zaterdag 10 november 2007

Alles voor de muziek


Ons hoofd zit vol weetjes. Grotendeels nutteloos: namen van inmiddels niet meer bestaande voetbalploegen, anekdotes over twintigste eeuwse filosofen die niemand nog leest, songteksten van ter ziele gegane popgroepen. In de handen van briljante geesten vormt dat evenwel het materiaal waarmee je geschiedenis schrijft. Eric Hobsbawm kan dat. Respect!

Hobsbawm is een inmiddels negentigjarige marxistische historicus. Deze laatste zin klinkt wellicht niet bijzonder wervend. Jammer, want Hobsbawm heeft een groot aantal, bijna allemaal uitstekend leesbare en opmerkelijk erudiete boeken geschreven. Hobsbawm is de man van de grote greep. Hij probeert de samenhang tussen ogenschijnlijk disparate gebeurtenissen en fenomenen aannemelijk te maken. Hij is op zijn best als hij, afwisselend met grote borstelhalen en gedetailleerd met het penseel, een heel tijdvak kan schilderen. Door te tonen hoe, bijvoorbeeld in de jaren 1830, mode, filosofie en architectuur gedreven werden door dezelfde romantische idealen en hoe die dan weer samen hingen met de politieke toestand van dat moment.

Voor wie ons niet gelooft: begin met Hobsbawms erg overtuigende geschiedenis van de twintigste eeuw: The Age of Extremes. En wandel vervolgens met hem terug door de tijd -via The Age of Empire en The Age of Capital tot the Age of Revolution- en je hebt voor altijd een beter begrip van de geschiedenis van de wereld, van de Franse Revolutie tot de val van de Muur van Berlijn.

Maar, en nu wordt het pas echt interessant, Hobsbawm leidde al die tijd ook een tweede leven als jazz-criticus van The New Statesman. Elke week schreef Hobsbawm trouw over optredens en nieuwe platen. Dat deed hij onder het pseudoniem Francis Newton: een eerbetoon aan Frank Newton, communist en vaste trompettist van Billie Holiday.

Hobsbawm schreef over jazz als levende muziek. Daar kunnen we ons vandaag natuurlijk niet zoveel meer bij voorstellen. Maar gelukkig is er het boekje dat hij in 1959, als Francis Newton, publiceerde: The Jazz Scene. Dat geeft een indruk van hoe het is geweest. Een paar jaar daarna kwamen de Beatles en was het allemaal voorbij.

Recent liet Hobsbawm in een interview in The Guardian ook weten wat zijn all time favourite jazz elpee/CD was. Hij koos voor Thelonius Monk plays Duke Ellington. Een opname uit 1955, opgenomen door de legendarische Rudy Van Gelder. Monk, begeleid door Oscar Pettiford op bas en Kenny Clarke op drums, speelt acht Ellington-klassiekers op zijn manier: een beetje hoekig, soms bijna dissonant, maar zo dat het lijkt alsof je de liedjes die je al honderd keer door anderen hebt horen naspelen voor het eerst hoort zoals ze eigenlijk waren bedoeld. Misschien klinkt Monk braver dan je gewoon bent, maar alleszins: mooi!

In een gulle bui zijnde, nog dit. Op dit moment hebben we drie exemplaren van The Jazz Scene. Twee keer de pocket-versie uit 1961, één keer een nieuwe druk uit 1990. (Hier raken we een gevoelig punt: we kunnen er, in tweedehands boekenwinkels, soms niet aan weerstaan boekjes die we al hebben maar leuk vinden, nog eens te kopen. Daar zal wel een psychologische uitleg voor bestaan. Soit).

De eerste die ons binnenkort aanspreekt en een nummer van Ellington zingt, fluit of ritmisch declameert, kan een nagenoeg puntgaaf exemplaar krijgen van de 1961 versie van The Jazz Scene. Alles voor de muziek!

3 opmerkingen:

Woodyrat zei

Ik hoop dat je maandag op de VUB bent, 'k begin alvast te oefenen met fluiten ...

anonimuis zei

Haha, geniaal... Geen wonder dat zijn boeken zo 'artistiek' zijn!

@ woodyrat: gezien je muzikale talenten, zou ik best wel een versie 'op zijn Vlaamsch' willen horen (cf. het zotgedraaide nummer van Luc Steeno).

Ik ga ondertussen al 'fluitend' door het leven!

pst zei

en de winnaar is .... PJ De V. uit St.G. Hij stapte dinsdagmorgen ons bureau binnen, onderwijl "In a Sentimental Mood" croonend.
Proficiat PJ De V. uit St.G!