maandag 30 december 2013

Er was de man


Er was de man die 's morgens de krant opensloeg en zichzelf tegenkwam. Of toch bijna. In die krant vertelde de beroemde schrijver over de wilde jaren en over hoe ze toen van niets iets maakten. Net als Jezus, grapte de schrijver, gaven we een heel gezelschap te eten met twee vissen en wat hompen brood. Doorgespoeld met flink veel bier, natuurlijk. Véél bier. Ja, de schrijver had geleefd, dat was wel duidelijk.

Er was de man die vroeger de kamer met de schrijver had gedeeld. En ze hadden geleefd en van niets iets gemaakt. Van die broden en die vissen, bijvoorbeeld. Toch wel prettig om na al die jaren de schrijver te horen over die tijd toen ze samen woonden en samen dingen deden. Die Jezus-vergelijking was destijds zelfs zijn grap geweest. Waarom spreek je eens niet met hem af, vroeg de vrouw van de man. Vindt hij vast leuk, oude vrienden terug zien. Doe ik, besloot de man.

Er was de schrijver. O jee, dacht die. Een oude vriend. Wat wil die van mij? Let maar op, zei de vrouw van de schrijver. Die wil geld. Jij bent vermoedelijk het hoogtepunt in het miezerige leven van die man. Nodig hem uit, op restaurant. Dan komt zo'n man nog eens ergens. Maar maak wel duidelijk dat het daar bij blijft: voor je het weet staat hij hier elke dag, met zijn hand omhoog.

Er waren de man en de schrijver. Ze zagen elkaar weer. De man vertelde van vroeger. Dat zal de schrijver wel leuk vinden, dacht hij. De schrijver zweeg: die man leeft nog in het verleden. Ik ben zijn hoogtepunt. Zielig. Dit moeten we vooral niet te vaak doen. Het gesprek stokte. Neen, voor je lol moet je dit niet doen, dacht ook de man. Een keer en niet weer.

Er was de Perzische meneer. Die zat wel vaker in het restaurant. De Perzische meneer was nu twaalf jaar in het land en een toonbeeld van integratie. De Perzische meneer sprak nooit met andere Perzen en droomde -in het Nederlands- van de dienster. Hé, dacht de Perzische meneer. Daar zit de beroemde schrijver, met vermoedelijk een andere beroemde schrijver. Ik ga ze groeten en vertel ze wat een fijne taal het Nederlands is vergeleken met het Perzisch.

Er was de dienster. Toen ze het tafeltje van de schrijver en de man afruimde, sprak de Perzische meneer haar aan. Of ze wel wist dat de beroemde schrijver daar had gezeten, samen met een collega. Ja, schrijvers zijn gevoelige mensen. Die komen vaak inspiratie op doen op café of, in dit geval, op restaurant. Hé, dacht de dienster. Toch wel typisch oosters van die Perzische meneer: die denkt meteen aan inspiratie en gevoeligheid en dat soort dingen. Ja, dat Oosten dat is toch wel heel bijzonder.

Er waren de man, de schrijver, de Perzische meneer en de dienster.

Het prentje: Georges Braque (1882-1963), Les poissons noires, 1942.

Geen opmerkingen: