Dertig jaar geleden verscheen Oek De Jong's Opwaaiende Zomerjurken. Dat wordt in de boekenbijlagen herdacht. Voor wie er destijds niet bij was: nogal wat jongens -om onduidelijke redenen vonden meisjes er niets aan- dweepten toen met dat boek. Wij ook.
Waarom? Trouw publiceerde een interview met De Jong waarin een passage het Zomerjurkengevoel weer helemaal terug in herinnering riep.
"Ik heb de hele Proust, drieduizend pagina’s, gelezen en zijn werk heeft een enorme impact op mij gehad. Door zijn beschrijving van herinneringen ben ik zelf dieper in mijn eigen herinneringen gedoken door verhalen te gaan schrijven over een mythische plek uit mijn jeugd op Zuid-Beveland: Het Goese Sas, waar ik tien jaar lang elke zomer heb gezwommen. Aan de rand van het kanaal was een duiktoren gebouwd. Als een anti-sliplaag hadden ze op de plank een kokosmat gespijkerd. Ik voel nog hoe het was om over die natte mat te lopen, rillend, en dan in het niets te springen en in het kanaal te landen. Het is magisch om die gewaarwordingen door het schrijven op te roepen. Je weet zeker dat het een herinnering is, maar je weet óók zeker: het is de eerste dat dit in mijn kop omhoogkomt. Ik ben mijn verleden aan het mythologiseren en probeer het daardoor een ’eeuwigheidswaarde’ te geven. Het is een illusie te denken dat ik zo, in mijn boek, nog iets kan redden en tóch maakt het me gelukkig.”
Die gewaarwording van de kokosmat. En die laatste zin uit het citaat: niets te redden en toch gelukkig.
2 opmerkingen:
Het moet een soort geluk zijn dat enkel voor onze gelovige medemensen weggelegd is.
Geluk heeft wel te maken met wat ze in het Engels suspension of disbelief noemen: het laten varen van twijfels, van mitsen en maren, van op- en aanmerkingen, van scepsis en ironie. In die zin -niet dat we ter zake ervaringsdeskundig zijn- begint geluk vaak wel met wat geloof. Dus zo gek, KM, is jouw conclusie nog niet.
Een reactie posten