets met de dochter van de president en dat werd hem fataal. Maar in de geesten van de Afghanen leeft Zahir voort.
In die zin dat Afghanen die opgroeiden in de jaren tachtig en negentig, toen door de opeenvolgende oorlogen Afghanistan van de rest van de wereld was afgesneden en tijdens het bewind van de Taliban zelfs alle muziek verboden was, vandaag in elk riedeltje dat ze horen, spontaan Ahmad Zahir menen te herkennen. Zo'n impact heeft zelfs de Amerikaanse Elvis nooit gehad.
Maar waarover het hier gaat. Eigenlijk gebruiken we de Afghaanse Elvis enigszins als voorprogramma om onze lezers warm te maken voor wat wij een aandoenlijk filmpje vinden (hier klikken): een man met zijn accordeon in Afghanistan. Gregory Warner wil de Afghaanse mens leren kennen en gebruikt daarvoor zijn accordeon. En botst daarbij steeds weer op het fenomeen Ahmad Zahir. Vooral mooi is de slotscène waar Warner een concertje geeft en de Afghanen meekrijgt met zijn accordeonistische versie van Ring of Fire van Johnny Cash (hier Johnny Cash hemzelve: filmpje).
Waarmee we maar willen zeggen: sommige dingen zijn gewoon universeel. De accordeon, bijvoorbeeld. En Johnny Cash.
vrijdag 16 januari 2009
Vlaamse Kleuterbond Boos
"Belgische kleuters zijn viespeukjes", blokletterde de krant (Gazet van Antwerpen, 15.01.09). Uit onderzoek zou blijken dat slechts 8 procent van de Belgische kleuters zijn of haar handen wast na een wc-bezoekje. De Vlaamse Kleuterbond was evenwel niet opgezet met het onderzoek. Wij spraken met Brent De Meulemeester (4), voorzitter van de Werkgroep Handhygiëne van de Kleuterbond.
Meneer de Meulemeester, waarom hebt u problemen met dit onderzoek?
De onderzoekster heeft kleuters "geobserveerd" lezen we in de krant. Wij van de Vlaamse Kleuterbond kennen erg veel kleuters en ik moet u zeggen: geen enkele van de door ons gecontacteerde kleuters werd geobserveerd. Wij hebben dus vragen bij de representativiteit van het onderzoek. Er zal hier en daar wel eens een vuil kleutertje rondlopen, maar op basis daarvan veralgemenen over alle kleuters, dat gaat voor ons te ver. Wij eisen dan ook een rechtzetting door de minister.
Is er dan geen probleem?
Toch wel, maar dat ligt niet bij de kleuters. Wij van de Werkgroep Handhygiëne van de Vlaamse Kleuterbond dringen al jaren aan bij de bevoegde minister dat er eindelijk een Decreet Handhygiëne komt voor de Vlaamse Gemeenschap. Nu rommelen alle scholen maar wat aan en dat leidt tot willekeur.
Hoe bedoelt u?
Wel, in de ene school moet je je handen wassen met zeep, in de andere met handlotion. In de ene droog je ze af met een handdoek, in de andere met een handdroger. Dat schept verwarring, bijvoorbeeld bij die kindjes die opgevoed worden in co-ouderschap. De ene helft van de week zitten ze bijvoorbeeld in een school waar het zeep en handdoeken zijn, de andere waar het lotion en drogers zijn. Zo geraken die kinderen die, als gevolg van het scheiden van hun ouders al kwetsbaar zijn, nog meer ontregeld. Dat is onaanvaardbaar.
De Vlaamse Kleuterbond dringt ook aan op een Handhygiëne-ambtenaar in alle Vlaamse scholen of scholengemeenschappen, vertelde u eerder op een persconferentie. Zal dat niet leiden tot nog meer administratie en betutteling?
De Handhygiëne-ambtenaar is deel van een totaalpakket aan maatregelen dat de handhygiënische vaardigheden en de handhygiënische ontwikkeling van de kleuters moet optimaliseren. Wij vinden dat er in scholen een Handhygiëne-Beleidsplan moet komen, met toetsbare criteria die door een onafhankelijke expertengroep op regelmatige basis moeten worden geëvalueerd, en ook een Handhygiëne-Diversiteitsplan. Sommige kindjes komen uit culturen waar ze geen handdrogers of lotion kennen. Sommige kindjes wassen in hun cultuur hun handjes misschien wel met fijn zand. Wij vinden dat de Vlaamse kleuterschool van de toekomst ook daar moet mee rekening houden in het aanbod van handhygiënische technieken en hulpmiddelen. De minister heeft het altijd over gelijke kansen: wel nu, zijn handhygiënebeleid, voor zover daarvan sprake, is daarmee flagrant in tegenspraak.
Hartelijk dank, Brent De Meulemeester.
Graag gedaan.
donderdag 15 januari 2009
Berouwvol stukje
Eergisteren gezakkenrold. Niet fijn, maar daar hebben we het niet over. Gisteren eerste deel van de lange mars doorheen de administraties: papieren vernieuwen, verloren documenten terug laten aanmaken, aangiften en verklaringen op eer ondertekenen. Maar daar hebben we het ook niet over.
Wat opvalt als je zo'n hele dag doorbrengt in politiekantoren, bureaus van de burgerlijke stand, van de mutualiteit, de openbare vervoersmaatschappij en de spoorwegen, is hoeveel mensen eigenlijk niets snappen van deze hele samenleving en die, als ze louter op eigen kracht en initiatief voortmoeten, reddeloos verloren dreigen te lopen.
Mensen die een grote hoop papier, van alle mogelijke instellingen en diensten, uitspreiden over het loket van het ziekenfonds en de bediende vragen of die hen kan uitleggen waarover het gaat en wat ze moeten doen en of hij dat dan voor hen wil doen. Mensen die aanschuiven voor een treinkaartje in het kantoor van de busmaatschappij en die, nadat ze geduldig wordt verteld dat ze op de verkeerde plaats zijn, vervolgens bekennen dat ze dat ook wel wisten, maar hoopten dat er misschien voor hen een uitzondering kon worden gemaakt, omdat ze altijd zo'n schrik hebben in het treinstation. Mensen ook waarvan je ziet dat ze, ook nadat iets ze drie keer traag en duidelijk werd uitgelegd, nog altijd helemaal niets begrijpen en dan maar doen wat de loketbediende ze suggereert.
Zo'n dag is louterend voor lapzwanzen zoals wij die een vrije jongensethiek huldigen, die er altijd de mond van vol hebben dat mensen vooral, zolang ze anderen geen last berokkenen, hun zin moeten kunnen doen en die van samenleving en overheid vooral verwachten dat ze met rust worden gelaten. Vrije jongens ontbreekt het wel eens aan empathie en barmhartigheid. Waarvoor ons welgemeend berouw.
En daarom wat stukjes muziek die variaties vormen op het thema schuld en boete. Brenda Lee met I'm Sorry (filmpje: bemerk ook de jonge hondjes in het uitstalraam, halverwege het liedje. Wie dan de ogen droog houdt heeft geen hart), Patsy Cline, met de doorleefde tranentrekker How Can I Face Tomorrow (filmpje) en, jawel, The Smiths, Bigmouth Strikes Again (filmpje). In 1986 was je voor of tegen Morrissey. Wij waren uiteraard voor.
Now I know how Joan of Arc felt
As the flames rose to her roman nose
And her hearing aid started to melt.
Inderdaad.
(Het prentje: uit Robert Bresson, Le Procès de Jeanne d'Arc, 1962)
woensdag 14 januari 2009
Eten én drinken
Voor al die keren dat je twijfelde: een fijn streekbier of toch maar een warme chocolade. Dankzij onze Japanse vrienden bestellen we binnenkort gewoon ... chocoladebier!
Eten én drinken.
Je vraag je af hoe de mensheid het tot hiertoe zonder heeft kunnen stellen.
dinsdag 13 januari 2009
Ed en Betty onthouden zich
Vandaag een denkvraag.
Vermits, geconfronteerd met een in moeilijkheden verkerend bedrijf, iedereen altijd vindt dat er nu net in dit specifieke geval wel goede redenen zijn -zielig voor de mensen die er werken, ze maken mooie producten, het gaat om erg veel volk- om met overheidsgeld over de brug te komen: put your money where your mouth is. Larry Flynt, de man van het blotedamesboekje Hustler vraagt staatssteun voor de pornosector, bijvoorbeeld een miljardje of vijf (CNN, 07.01.09).
Net als Ford en General Motors en de banken en de boeren en de middenstanders, voelt ook de porno-industrie de gevolgen van de recessie. People are too depressed to be sexually active, aldus Flynt. This is very unhealthy as a nation. Americans can do without cars and such but they cannot do without sex. With all this economic misery and people losing all that money, sex is the farthest thing from their mind. It's time for congress to rejuvenate the sexual appetite of America. The only way they can do this is by supporting the adult industry and doing it quickly.
Wie kan het daarmee oneens zijn? En dus: the US government should actively support the adult industry's survival and growth, just as it feels the need to support any other industry cherished by the American people.
En nu de denkvraag: bedenk een overtuigende reden waarom je Flynt zijn subsidie zou weigeren. Doe vervolgens de test of al die bedrijven, die je dat geld wel gunt, dan wel aan die overtuigende reden voldoen.
Tja, je komt niet voor je plezier op deze site. Het is werken voor de kost.
(Het prentje. Van links naar rechts: Dollie is tegen, Ed en Betty onthouden zich, Kent is voor.)
maandag 12 januari 2009
Het nieuws op TV
Dag jongens. Wat vinden jullie tegenwoordig nog van het nieuws op TV?
Wat mij soms wel stoort, meneer, is dat het vaak meer om de journalist in kwestie lijkt te gaan dan om het nieuws.
Hoe bedoel je, Billy-Bob?
Wel, dan hebben ze het bijvoorbeeld over de oorlog in Gaza, maar dan wordt dat hele item opgehangen aan Rudy Vranckx, die ergens in de regio rondhangt. Soms heb je het gevoel dat het eigenlijke onderwerp is: hoe gaat het nog met Rudy.
Vind jij dat ook, Chuck?
Zeker, meneer. Of neem nu de gewoonte van de ene journalist in de studio om aan de andere journalist, op de plaats van de aktie, te vragen wat hij of zij er van denkt. Om eerlijk te zijn: dat interesseert ons niet en is ook geen nieuws. Graag de feiten en de noodzakelijke achtergrond. Wat de journalist denkt of voelt is hooguit interessant voor diens familie en vrienden.
Heb jij daar nog iets aan toe te voegen, Jimmy?
Wat ik fijn vind aan het nieuws op de RTBF is dat ze, als ze het over Club Brugge hebben, de ploeg vaak omschrijven als "les blauw en zwart". Het is vooral leuk dat ze dat nadrukkelijk in het Nederlands doen, terwijl eigenlijk geen mens in Vlaanderen die uitdrukking gebruikt.
Bedankt jongens, ga nu maar fijn buiten spelen. Maar wel een jas aan, het is nog behoorlijk koud.
Dag meneer!
(Het prentje: Rural school children, San Augustine County, Texas. Library of Congress photo, John Vachon.)
zondag 11 januari 2009
Misschien. Misschien niet
Er zijn zoveel dingen die we niet weten. Waarom de vlag van de VN blauw is, bijvoorbeeld. Iemand een gokje? Omdat het een neutrale kleur is? Waarom zou blauw neutraler zijn dan geel, grijs of paars? Omdat het de kleur van de zee is en er erg veel zee is als je naar de wereldkaart kijkt? Leuk gevonden, maar de zee heeft er niet zoveel mee te maken.
Dat de VN-vlag blauw is en dat we daarom bijvoorbeeld VN-troepen met blauwe helmen uitrusten, danken we aan één man: Oliver Lundquist. Lundquist, die vorige week overleed, kreeg in 1945 als designer de opdracht een leuk logo te verzinnen voor de badges die de deelnemers aan de Conferentie van San Francisco, waar de oprichting van de VN werd voorbereid, kregen opgespeld. Toen die VN er wat later ook kwam, werd teruggegrepen naar die badges om een officieel logo te maken. De rest is geschiedenis.
Waarom koos Lundquist blauw? Eigenlijk zonder veel nadenken. Alle kleuren hadden gekund, behalve rood. Rood leek Lundquist teveel een oorlogskleur. Aan Lundquists oorspronkelijk ontwerp veranderde in de loop der jaren niet zoveel. De tint blauw werd doorheen de jaren iets lichter. En ook de afbeelding van de continenten op de vlag werd wat gewijzigd, zodat nu alle continenten -behalve dan Antarctica, maar daar woont toch geen mens- er zo goed als volledig opstaan.
Enerzijds denk je dan: dat zegt natuurlijk veel over hoe kunstmatig de internationale gedachte is, als de toevallige kleurvoorkeuren van een ingehuurde designer zomaar kunnen bepalen hoe je belangrijkste symbolen er uitzien. Anderzijds: toen ze destijds de kleuren kozen voor de Belgische vlag ging het er al net zo prozaïsch aan toe, leert ons Wikipedia.
Bij het uitbreken van de opstand tegen Willem I werd aanvankelijk de Franse driekleur gebruikt als symbool van verzet. Maar omdat de opstand een eigen karakter moest hebben, zocht men naar een eigen vlag. Op initiatief van Lucien Jottrand, advocaat en redacteur van Brusselse krant Courries des Pays-Bas, werd gekozen voor de kleuren van het wapenschild van het oude hertogdom Brabant: zwart, geel en rood. Bovendien waren dit ook de kleuren van de Brabantse Omwenteling geweest (1789-1790). Edouard Ducpétiaux, eveneens advocaat en redacteur, bracht het idee tot uiting en liet op 26 augustus 1830 de eerste Belgische vlag aaneennaaien door Marie Abts-Ermens in een stoffenzaak op de hoek van de Grasmarkt en de Heuvelstraat.
Maar misschien, zouden Belgoscepticisten opmerken, zegt dat dan weer erg veel over de kunstmatigheid van de Belgische nationale symboliek.
Misschien. Misschien niet.
(Het prentje: Emile Vermeersch (1870-1952), Mevrouw Marie Abts vervaardigt de eerste Belgische vlag, 26 augustus 1830, Koninklijk Legermuseum, Brussel.)
zaterdag 10 januari 2009
En de winnaar is...
Als je zelf al eens op congres gaat, heb je ongetwijfeld ook al rondgelopen met zo'n naambadge opgespeld. Is het je dan ook opgevallen dat vrijwel iedereen die badge op de linkerborst draagt? En is daar een verklaring voor?
Zo werkt de wereld van Sherlock Holmes. Holmes is een aandachtiger observator dan de meesten van ons en merkt daardoor dingen op die we allemaal wel hebben gezien, maar vergaten te registreren. Bovendien legt Holmes verbanden tussen verschijnselen. Observeer wie van de congresgangers linkshandig schrijft. Kijk vervolgens op welke borsthelft ze de badge dragen. Inderdaad: rechts. You know my methods, zou Holmes zeggen, now apply them.
Wat ons leert dat de meeste congressisten de badge links dragen, niet omwille van mode of gewoonten en voorkeuren, maar omdat de meeste mensen rechtshandig zijn. En dan kun je gemakkelijker zo'n badge aan de linkerborstzijde opspelden. Elementaire, mon chèr Watson.
Ook de winnaar van de akg-Literatuurprijs 2008 heeft iets met Sherlock Holmes. Toen de prijswinnaar de puberteit bereikte, zo legt hij uit in het boek, kwam de wereld hem voor als ordeloos, bedreigend en absurd. Vooral dan dat deel van de wereld waarin hij met meisjes en vrouwen werd geconfronteerd. Waarom kon de mensheid, en de vrouwelijke helft ervan in het bijzonder, niet meer zijn zoals de wiskunde? Gegeven een paar axioma's en redeneerregels kon je mathematisch orde brengen waar chaos heerst, rust waar dreiging bestaat en zin waar die ontbrak. Sherlock Holmes was dezelfde gedachte toegedaan en paste ze bovendien toe op de wereld. Zo werd de wereld leesbaar. En beheersbaar.
Sherlock Holmes is slechts één van de passies waarover de auteur van het prijsboek het heeft. Het gaat ook over wiskunde, over architectuur, over erotiek, over stripverhalen, over vrijmetselarij, over pseudo-wetenschap, over lachen om geloofskwesties. Het prijsboek van dit jaar is een beetje een rariteitenkabinet. Dat is, zou Holmes opmerken, geen toeval. Ook verzamelen is een manier om orde te scheppen waar chaos heerst, om de wereld beheersbaar en samenhangend te maken.
De akg-literatuurprijs 2008 gaat naar ... Jean Paul Van Bendegem, voor zijn boek der boeken Over wat ik nog wil schrijven. Een boek dat je nieuwsgierig maakt, dat je op het spoor zet van dingen die je ook wil lezen of leren kennen. Een boek dat je enthousiast maakt, dat je ook andere mensen zou willen laten lezen. Een boek dat je, ook al is dat vermoedelijk de bedoeling van de auteur niet, houvast geeft. Dat wil zeggen: dat je een manier toont waarop je ook tegen de wereld kan aankijken. Met enige ironie, maar ook met een zeker respect voor de geniale prutsers die wij mensen zijn. Wezens die er, soms althans, zoals Holmes, in slagen, door aandachtig te observeren en verbanden te leggen, onvermoede samenhangen te vinden.
Een boek, kortom, dat je graag zelf zou hebben geschreven. Gefeliciteerd, Jean Paul!
maandag 5 januari 2009
Er even niet
We zijn er even niet, we zijn op congres. Maar laat dat de pret vooral niet drukken. Tegen het weekeinde zijn we terug. Dan maken we wellicht ook de winnaar bekend van de akg-Literatuurprijs 2008.
Spannend!
En om de tijd te doden: zomaar wat leuke liedjes. Uit 1964, The Ventures met Walk Don't Run (nog altijd een wijze raad, overigens). Uit 1967 Psyché Rock van Pierre Henry en Michel Colombier. En, hoe vaak vriest en sneeuwt het nog eens? Uit 1977 Jethro Tull, Skating Away on the Thin Ice of the New Day en van vorig jaar, de Fleet Foxes, White Winter Hymnal.
Maar vooral, het tijdloze en altijd aangrijpende Danny Boy, uitgevoerd door een stuk of wat Muppets.
zondag 4 januari 2009
Een huis in Bordeaux
Het is natuurlijk een beetje een cliché, maar daarom niet minder waar: nogal wat hogelijk in de architectuurboekjes geprezen bouwsels zijn eigenlijk niet geschikt voor de taak waarop ze zijn berekend. We hebben het daar al eerder over gehad. Over het thema is nu ook een leuke documentaire gemaakt, lazen we gisteren in de krant (NRC, 03.01.09).
De Nederlandse architect Rem Koolhaas is niet echt onze vriend. (Zal die even schrikken!) Koolhaas behoort tot het kleine kransje van toparchitecten dat overal ter wereld wordt gevraagd om gebouwen neer te zetten die de bedoeling hebben dat er over wordt geschreven en gesproken. Dat zijn keer op keer van die bouwsels die zo verschrikkelijk hun best doen om nog wonderlijker en gedurfder te zijn dan alle andere ooit bedachte constructies, maar die er merkwaardig genoeg in slagen uiteindelijk allemaal op elkaar te lijken. Dat op elkaar lijken is op zich niet zo'n punt. Maar het is wel een beetje triest als dat de uitkomst blijkt van nadrukkelijk gezochte vernieuwing.
In Bordeaux staat een huis van Koolhaas. Een heel erg beroemd huis, dat in nogal wat architectuurboeken een plaatsje krijgt en dat ook in de prijzen viel. Een mooi huis? Eigenlijk wel. Het ziet er een beetje uit als het soort huis waar striphelden uit onze jeugd als Robbedoes en Kwabbernoot, Sus en Wis, Bert Bibber en Piet Pienter woonden. Over dat soort huizen hebben we het overigens al eens gehad.
Over dat huis in Bordeaux is nu een documentaire gemaakt: op de bijbehorende website kan je ook prentjes en een paar voorfilmpjes bekijken. Het leuke aan de documentaire is dat ze is gemaakt vanuit het oogpunt van de mensen die het huis moeten poetsen en onderhouden (het prentje hierboven: de werkster, Guadeloupe Acedo, neemt de lift). Dat werpt een heel ander licht op de zaak. Zo'n huis blijkt dan vooral onpraktisch. Op allerlei plaatsen geraak je bijvoorbeeld niet met je stofzuiger en de helling in de tuin is zo steil dat je ze zigzaggend moet nemen.
En slecht gemaakt, natuurlijk. Als het regent, moeten er overal pannetjes en emmers worden gezet om het binnenstromende water op te vangen. Af en toe springt er spontaan een ruit uit de sponning. En uiteraard: de muren blijken te scheuren.
Wat vindt Koolhaas, die ze ook interviewen, daar nu van? Het huis in Bordeaux is, citeren ze hem in de krant, niet gewoon onhandig of slecht gemaakt. Neen. "Hier botsen twee systemen", aldus Koolhaas: "Een soort platonisch begrip van schoonmaken en een platonisch begrip van architectuur."
Die zit, Rem!
zaterdag 3 januari 2009
Panarins profetie
Nog niets gehoord van de club van Weinland, die er van overtuigd was dat de wereld het einde van 2008 niet zou halen. Op hun website is het business as usual. Wel een beetje lullig, natuurlijk: op 3 januari 2009 reclame maken voor een boek waarin het einde van de wereld wordt aangekondigd voor 31 december 2008. Maar goed, het is niet mooi om je te verkneukelen in andermans miserie.
Ook om te volgen: de Russische politicoloog Igor Panarin. Die is er van overtuigd dat eind juni, begin juli 2010 -merk de nauwkeurigheid van de voorspelling- de VS ophoudt met bestaan. De voorheen Verenigde Staten zullen dan uiteenvallen in zes delen (zie prentje). In de Wall Street Journal hebben ze het uitgebreid over Panarins profetie.
Waar haalt Panarin die wijsheid? Hoe het precies werkt blijft enigszins onduidelijk. In het algemeen heeft het, vernemen we, te maken met "mass immigration, economic decline, and moral degradation". Of concreter: He predicts that economic, financial and demographic trends will provoke a political and social crisis in the U.S. When the going gets tough, he says, wealthier states will withhold funds from the federal government and effectively secede from the union. Social unrest up to and including a civil war will follow. The U.S. will then split along ethnic lines, and foreign powers will move in.
De vaagheid met betrekking tot hoe en waarom het precies eind juni, begin juli 2010 zal mislopen, wordt goedgemaakt door de gedetailleerdheid van hoe de kaart van de voormalige VS er daarna zal uitzien:
California will form the nucleus of what he calls "The Californian Republic," and will be part of China or under Chinese influence. Texas will be the heart of "The Texas Republic," a cluster of states that will go to Mexico or fall under Mexican influence. Washington, D.C., and New York will be part of an "Atlantic America" that may join the European Union. Canada will grab a group of Northern states Prof. Panarin calls "The Central North American Republic." Hawaii, he suggests, will be a protectorate of Japan or China, and Alaska will be subsumed into Russia.
Opmerkelijk is overigens dat de Russische media de nodige aandacht besteden aan Panarins profetie. Dat valt natuurlijk ook wel te begrijpen: het ziet er, nu de inkomsten uit olie opdrogen, behoorlijk bar uit voor de Rusland. Dan trek je je al eens op aan andermans verhoopte miserie.
Een Russische journaliste hanteerde eerder deze week in de New York Times een zeer verhelderende metafoor om de staat van de Russische economie te omschrijven:
“I can describe the Russian economy as water in a sieve,” Yulia L. Latynina, a commentator on Echo of Moscow radio, said of the chronic waste in Russian industry. “Everybody was thinking Russia had succeeded, and they were wondering, how do you keep water in a sieve?” Ms. Latynina said. “When the input of water is greater than the output, the sieve is full. Everybody was thinking it was a miracle. The sieve is full! But when there is a drop in the water supply, the sieve is again empty very quickly.”
vrijdag 2 januari 2009
Sociologie van het fundamentalisme
Voor- en tegenstanders van Adam Smith maken zich de wonderlijkste voorstelling van zijn werk. De enen hopen er een gloedvol pleidooi voor de markt in te lezen, de anderen een cynisch verdedigen van de rijkdom en de ongelijkheid. Vermits niemand ooit daadwerkelijk Adam Smith ter hand neemt, kunnen beide partijen zich koesteren in hun gelijk.
De afgelopen dagen hebben we ons nog eens een weg gebaand door The Wealth of Nations. Dat is geen sinecure. Smith is niet echt een virtuoos schrijver. Bovendien is hij niet zo goed in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. De algehele indruk die na lectuur overblijft is vooral: hoe kan iemand het nu met Smith oneens zijn? Smith schrijft vanuit het standpunt van de consument. De brave mensen van Test-Aankoop zouden hem tot hun patroonheilige moeten maken.
Wat Smith tegen de borst stoot is dat de overheid, door sommigen een monopolie te geven en door de concurrentie uit te bannen, artificieel de prijzen de hoogte in jaagt en de keuze voor de verbruiker inperkt. Wie kan daar tegen zijn? Smith is net zo gebeten op de ondernemers die zich wat graag door de overheid laten onderhouden of die proberen de markt te vervalsen. Het is steeds weer de consument die daarvoor de prijs betaalt.
En wie dacht dat Smith tegen de overheid is? Het ganse laatste deel van het boek gaat over de essentiële taken die de overheid moet vervullen. Smith legt bijzonder uitvoerig uit hoe belangrijk het is dat iedereen, ook en vooral als die het niet breed heeft, school kan lopen. Welgeteld één keer heeft Smith het over de Onzichtbare Hand en dan in een betekenis die geenszins suggereert dat hij denkt dat de markt alle problemen vanzelf oplost (1). Nogmaals: zowel voor- als tegenstanders van Adam Smith maken zich de wonderlijkste voorstelling van zijn werk.
Hier en daar vind je bij Smith bijzonder interessante observaties. Een sociologische analyse van het fundamentalisme, bijvoorbeeld. In zijn tijd had je allerhande protestantse sekten die mensen de daver op het lijf joegen. Smith merkt op dat je religieuze scherpslijpers vooral aantreft in de meer volkse lagen van de samenleving. De beter gesitueerden gaan vaak wat vrijer om met hun geloof. Smith legt ook uit hoe dat komt.
Mensen onderaan de maatschappelijke ladder kunnen zich geen misstap veroorloven. Gewoon overleven vraagt al hard werk. Wie zich, onderaan de maatschappelijke ladder, laat gaan en bezwijkt voor drank en/of slechte vrouwen, gaat pijlsnel de dieperik in. De hogere klassen kunnen zich de luxe van het experimenteren permitteren. Af en toe een hoop geld wegsmijten of een paar jaar langer doen over je studie of een tijdelijke verslaving aan wat dan ook: geen punt, je hebt wel iets om op terug te vallen. Arme mensen niet.
Fundamentalische sekten bieden arme mensen houvast. Eén, ze geven je duidelijke leefregels die je voor het verval moeten behoeden. Twee, ze bieden je een netwerk dat je ondersteunt en tegen jezelf in bescherming neemt op die momenten dat je zou bezwijken voor de verlokkingen van de wereld.
Maar, merkt Smith op, fundamentalisten berokkenen ook veel kwaad, doordat ze met hun enggeestigheid en fanatisme de samenleving verzuren. Wat moet de overheid dan doen? Twee dingen. Eén, zorgen voor de verspreiding van wetenschap en kennis. Niet door mensen in dienst te nemen die overal de verlichte goede boodschap moeten verspreiden. Wel door van mensen die een overheidsjob ambiëren, te eisen dat ze een wetenschappelijke opleiding hebben gehad. Twee, door geld te steken in leuke dingen: publieke feesten, musea, culturele evenementen. Dat zal tegengas geven tegen de morbiede sfeer die fundamentalisten veroorzaken en zal daardoor mensen meer zin in het leven geven.
Dat had Smith dan weer goed gezien.
Het prentje: deze vreselijk boze man illusteert enigszins Smith's sociologie van het fundamentalisme. Religieuze scherpslijpers tref je vooral aan in de volksere lagen van de samenleving. Wat mogelijk verklaart waarom deze man de abjecte boodschap die hij met de wereld wil delen, niet eens behoorlijk kan spellen. We nemen althans aan dat hij de joden dood wenst en niet zozeer dat hij alle fruitsap uit de wereld wil bannen. Hoewel: met fundamentalisten weet je natuurlijk nooit.
Voetnoot:
(1) Smith heeft het in zijn gehele oeuvre drie keer over de Onzichtbare Hand. Twee keer in The Theory of Moral Sentiments, één keer in The Wealth of Nations. Geen enkele keer in de betekenis die er meestal wordt aan toegeschreven, dwz. als metafoor voor de zichzelf regulerende markt, waar alles goed komt als de overheid zich maar onthoudt. In elk van de drie gevallen gebruikt Smith het beeld van de Hand om aan te geven dat mensen vaak, zonder dat het hun bedoeling is, dingen doen waar uiteindelijk iedereen van beter wordt, terwijl omgekeerd daden gesteld met uitdrukkelijk goede bedoelingen -de Zichtbare Hand- dan weer slecht uitdraaien voor de samenleving. Dat weten de lezers dan ook weer al.
donderdag 1 januari 2009
Goede voornemens
De Top Tien van de goede voornemens van de Amerikanen voor 2009:
1. Meer tijd doorbrengen met familie en vrienden
2. Meer bewegen
3. Op dieet
4. Stoppen met roken
5. Meer genieten van het leven
6. Stoppen met drinken
7. Schulden afbetalen
8. Iets nieuw leren
9. Anderen helpen
10. Beter georganiseerd zijn
Waarom maken mensen bij het begin van een nieuw jaar goede voornemens? Waarom precies dan en waarom niet op een willekeurig andere dag? Kunnen onze vrienden de economen licht werpen op dit vreemde fenomeen? In de Freakonomics-sectie van de New York Times boog men zich over de kwestie. Er passeerden zeven theorieën de revue. Wij houden ze tegen het licht.
Eén, goede voornemens zijn vooral een statement, tegenover jezelf en eventueel tegenover anderen, met betrekking tot het soort mens dat je wil zijn. Met andere woorden, als je verklaart in het nieuwe jaar meer tijd te willen dorbrengen met je geliefde in plaats van op je werk, dan is dat vooral een uitspraak die op dat moment belangrijk is: zie, wat een fijn mens ik ben. Eén probleem: waarom maken we zo'n statement dan precies op 31 december en niet, bijvoorbeeld, op 7 april?
Twee, goede voornemens zijn een verbintenis die je aangaat met jezelf of, preciezer, je toekomstige zelf. Je engageert je en je rekent op je toekomstig schuldgevoel om je aan die verbintenis te houden. Prima, maar weerom: waarom dan precies bij het begin van het nieuwe jaar?
Drie, goede voornemens als een verbintenis die je aangaat tegenover anderen. Je rekent op hun toekomstige teleurgestelde of boze blikken om je aan je verbintenis te houden. Weerom: zegt niets over waarom we dat precies rond de jaarwisseling doen.
Vier, goede voornemens als een signaal. Het kunnen maken en, vooral, nakomen van verbintenissen werkt als een sociaal onderscheidingsteken. Het toont dat je een mens van karakter bent, wat ook in andere contexten van pas kan komen. Klopt vermoedelijk, maar waarom doen we dat op nieuwjaar?
Vijf, een nieuw jaar is als een propere lei. We vagen af wat er op stond en we beginnen opnieuw. Dat klinkt overtuigend, maar dat werpt ook nieuwe vragen op. Strikt genomen verandert er met de jaarwisseling niet zo erg veel: we gaan weer werken, we stappen weer in het gewone leven. Waaraan ontlenen we dan eventueel dat gevoel van een propere lei?
Zes, goede voornemens horen nu eenmaal bij het jaareinde, net als iemand een goede gezondheid toewensen. Veel verschil maakt het niet uit, maar het wordt nu eenmaal van je verwacht. Hmmm: maar nogal wat mensen proberen zich echt een hele tijd aan die voornemens te houden. Dus doen die mensen dat niet zomaar. Dus moet er meer zijn.
Zeven, wijsheid komt na de zonde. We maken maar pas goede voornemens nadat we constateren dat we de teugels een tijdje hebben gevierd. Wie matig leeft, voelt nooit de noodzaak om zichzelf te tuchtigen. Wie uitspattingen doet, wel. En omdat december traditioneel een maand is van feestjes, maken we begin januari goede voornemens om het nu ernstiger aan te pakken. Als die theorie klopt zouden we ook in september, wanneer de vakantie achter de rug is, een reeks goede voornemens maken. Misschien klopt dat ook wel. Althans, wij durven dat wel eens doen. Overigens: ons tot hiertoe volgehouden goede voornemen om meer op ons gewicht te letten namen we op 15 mei, vlak nadat we ons in Avignon culinair gesproken enkele dagen bijzonder goed hadden laten gaan. Q.E.D.
Wat denken de lezers er van? Overigens: wie zijn of haar goede voornemens met ons wil delen is altijd welkom. In het licht van de hogerbeschreven theorieën 1, 3, 4, 5, 6 en, mogelijk, 7 zou dat trouwens zeer begrijpelijk en ook rationeel zijn.
Abonneren op:
Posts (Atom)