maandag 31 maart 2008

Totaal foute schoenen


Er is een periode in je leven waarin je, als je gevoelig bent voor die dingen, uitermate precies kan uitleggen wat in is en wat out. Sommige schoenen zijn heel erg wat de juiste mensen dragen, andere schoenen, die er voor buitenstaanders precies hetzelfde uitzien, zijn totaal fout. Er is, weerom als je met dat soort dingen bezig bent, een tijd waarin je haarfijn aanvoelt wat je moet dragen, hoe je moet spreken, waar je wel of niet uitgaat, wat je mooi vindt en wat lelijk.

En dan komt er een moment waarop je die gave kwijt bent. Vanaf dat moment lijken alle jongere mensen op elkaar, zijn alle kleren niet meer wat ze geweest zijn, is alle muziek te luid of te slap, alles wat nieuw is en hip vervelend of dom, of een variatie op wat je al eens eerder hebt gezien. Op dat moment ben je oud en out. In het beste geval heb je voor jezelf inmiddels een stijl en houding gevonden die je toelaat met enige waardigheid de rest van je leven door te komen.

Begin jaren tachtig had je The Face. Dat was, achteraf bekeken, het blad van een generatie. Als je begin jaren tachtig net twintig was en van plan was iets van jezelf te maken, las je The Face. Zo vernam je wat er die maand in en out was in de twee, drie blitse clubs in Londen waar het allemaal om ging. Als je, zoals de meesten van ons, een eind weg woonde van dat toenmalige centrum van de wereld, modelleerde je jezelf, met enige vertraging, naar die Londense voorbeelden. Voor zover dat, verbannen naar de provincie, ooit helemaal lukte.

Robert Elms was het gezicht van The Face. Hij schreef de leaders, waarin met geen tegenspraak duldende stelligheid nieuwe trends werden aangekondigd en oude doodverklaard. Robert Elms -voor de oudere jongens onder ons- was ook de meneer van de wonderlijk mooie zangeres Sade. Het was moeilijk om, in dat specifieke stuk van de vroege jaren tachtig, meer de tijdsgeest te belichamen.

Die Robert Elms schreef -we herhalen: als je voor dat soort dingen gevoelig bent en, vermoedelijk, vooral als je erbij probeerde te horen in de vroege jaren tachtig- een werkelijk fantastisch boek over wat het betekent jong te zijn en bezig met muziek, met kleren en met voetbal. The Way We Wore. A Life In Threads is ook een vakkundig voorbeeld van cultuursociologische analyse, van het soort dat je vandaag vrijwel nooit van professionele sociologen leest.

Elms beschrijft uitermate precies -als je zoals hem je hele leven zo bezig bent met wat in is en out ben je daar hypergevoelig voor en dus geweldig geschikt- hoe nieuwe modes ontstaan. Hoe een uitermate kleine groep mensen kan bepalen wat die week de juiste broeklengte is of de correcte manier om een truitje te dragen. Elms weet heel precies uit te leggen hoe dat soort kliekjes werkt, hoe dingen plots weer veranderen, hoe, zonder dat je het waarom ervan kan uitleggen, net die schoenen, net die sokken, ineens heel erg begerenswaardig worden.

Mode is voor jonge mensen. Voor die periode waarin je jezelf in het leven gooit en er van overtuigd bent dat er nooit mooiere, slimmere, coolere mensen zijn geweest dan het handjevol mensen dat luistert naar die muziek, dat die kleren draagt en uitgaat in die club. Mode is voor die periode in je leven waarin je ervan overtuigd bent dat iedereen die ouder is, dom is en lelijk en beter zo snel mogelijk plaats maakt voor jou en de jouwen.

Hoe merk je dat het voorbij is? Vanaf het moment dat je twijfelt, dat je relativeert of, veel erger, vastgeroest geraakt in de zekerheden van die ultrakorte periode waarin je zelf hip was en in. Het moment dat je nieuwe dingen van jongere mensen maar niets vindt, is het allemaal over.

Bij Elms hield het op toen, tegen het einde van de jaren tachtig -meer precies: het voorjaar van 1988, herinneren we zelf- er gepraat werd over raves. Wilde feesten ergens in een pakhuis of in een veld, waar jonge mensen ecstacy namen en de hele nacht en de daaropvolgende dag dansten op rare technomuziek, gekleed als overjaarse hippies. Idioten, besloot Robert Elms. Toen was het, voor hem, voorbij.

Vandaag ontmoet hij wel eens andere stijlpioniers uit de vroege jaren tachtig, althans diegenen die het allemaal hebben overleefd. Vandaag dragen ze pakken en worden ze, als ze in een vlaag van nostalgie besluiten zich aan een nachtje stappen in een hippe club te wagen, aan de deur de toegang geweigerd: oude mannen komen er niet in.

En zo hoort het ook. Mode is voor jonge mensen. Maar aan stijl kan je werken, dat is voor het leven.

zondag 30 maart 2008

Filosofisch experiment


Een filosofisch experiment. Stel dat er ergens een knop bestaat waardoor, als je er op drukt, het universum, poef, ogenblikkelijk en helemaal vergaat. Stel dat jij die knop vindt: zou je hem dan gebruiken?

Denk er goed over na: denk bijvoorbeeld aan al dat leed dat je vermijdt, al die oorlogen, al die armoede, al die ongelukkige mensen. Zouden volgende generaties niet beter af zijn als jij nu op de knop drukt? Denk aan alle toekomstige Hitlertjes of Fournirets die je de wereld daarmee bespaart, aan de opwarming van de aarde, het uitsterven van zeldzame dieren. Zouden we er niet beter snel en relatief pijnloos een einde aan maken?

Voor wie er zeker van is dat hij of zij de knop niet zal gebruiken: waarop baseer je dat? Ben je er van overtuigd dat, als je alle mogelijk leed tegenover alle mogelijk plezier kon afwegen, de balans positief zal blijken? Of denk je misschien: wie ben ik om die beslissing voor anderen te nemen?

Denk na over wat jij zou doen. Denk vooral na over de consequenties van je keuze voor het leven dat je nu leidt. Een fantastisch filosofisch experiment, al zeggen we het zelf. Het leert een mens veel over zichzelf.

Misschien wordt de keuze binnenkort wel voor ons gemaakt. The New York Times berichtte gisteren over twee bezorgde Amerikanen die proberen voor de rechtbank af te dwingen dat CERN afziet van zijn plannen om een nieuwe Large Hadron Collider te bouwen. Daarin willen ze de omstandigheden simuleren van een trillioenste seconde na de Big Bang. De Amerikanen in kwestie vrezen dat er een kettingreactie kan op gang worden gebracht, als gevolg waarvan een zwart gat ontstaat waarin ons universum zal verdwijnen.

Vooraleer we deze bezorgde Amerikanen afserveren als ongevaarlijke gekken: hoevelen van ons weten waarover het echt gaat? Hoevelen van ons kunnen uitleggen waarom de vrees van de twee Amerikanen ongegrond is? Hoevelen van ons denken: de betrokken experts zullen wel weten waar ze mee bezig zijn, zeker. Maar hoe zeker zijn we daarvan?

Dat zijn veel verontrustende vragen op een druilerige zondagmorgen. Om terug vrolijker te worden: een filmpje over een wonder van menselijk vernuft. Een andere Amerikaan, ene Wally Wallington, bewijst in zijn tuin dat onze voorouders met erg eenvoudige technologie perfect in staat waren monumenten zoals Stonehenge te bouwen.

Het zijn de Wally's van de wereld die het de moeite maken om voort te doen.

(Het prentje: Joseph Wright of Derby, A Philosopher giving that Lecture on the Orrery, in which a lamp is put in place of the Sun, 1766)

zaterdag 29 maart 2008

Onze man!


Hillary Clinton laat regelmatig horen dat als zij presidente wordt, ze uitermate fijne dingen voor de Amerikanen in petto heeft. Ze wil bijvoorbeeld overheidsprogramma’s opzetten to help people quit smoking, to get more exercise, to eat right, to take their vitamins (The New Yorker, 17.03.08).

Massa’s mensen vinden dat vermoedelijk weer een fantastisch idee: eindelijk is er hoop voor al die sloebers die nu vergeten hun vitamientjes te nemen. Leve Grote Zus! Leve de ambtenaren die van ons betere mensen zullen maken!

Onwillekeurig denken we dan aan de voorspelling van onze sociologische raadsman, Alexis de Tocqueville.

“Ik wil mij voorstellen welke nieuwe trekken despotisme in deze wereld kan aannemen. Ik zie dan een ontelbare menigte van vergelijkbare en gelijke mensen die rusteloos om zichzelf heen draaien, op zoek naar vulgaire pleziertjes waarmee ze hun ziel vullen. Ieder van hen, teruggetrokken en apart, is als een vreemdeling ten opzichte van de bestemming van alle anderen: zijn kinderen en bijzondere vrienden zijn voor hem het gehele menselijke geslacht; en wat samenwonen met zijn medeburgers betreft, is hij wel naast hen, maar hij ziet hen niet; hij raakt ze aan maar voelt ze niet; hij bestaat alleen in zich zelf en voor zichzelf, en ook al houdt hij nog wel van zijn familie, men kan in ieder geval zeggen dat hij geen geboorteland meer heeft.

Boven hen is een enorme bevoogdende macht opgetrokken, die als enige zorg draagt voor hun genoegens en die hun lot bewaakt. Die macht is absoluut, gedetailleerd, geregeld, met een wijde blik en mild. Hij zou op een vaderlijke macht lijken als hij tot doel had mannen op hun man-zijn voor te bereiden, maar hij probeert hen integendeel onomkeerbaar vast te houden in hun kinderjaren. Hij wil graag dat burgers zich vermaken op voorwaarde dat zij alleen aan hun eigen vermaak denken. Hij zet zich graag in voor hun geluk, maar wil daarin de enige agent en scheidsrechter zijn. Hij zorgt voor hun veiligheid, voorziet in hun behoeften en stelt die veilig, faciliteert hun pleziertjes, regelt hun belangrijkste zaken, stuurt hun inspanningen aan, reguleert hun bezittingen, verdeelt hun erfenissen –kan hij hen niet volledig ontlasten van het probleem van nadenken en de moeite van het leven?

Op deze manier maakt hij het beoefenen van de vrije wil iedere dag minder nuttig en zeldzamer. Hij dringt de handelingen van de wil in een kleinere ruimte en ontneemt iedere burger beetje bij beetje het gebruik ervan. Gelijkheid heeft de mensen op dit alles voorbereid. Zij heeft ze ervoor klaargemaakt dit alles te verdragen en al deze zaken zelfs als een zegen op te vatten.

Aldus trekt de soeverein, door ieder individu één voor één in zijn machtige handen te nemen en iedereen naar eigen inzicht te kneden, zijn arm over de gehele samenleving uit. Hij bedekt haar oppervlakte met een netwerk van gedetailleerde, gecompliceerde nauwgezette, uniforme regels, waardoor de meest originele geesten en meest edele zielen zich geen weg kunnen banen om de massa te overstijgen. Hij breekt de wil niet, maar maakt hem zachter, buigt hem en geeft hem richting. Hij dwingt zelden iemand tot handelingen, maar stelt zich voortdurend op tegen iedere poging tot handelen op. Hij vernietigt niet, maar voorkomt dat dingen worden geboren. Hij tiranniseert niet, maar hindert, sluit compromissen, maakt slap, dooft, bedwelmt, en reduceert ieder natie uiteindelijk tot niets meer dan een kudde verlegen en arbeidzame dieren waarvan de overheid de herder is."

(Democratie in Amerika, boek II, deel 4 , hoofdstuk 6 )

Van de weeromstuit ontwikkelen we erg veel sympathie voor de libertaire kandidaat Ron Paul. Die is tegen de oorlog in Irak, voor de legalisering van alles wat leuk is en bovendien: volstrekt kansloos. Onze man!

vrijdag 28 maart 2008

De barbaren kwamen niet


Heel veel ongelukkige journalisten vandaag. Is eindelijk het filmpje van Wilders klaar, blijkt het veel minder spectaculair dan verwacht. Daar sta je dan: all dressed up and nowhere to go. Laat de cameraploegen weten dat ze mogen inpakken, schakel de straalverbinding maar uit, bel naar Molenbeek en Borgerhout en zeg tegen de correspondenten-ter-plaatse dat ze naar huis mogen: er gebeurt voorlopig helemaal niets.

In de verste verte geen boekverbranders of keelafsnijders te bekennen.

Wat nu? Hoe vullen we morgen de krant? Waarover moeten we de volgende dagen debatteren en opiniestukken schrijven? Hoe komen we de week door?

In afwachting misschien maar even een gedicht lezen. Konstantin Kavafis (de man op de foto hierboven), uit 1904. Oorspronkelijk in het Grieks, hier in Engelse vertaling.

Waiting for the Barbarians

What are we waiting for, assembled in the forum?

The barbarians are to arrive today.

Why such inaction in the Senate?
Why do the Senators sit and pass no laws?

Because the barbarians are to arrive today.
What laws can the Senators pass any more?
When the barbarians come they will make the laws.

Why did our emperor wake up so early,
and sits at the greatest gate of the city,
on the throne, solemn, wearing the crown?

Because the barbarians are to arrive today.
And the emperor waits to receive
their chief. Indeed he has prepared
to give him a scroll. Therein he inscribed
many titles and names of honor.

Why have our two consuls and the praetors come out
today in their red, embroidered togas;
why do they wear amethyst-studded bracelets,
and rings with brilliant, glittering emeralds;
why are they carrying costly canes today,
wonderfully carved with silver and gold?

Because the barbarians are to arrive today,
and such things dazzle the barbarians.

Why don't the worthy orators come as always
to make their speeches, to have their say?

Because the barbarians are to arrive today;
and they get bored with eloquence and orations.

Why all of a sudden this unrest
and confusion. (How solemn the faces have become).
Why are the streets and squares clearing quickly,
and all return to their homes, so deep in thought?

Because night is here but the barbarians have not come.
And some people arrived from the borders,
and said that there are no longer any barbarians.

And now what shall become of us without any barbarians?
Those people were some kind of solution.

donderdag 27 maart 2008

De voordelen van globalisering


Eén van de meer opmerkelijke gevolgen van de globalisering is dat het aantal inbraken in de Verenigde Staten daalt. Hoe komt dat?

Eerst even de feiten. De afgelopen dertig jaar loopt het aantal inbraken stelselmatig terug. Dat is opmerkelijk, want andere misdrijven maken niet een vergelijkbare trend door. Uiteraard steken de autoriteiten hiervoor graag een pluim op hun hoed: er werden campagnes gevoerd om de huizen beter te beveiligen, er wordt meer gepatrouilleerd door privé-bewakingsdiensten, er zijn betere opsporingsmethoden. Zal wel.

Maar het wordt een stuk interessanter als je het vraagt aan de betrokkenen zelf: aan de inbrekers. Hebben die een uitleg? De Amerikaanse National Public Radio trok op onderzoek. (Op hun site kan je luisteren naar de uitzending en het verhaal ook nalezen.)

Inbrekers klagen dat iedereen alles al heeft. Er worden zoveel goedkope Chinese iPods, laptops, digitale camera's en dvd-spelers op de markt gebracht dat inbreken geen zin meer heeft. Mensen zijn ook kieskeuriger geworden: je raakt een TV-toestel van een jaar oud niet meer aan de straatstenen kwijt. In de winkel is een nieuw toestel immers net zo goedkoop. If you're going to do a burglary, you need to have some buyers, vertelt één van de inbrekers: Everybody has everything now.

Nog een interessant weetje over globalisering. In het steeds zeer lezenswaardige BBC History Magazine, één van de vele onder de vlag van de Britse publieke omroep uitgegeven uitstekende tijdschriften, staat deze maand een opmerkelijk stuk over de voorlopers van de hedendaagse andersmondialistische beweging.

Honderd jaar geleden had je in Groot-Brittannië een beweging die de vrijhandel aan banden wou leggen door van buiten het British Empire ingevoerde producten zwaar te belasten. Interessant is wie toen voor het afsluiten van de markten was: de grootgrondbezitters, de werkgevers in de beschermde sectoren, de conservatieven. De toenmalige antiglobalisten hadden ook al hun vorm van fair trade: ze hadden winkeltjes waar je, voor de goede zaak en uiteraard tegen een iets hogere prijs, Eerlijke Britse Producten kon kopen. Producten, werd er ook bij verteld, die door Blanke Arbeiders in goede werkomstandigheden waren gemaakt, niet door voor een hongerloontje sappelende gekleurde armoezaaiers. Je kon zelfs antiglobalistische koffie kopen: geteeld voor en door Britse mensen.

Opmerkelijk is dat wat we gemakshalve maar de linkerzijde zullen noemen, toen campagne voerde vóór de vrijhandel. De tariefmuren die landen optrokken om de eigen markten te beschermen, argumenteerden ze daar, maakten dat de voedselprijzen stegen, er minderwaardige producten in de winkels lagen, de kinderen opgroeiden in armoede, arbeiders in slechtere omstandigheden moesten werken en de lonen laag bleven.

Hoewel we zelf fair trade producten een warm hart toedragen, waren we niet zo onder de indruk van de reactie van de Oxfam-Wereldwinkels op het rapport van het Britse Adam Smith Institute. Die beweerden dat fair trade mensen opsluit in onrendabele bedrijfjes in ten dode opgeschreven sectoren en dat vrijhandel uiteindelijk beter is voor betrokkenen. Oxfam speelde vooral op de man: die van Adam Smith zijn snoodaards die verantwoordelijk zijn voor de privatisering van de spoorwegen, ze krijgen geld van de tabaksindustrie en wie heeft deze studie betaald. Dat kon beter, vonden we.

(Op het prentje: Omstreeks 1910, de kandidaat van de Liberale Partij voor North East Kent, W. Napier, voert campagne met de slogan Tariff Reform Will Tax Poor Men's Cupboards To Save Rich Men's Pockets, Topical Press Agency/Getty Images.)

woensdag 26 maart 2008

De tragiek van kleine landen


Vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid. Waarom krijgen we een warm gevoel bij de eerste twee en worden we wat ongemakkelijk bij de derde?

Omdat we onwillekeurig aan onze eigen broers beginnen denken of aan de broers van de mensen die we kennen. En die vallen niet altijd mee, die willen we niet noodzakelijk allemaal ook aan de borst drukken. Broederlijkheid is te concreet en is daarom niet geschikt voor grootse sentimenten. Het is makkelijker van de mensheid te houden in algemene termen. Eens het te specifiek wordt, zien we ook wat er allemaal mee mis is.

Het is hetzelfde met Vlaanderen. Als Fransen, Italianen, Britten of Russen de lof van hun land beginnen te zingen, knikken we instemmend: het moet fijn zijn een land te hebben om van te houden. Maar als iemand Vlaanderens weiden als wiegende zeeën ter sprake brengt, haken we af. Heeft die iemand al eens goed rondgekeken, vragen we ons dan af. Vlaanderen: dat is veeleer lintbebouwing, lelijke appartementen en verkavelingswijken. Niets om trots op te zijn.

Dat bedoelen we. Vlaanderen is niet groot genoeg om de verbeelding de vrije loop te laten. Uiteraard vind je in Frankrijk, Italië of welk groot land dan ook, net zoveel lelijke plekken. Maar omwille van de omvang van het land blijf je de gedachte koesteren dat er wel ergens dingen moeten bestaan waar je met enige trots over kan praten. In Vlaanderen is het als met de broederlijkheid: onwillekeurig worden je gedachten erg concreet en blijft er dus weinig ruimte voor lyriek.

De tragiek van kleine landen: het algemeen menselijk sentiment van de gehechtheid aan het vertrouwde blijft wel hier wel erg aards, krijgt geen vleugels, wordt steeds weer naar beneden getrokken in de klamme klei. Kleine landen laten weinig ruimte voor nationale trots en verbeelding.

Dat is, in regel, niet zo'n kwade zaak. Net zoals er niet zoveel mensen zijn die willen sneuvelen voor de meerdere glorie van Aartselaar of Meensel-Kiezegem, krijgt ook Vlaamse vlaggenzwaaierei al snel iets belachelijks. Maar op andere momenten overvalt ons ook wel enige treurigheid. Het moet wel mooi zijn om trots te kunnen zijn op je eigen gemeenschap. Ook al is dat, met de woorden van Benedict Anderson, dan een grotendeels verbeelde gemeenschap.



PS: voor een goed begrip, nog even dit. Met de concrete broederliefde van pst. is alles prima, hoor. Veralgemenend op basis van onze persoonlijke broederlijke ervaring vinden we de ganse mensheid een toffe peer. Maar soms hoor je natuurlijk wel eens andere dingen.

dinsdag 25 maart 2008

De muis die brulde


Sommige mensen supporteren voor winnaars, anderen geven hun sympathie spontaan aan de verliezers. Maar stiekem hoop je natuurlijk, als je zoals wij steevast aan de kant van de verliezers staat, op een wonder. Misschien keert het tij, misschien gebeurt er voor één keer iets onverhoopt: misschien verslaat deze keer de muis de olifant.

En soms gebeurt dat ook echt. Vier filmpjes vandaag. We beginnen in de natuur. Vaak hoor je vertellen dat olifanten schrik hebben van muizen. Maar is dat echt wel zo? Twee nieuwsgierige natuurvorsers zochten het uit. En kijk: het klopt nog ook. Toch wel bijzonder: hoe zo'n groot beest een ommetje maakt als het een piepklein muisje ziet.

Nu een klassieker. Eén van onze all time favourite boeken werd ook één van onze all time favourite films. Leonard Wibbersley schreef The Mouse that Roared. In 1959 maakte Jack Arnold er een film van met Peter Sellers in een rol of drie. The Mouse that Roared gaat over het alpenstaatje Grand Fenwick dat al eeuwen goed boert dankzij de verkoop van hun Chateau Grand Fenwick, maar nu dreigt failliet te gaan als gevolg van de concurrentie met de goedkopere Californische wijn.

De eerste minister heeft een briljant idee: allerlei landen die ooit de oorlog verloren van de VS doen het nu wonderbaarlijk goed, omdat de Amerikanen hen daarna met economische hulp er weer bovenop hielpen. Grand Fenwick zal de VS de oorlog verklaren. Een detachementje in middeleeuwse plunje uitgedoste soldaten (zie het prentje bovenaan) wordt naar New York gestuurd. Jammer genoeg loopt het fout: door een ongelukkige samenloop van omstandigheden wint Grand Fenwick de oorlog. Hier kan je een klein stukje zien uit de film.

In Frankrijk schakelde vijfdeklasser Carquefou Olympique Marseille uit met 1-0 in de achtste finales van de beker: hier het doelpunt van N'Doye. Bijna zo fantastisch was zaterdagavond de wedstrijd van FC Dender tegen Club Brugge. In het gezelschap van de Grondhopper trokken we helemaal naar het verre Denderleeuw, trotseerden we de lokale gastronomie en het bij momenten barre weer, en zagen we hoe de thuisploeg triomfeerde. Bijzonder fijne club en leuke mensen. Heel erg kleinschalig gebleven ook: de fanshop ziet er bijvoorbeeld uit alsof hij wordt gerund door de moeders en tantes van de spelers.

Woonden we in de streek, we werden supporter. Goed wetende dat we dan meestal in het verliezende kamp zouden staan, maar ook hopende dat af en toe, als de olifant op bezoek komt, de muis op zijn achterpootjes gaat staan en vervaarlijk brult.

maandag 24 maart 2008

Postjes en politiekers


Hoe weet je dat je het debat bijna hebt gewonnen? Als je opponent steeds meer jouw definitie van het probleem begint over te nemen en mee begint te redeneren in termen van de oplossingen die jij voorstaat. In de politiek is dat niet anders. De Italiaanse communist Antonio Gramsci bedacht daarvoor het woord hegemonie. Hegemonie verwerf je als je er in slaagt jouw visie op de zaken door anderen als gezond verstand te doen aanvaarden.

Vanuit dat perspectief zijn de populisten aan de winnende hand. In groeiende mate merk je dat niet alleen de media, maar ook de politici, over politieke functies en posities in termen van postjes beginnen praten. Postjes, moet het nog worden uitgelegd, is een uitermate suggestieve term. Het gebruik van een verkleinwoord drukt uit dat het om iets minderwaardigs gaat. Ernstige mensen, mensen uit één stuk, doen aan politiek omwille van idealen, niet om voor zichzelf één of ander profijt te verwerven, is de boodschap.

Dat populisten in die termen over politieke posities praten is begrijpelijk. Als je per definitie politici voor onbetrouwbaar houdt en er steeds van uit gaat dat ze op het punt staan te bezwijken voor de verlokkingen van de macht, tja, dan kan je alleen maar denken dat het in de politiek uitsluitend om de postjes gaat.

Erger is het wanneer ook de media die terminologie beginnen te hanteren. Meer en meer gebeurt dat zonder dat men zich nog bewust lijkt van de populistische herkomst en suggestieve bijbetekenis van het woord. Politiek gaat over postjes: dat is de boodschap die je de hele tijd leest en hoort. Als je zo naar de politiek kijkt, zie je natuurlijk ook alleen maar dingen waar je cynisch van wordt en bevestig je ook voortdurend dat beeld bij je publiek.

Nog veel erger is het wanneer politici die beter zouden moeten weten, ook die termen in de mond nemen. De Man van Achthonderdduizend Voorkeursstemmen doet dat bijvoorbeeld de hele tijd. Hij benadrukt steeds weer dat het hem niet om de postjes te doen is -de anderen dus wel- en dat zijn regering geen postjesregering is: andere regeringen dus wel.

Nog zo één: tot voor kort hoorde je het woord politieker alleen maar van mensen die geen hoge pet op hadden van de staatszaken. Een politieker was iemand die zich met de publieke zaak bezighield om er zelf beter van te worden. Vandaag lees je de term in de krant steeds vaker wanneer ze eigenlijk bedoelen politicus. Maar zo sluipt wel weer de suggestie binnen: zakkenvullers, stuk voor stuk.

Uiteraard zijn politici ook maar mensen en zijn er nogal wat bij die zich vermoedelijk in eerste instantie laten leiden door de afweging of ze er persoonlijk beter van worden. Het is populisten er evenwel niet om te doen mensen daarvoor te waarschuwen en ze kritische zin bij te brengen. Populisten geven de hele tijd de boodschap: de anderen zijn corrupt, maar wij niet, volg ons!

En net daarom vinden we het behoorlijk eng wanneer de nieuwe premier steeds maar weer herhaalt dat het hem niet om de postjes is te doen en dat hij helemaal niets te maken heeft met de anderen, met de politiekers.

Volg ons, volg ons, volg ons, is dan eigenlijk wat je de hele tijd hoort.

(Op de foto: het graf van Antonio Gramsci, in Rome)

zondag 23 maart 2008

Een groene dwerg in een ver zonnestelsel


Het geloof is een hele troost voor nogal wat mensen. Het geeft antwoord op de grote vragen des levens, geeft houvast in bange dagen, houdt kinderen van de straat en mannen weg van kroegen en slechte vrouwen. Dat is allemaal geweldig. Maar het blijft natuurlijk ook wel geloof: dingen voor waar aannemen zonder bewijs.

In regel loopt onze samenleving niet zo hoog op met mensen die dingen voor waar aannemen zonder bewijs. Wie beweert 's nachts groene mannetjes te hebben zien landen, wie er van overtuigd is Napoleon te zijn, wie bij het verlaten van de winkel beweert te hebben betaald voor de cd's die in zijn jaszak zitten, maar geen kassaticketje kan voorleggen: voor al dat slag mensen zijn er speciale instellingen en diensten voorzien om ze weer op het rechte pad te helpen. Behalve voor wie in god gelooft. Dan verdien je respect.

Waarom eigenlijk? Waarom moeten wij niet-gelovigen gelovigen respecteren? Je kunt het erg vinden voor die mensen, je kunt hun stugge volharding bewonderen, je kunt je hoofdschuddend afvragen of dat allemaal wel mag als er minderjarigen in de buurt zijn. Dat zijn allemaal te begrijpen sentimenten. Maar waarom moet je respect opbrengen voor iemand die gelooft dat er hoog boven de wolken een god woont die er nauwlettend op toekijkt dat we geen varkensvlees eten of dat we, met de woorden van Gerard Reve, onszelve niet in eenzaamheid beroeren?

Louter pragmatisch kan je begrijpen waarom we de gelovigen hun vooroordelen moeten laten. Als je ze tot beter inzicht probeert te brengen, draaien ze misschien helemaal door. Dan komen ze wellicht de straat op en dreigen ze ermee zichzelf en, belangrijker, onschuldige omstaanders om het leven te brengen. Als gelovigen met niet erg veel zijn is dat niet zo'n punt. Dan noemen we ze een secte en dan moeten we niet breeddenkend zijn: dan is het een zaak voor de politie. In het andere geval, dan maar respect. Prima hoor, dat geloof van jullie, en jullie maken er nog zo'n leuke muziek bij ook!

Ongelovigen, laten we niet rond de pot draaien, hebben gewoon gelijk. Er is geen enkele reden om te geloven dat de wereld niet meer is dan een stofje onder de vingernagel van een groene dwerg in een ver zonnestelsel, dat op zijn beurt slechts een vlek is op het behang in een postkantoor in plattelandsgemeente in nog een ander universum. Er is even weinig bewijs voor het geloof van christenen, joden, hindoe's en mohammedanen. Geloven is eigenlijk een beetje dom. Maar goed, alle begrip er voor.

Maar we trekken de grens bij gelovigen die ons komen vertellen dat we niet mogen doodgaan wanneer we willen. Die vinden dat we, en nu citeren we de anders altijd erg beminnelijke kardinaal Danneels, door zomaar uit het leven te stappen, niet antwoorden op het probleem van lijden en dood. En wat moeten we dan wel doen, kardinaal? Waarom zou het onvermijdelijke lijden dat ons overkomt, niet door liefde vruchtbaar kunnen worden voor de hele wereld, Hem achterna?

Inderdaad. Danneels, vriend: zelf mag je, als je dat wil, wanneer het zo ver is, lijden zoveel jou leuk lijkt. Je mag op dat moment vruchtbaar worden door liefde en je mag, wat ons betreft, Hem achterna. Doe maar. Geen punt. Maar laat ons gerust met dat soort prietpraat. Silly bugger.

Om af te sluiten een stichtelijk filmpje. Een klassieker van Monthy Python: het erg mooie lied Every Sperm is Sacred, uit The Meaning of Life. Neem er rustig je tijd voor, het is per slot van rekening vandaag Pasen. Urbi et orbi!

zaterdag 22 maart 2008

Grote vissen eten de kleine


In het algemeen zijn we voor de vrije markt. Niet omdat we zo overlopen van bewondering voor ondernemers of omdat we ooit nog eens hopen zelf rijk te worden. Veeleer omdat alle alternatieven hebben bewezen minder te zijn. Vanaf het moment dat de overheid zich met de economie bemoeit, betaal je daarvoor een prijs. Soms weegt die prijs op tegen het eindresultaat, vaak ook niet. Daarom, menen we, denk je als overheid best goed na vooraleer je je met het economisch leven bemoeit.

Dit gezegd zijnde: één van de meer verontrustende berichten van de afgelopen week betrof het Waasland Shopping Center in Sint-Niklaas. In de krant lazen we dat sinds het Shopping Center vier jaar geleden zijn deuren opende, er een kaalslag plaatsvond in de stad: de winkelleegstand verdubbelde er tot 24%, het aantal winkels in de binnenstad daalde met één derde. Maar ook de handelaars in de wijde omgeving zien zwarte sneeuw. In de dertien omliggende gemeenten trekt 15% van de klanten voortaan naar het nieuwe winkelcentrum in de stad (De Standaard, 19.03.08). De zelfstandigenorganisatie UNIZO besluit dan ook dat shoppingcentra buiten de kern de bestaande handel in de hele regio kannibaliseren.

Waar blijven we nu met onze vrije markt? Fraai, hoor: de grote vissen die de kleine visjes oppeuzelen. En beseffen we wel wat dat voor de stad betekent, al die lege winkelpanden? Zo zet je een vicieuze cirkel in gang: als een winkelstraat een verwaarloosde indruk geeft, blijven nog meer klanten weg, waardoor nog meer panden leegstaan en waardoor. Precies.

Hebben we iets te zeggen ter verontschuldiging van onszelf? Tja, we volharden veeleer in boosheid: net het verhaal van de shoppingcentra bewijst dat de politiek zich beter terughoudend opstelt in kwesties van economische aard.

Grootschalige winkelcentra komen er meestal niet vanzelf. Er moeten bouwvergunningen worden afgeleverd, bestemmingsplannen aangepast, verkeerscirculatieplannen bedacht. Op al die momenten is het de overheid die kan beslissen: doen/niet-doen.

Hoe het in het concrete geval van Sint-Niklaas zat weten we niet, maar heel vaak komt zo’n megacentrum er met de uitdrukkelijke steun van de lokale overheid. Burgemeesters en schepenen willen hun gemeente op de kaart zetten of hopen een doodse buurt nieuw leven inblazen. Meteen worden ze onder de arm genomen door speculanten die nog wel een fijn lapje grond weten liggen en door projectontwikkelaars die komen vertellen hoe geweldig hun plannen wel niet zouden zijn voor de werkgelegenheid in de streek. In geen tijd is de politiek helemaal gewonnen voor het voorstel.

Die overheden laten zich, inderdaad, in de luren leggen door de gladde verkoopspraatjes van de projectontwikkelaars. Ze staren zich blind op de mooie plaatjes, de schitterende maquettes en de toverwoorden nieuwe jobs en parkeergelegenheid. Ze zijn niet in staat de gevolgen op termijn op het bestaande winkelaanbod in te schatten. Slimme investeerders spelen ook de ene overheid uit tegen de andere: twee gemeentes verder doen ze niet zo moeilijk, hoor. We kunnen altijd nog met ons project verhuizen: snel, tekenen maar.

Grote winkelcomplexen komen er alleen maar met de uitdrukkelijke steun van de overheid. Reden te meer dus om als overheid goed na te denken over wat je doet als je je met de economie bemoeit.

Maar soms pakt het ook goed uit. Laatst vergeleken ze in The Economist Londen en Parijs. Waarom is Parijs zoveel leuker? Omdat je er verhoudingsgewijs veel meer kleine winkels vindt. Shoppen in Londen is best wel prettig, maar je kunt tegenwoordig net zo goed naar Birmingham, Frankfurt of Abu-Dhabi trekken: overal vind je filialen van dezelfde winkelketens. In Parijs is het aanbod gevarieerder en daardoor ook origineler. Hoe komt dat?

A strong state has long attempted to defend the French way of life. All the capital's tiny boulangeries, selling freshly baked baguettes in twists or knots, or papeteries with their watermarked writing paper in ribbon-wrapped leather boxes, are kept in business partly by custom and taste. But they are also deliberately propped up by a tightly regulated retail industry, under which hypermarkets are not allowed to sell below cost (The Economist, 15.03.08).

In Frankrijk zijn ze heel strikt in het toelaten van grote winkels. Uiteraard betalen de Fransen daar een prijs voor: nogal wat consumptiegoederen zijn een stuk duurder. Maar het levert ook wat op: gevarieerde winkelstraten, een grote hoeveelheid kleine zelfstandigen die geworteld zijn in hun buurt en die, op die manier, de kwaliteit van het stadsleven verhogen.

Soms moet je effectief de markt tegen zichzelf in bescherming nemen. Maar ook dan ga je best heel voorzichtig te werk. En je betaalt altijd een prijs.

(Op het prentje: Pieter Breughel de Oudere, Grote Vissen Eten De Kleine, 1556, Albertina, Wenen.)

vrijdag 21 maart 2008

Lelijke dingen


Vandaag zouden we eigenlijk nogal lelijke dingen willen zeggen maar we proberen dat enigszins te vermijden.

De Broeders van Liefde vinden, lees je op de website van De Standaard, bij monde van ene Broeder Stockman, dat 'de wijze waarop wordt omgegaan met de euthanasie die Hugo Claus pleegde, de wijze waarop sommigen deze daad niet alleen proberen goed te praten, maar zelfs als summum van edelmoedigheid de hemel in prijzen, tegen de borst stoot'

'Is het leven van mensen die hun woorden niet meer vinden, dan waardeloos geworden? Hebben zij het recht, en misschien zelfs de plicht om euthanasie te vragen, om de maatschappij toch niet meer tot last te zijn, om hun familie te bevrijden van een zorg die wel eens lang zou kunnen duren?'

'Want kijk naar Claus. Die heeft de moed gehad er een eind aan te maken, zijn familie niet meer tot last te zijn, de ziekteverzekering niet op te zadelen met medische en verzorgingskosten, hij heeft ruimte aan anderen gegeven, (...), een ode aan het leven van de volmaakten, van de succesvollen, die hun woorden tot heldere frasen kunnen kneden. In de 'Brave New World' is alleen nog plaats voor hen. Misschien is het dat juist in België waar we het meest verdriet voor moeten hebben'.

Dat mensen het in hun hoofd halen te denken dat ze beter dan de betrokkenen weten hoe die moeten leven, vinden we sowieso al verbijsterend. Denken, zoals Broeder Stockman, dat je beter dan een ander weet wanneer die mag sterven tart, vinden we, alle verbeelding.

Er lopen daarbuiten een heleboel zelf-ingenomen paternalisten rond, zouden we kunnen schrijven. Maar omdat we op Goede Vrijdag geen lelijke dingen willen zeggen doen we dat niet.

Mensen zouden elkaar wat meer gerust moeten laten.

(Op de foto: Echte Schrijvers! Gerrit Kouwenaar, Remco Campert, Simon Vinkenoog, Jan Elburg, Bert Schierbeek en Hugo Claus, Amsterdam 1952. Foto Ad Windig, Collectie De Bezige Bij, Amsterdam.)

donderdag 20 maart 2008

Accordeonfile


Sommige mensen hebben geluk. Wie met de wagen naar het werk rijdt komt, als het meezit, wel eens in een accordeonfile terecht. Dat moet een geweldige belevenis zijn! Het ene moment sjok je samen met alle anderen voort over de snelweg, het volgende moment duikt uit het niets, vrolijk trekzakkend, een stelletje accordeonisten op. Lol!

Onmiddellijk schuift iedereen zijn wagen aan de kant. Hier en daar beginnen er al een paar gezellig mee te schuifelen op een musette. Een ondernemend manspersoon stapt op een mevrouw af en voor je het weet walsen ze in het rond. Iemand haalt een uitklapbaar tafeltje uit de koffer, een andere komt aandragen met een paar flessen wijn. Mensen halen hun boterhammen boven en vergelijken wat er tussenzit. Er wordt geruild: nee, neem gerust, er is genoeg.

Ach, het is een mooie dag en hoe vaak hoor je nog eens zo'n leuke muziek. En het werk? Tja, dat zal ook wel lukken zonder ons, zeker.

Was het maar elke dag accordeonfile.

(Op de foto: één van de eerste geregistreerde accordeonfiles. 1934: de trekzakkende gebroeders Suurbier -Nelis, Theo en Toon- leggen de N24, nabij Heemskerk, plat. Het feest ging tot in de vroege uurtjes.)

woensdag 19 maart 2008

Mensen vinden vrijheid eng


Onschuldiger tijden. In 1910 wordt de Russische sociaal-revolutionair Vladimir Zenzinov naar Siberië verbannen. Aangekomen in Yakutsk wordt hij bij de goeverneur geroepen. Die vertelt hem dat zijn uiteindelijke verbanningsoord het Arctische vissersdorpje Russkoye Ustye wordt. En meteen vraagt de goeverneur of Zenzinov zich niet enigszins nuttig wil maken. Als Zenzinov zich de volgende jaren wil bezighouden met meteorologische observaties, dan zal de Russische overheid hem met veel plezier barometers, thermometers en ander wetenschappelijk materiaal bezorgen.

Aangekomen in Russkoye Ustye meldt Zenvinov zich bij de hoofdman van het dorpje. Omdat Zenvinov de enige geletterde mens is in de wijde omgeving, valt hem de eer te beurt zelf zijn verbanningsbevel voor te lezen en de specifieke vereisten met betrekking tot zijn vrijheidsberoving mede te delen aan het lokale gezag, de hoofdman. De volgende jaren houdt Zenvinov zich, naast de meteorologie, ook bezig met het in kaart brengen van de volksgebruiken uit de streek (op het prentje: een Siberische sjamaan), het bestrijden van de lintworm, het lezen van Plato en Kant en het temmen van vosjes en wilde eenden.

Het Rusland van het begin van de twintigste eeuw was een autoritair en rechtenloos land. Maar gebiedsdelen zo groot als een continent werden door een handjevol ambtenaren bestuurd. Het duurde weken voor een brief vanuit de hoofdstad de uithoeken van de provincie bereikte. Een detachement soldaten deed er meestal zelfs langer over. In zo'n omstandigheden stelde de macht van de staat vrijwel niets voor.

Spoel nu even door naar vandaag en merk het contrast. We leven in een democratie en de wet is de wet. Maar de greep van de staat op het dagelijkse leven en op de samenleving is oneindig veel groter en indringender geworden. Geen detail ontsnapt nog aan het alziend oog van de alles regelende en in goede banen sturende overheid.

Natuurlijk kan je allerlei fantastische dingen opnoemen die we toch ook maar mooi aan de moderne staat hebben te danken: onderwijs, ziekenzorg, goed onderhouden wegen, de sociale zekerheid. Niemand wil terug naar het Russkoye Ustye van rond de vorige eeuwwisseling.

Maar een overheid die zich zorgen maakt over het feit of we wel genoeg groenten en fruit eten en die, voor ons eigen bestwil, wil verbieden om snoep in de buurt van de supermarktkassa uit te stallen om ons zo tegen impulsaankopen te beschermen, stemt ook niet vrolijk. Net zo min als het gegeven dat, als je mag voortgaan op de reacties daarop, nagenoeg iedereen dat soort betutteling best goed vindt.

Mensen vinden vrijheid gewoon eng, denken we wel eens.

(Het verhaal van Zenvinov haalden we uit het zeer onderhoudende boek van Anna Reid, The Shaman's Coat. A native history of Siberia, Phoenix, Londen 2002)

dinsdag 18 maart 2008

Aardrijkskunde gemaakt


Hoe vaak maak je mee dat er geschiedenis wordt geschreven, dat er werkelijk dingen gebeuren die de geschiedenisboeken halen? Niet zo verschrikkelijk vaak, denken we. Op het moment zelf lijkt alles uitermate belangrijk en interessant. Tien jaar later begrijp je meestal niet meer waar men zich destijds druk om maakte.

Maar hoe vaak maak je mee dat er aardrijkskunde wordt gemaakt, dat er dingen gebeuren op basis waarvan atlassen moeten worden hertekend? Dat is pas zeldzaam! We hebben het niet over zuiver menselijke ingrepen: een kanaal graven, een brug leggen, een nieuwe staatsgrens maken. Dat stelt niets voor in het licht van de eeuwigheid. We hebben het over oerkrachten. In Nederlands Limburg staan ze er bij en kijken ze er naar:

Rivier de Roer snijdt bocht af
(Novum, 18.03.08) - De rivier de Roer bij het Limburgse Vlodrop heeft een bocht afgesneden. Waar de rivier eerst een aantal bochten maakte, heeft het water zondagavond de kortste weg uitgesleten. Sinds 8 februari stond dit te gebeuren -toen had het water al een groot deel van de weg in het land uitgesleten- maar op een strookje grond van tien centimeter na was deze nieuwe verbinding nog geen feit.
Het Waterschap Roer en Overmaas spreekt van een zeldzame gebeurtenis. "Zoiets maak je maar eens in je leven mee", zegt een woordvoerder.

Door regenbuien in Duitsland en doordat meer water uit de Duitse stuwmeren werd doorgelaten, stroomde het water van de Roer sneller. Hierdoor werd de lus zondag doorgebroken. Wie nu met een kano de rivier af zou varen, kan zichzelf een omweg van 150 meter besparen.De rivier kon doorbreken omdat het waterschap de oeverbescherming heeft verwijderd. Het beleid van het waterschap is dat de Roer in het landelijk gebied zijn eigen weg mag zoeken.


De gelukkige en ongetwijfeld apetrotse bewoners van het hierboven op de foto's afgebeelde dorpje Vlodrop -die gek genoeg al eerder aan bod kwamen op deze pagina's- kunnen het voortvertellen aan kinderen en kleinkinderen: zij hebben aardrijkskunde weten maken.

maandag 17 maart 2008

Fatsoenlijke onoplettendheid


Zelf behoren we eerder tot het preutse type. We praten niet gemakkelijk over intieme gevoelens en alles wat het lichamelijke aanbelangt houden we liever voor ons. Net daarom valt het op hoe vanzelfsprekend andere mensen aan de telefoon, in de publieke ruimte, erg persoonlijke onderwerpen bespreken.

We hebben mensen op de tram, de trein of de bus bezig gehoord over hun echtscheiding en over hun liefdesleven. We hebben een dame in de tijdsspanne van een paar minuten eerst met haar echtgenoot en vervolgens met haar minnaar horen bellen. De eerste vertelde ze dat ze moest overwerken, de tweede dat ze vroeger weg kon op kantoor. We hebben mensen horen vertellen over hun darmen, over zweren op plekken waar je liever niet aan denkt, over de borsten van hun vrouwelijke collega's, over het kontje van de man van hun beste vriendin. Mensen verliezen alle schroom als ze aan de telefoon hangen.

De socioloog Erving Goffman bestudeerde hoe we in grootstedelijke omgevingen met elkaar omgaan. Samenleven met mensen die we van haar noch pluim kennen, lukt dankzij het principe van civil inattention: fatsoenlijke onoplettendheid. We houden afstand, praten niet te luid, lachen beheerst, huilen discreet, staren niet. In de publieke ruimte tonen we geen extreme gevoelens: zo stellen we de anderen op hun gemak en trekken we geen aandacht op onszelf.

Met de introductie van de gsm is daar blijkbaar verandering in gekomen. Het is alsof mensen denken dat, als ze telefoneren, er spontaan muurtjes rondom hen ontstaan. Hetzelfde merk je overigens in de wagen: wie in de file zit doodt de tijd met uitgebreid in zijn neus te pulken. Dat doe je normaal gezien niet zo gemakkelijk in het zicht van iedereen. De auto, denken we, maakt ons onzichtbaar.

Dat is meteen iets om de volgende jaren te op te letten. Zullen gsm'ers en filerijders hun gedrag na verloop van tijd aan de normen van de publieke ruimte aanpassen, of definiëren we in de toekomst telefoneren en in de wagen zitten als zijnde privaat?

Zelf zetten we onze centjes in op de tweede hypothese. Je merkt dat de meeste mensen, op de bus, de tram of de trein, er steeds beter in lukken geen acht te slaan op wat anderen hun telefoon toevertrouwen. Nu wij nog.

(Op de foto: Alexander Graham Bell aan de telefoon, in 1892 ter gelegenheid van de officiële opening van de telefoonlijn tussen New York en Chicago.)

zondag 16 maart 2008

Een kleurrijk en feestelijk containerschip


Het is al weer een tijdje geleden dat we het nog over mooie gebouwen hebben gehad. Niet zo lang geleden waren we in Parijs. Een visueel hoogtepunt was ongetwijfeld het Musée du Quai Branly, het nieuwe etnografische museum, vlakbij de Eiffeltoren, aan de Seine.

Franse presidenten sluiten hun bewindsperiode graag af met een geschenk aan de natie. Zo'n geschenk mag dan wat kosten, maar moet vooral indrukwekkend zijn. Een groot gebouw in Parijs blijkt dan altijd de beste keuze: met wat geluk worden generaties Fransen later, als ze door de hoofdstad kuieren, aan jou herinnerd. Mitterand liet zijn Très Grande Bibliothèque -officieel: Bibliotheque Nationale de France- neerpoten, Chirac -dat wisten we niet: een groot liefhebber van etnografische kunst- koos voor dit museum.

De eerlijkheid gebiedt te vertellen dat we niet binnen zijn geweest. Onze Franse familie biechtte op dat zij het na de zoveelste totempaal en nog maar eens een prauw voor bekeken had gehouden. Het was, ter onze verontschuldiging, bovendien erg mooi weer en we waren maar kort in de stad. En het allerbelangrijkste: alleen al langs de buitenkant bood het nieuwe museum zoveel dat het bekijken waard was, dat we wel een tijdje zoet waren.

Het eerste wat je ziet is natuurlijk de prachtige met planten begroeide muur langs de straatkant. Geslaagde architectuur maakt mensen blij. Deze muur doet dat ook: grote mensen krijgen iets kinderlijks in hun stap als ze dichterbij komen, kinderen persen er een sprintje uit en maken sprongetjes als ze, eens ze er voor staan, het geheel proberen te overschouwen. Een sprookjesbos lijkt het wel, zeker ook omdat er voortdurend water naar beneden druppelt.


Een vervelende, maar noodzakelijke vraag: is het meer dan een goed idee? Komen er niet allerlei stukken los, sterven de planten niet af, zie je niet overal rotte of dorre plekken? Niet, dus. Hoogstens heb je beneden een paar littekens, waar toeristen aan de muur zijn beginnen pulken om te achterhalen waarop de planten groeien. Voor de rest ziet het er goed onderhouden uit. Dat is natuurlijk ook wel de hele tijd nodig.

Wat nog? Het gebouw zelf staat een beetje schuin op de straatzijde. Daardoor wijkt het wat terug en krijgt het diepte. Het terrein is golvend en het hoofdgebouw staat op poten. Daardoor heb je de hele tijd het gevoel dat er voortdurend nog dingen te ontdekken zijn, achter de hoek, achter het volgende heuveltje. Vaak is een park space left over after planning: we hadden nog wat grond over en dus hebben we er gras opgezet. Hier heb je het omgekeerde gevoel: kijk, er staat een gebouw tussen het groen.


En dan het gebouw zelf: een groot kleurrijk en feestelijk containerschip, lijkt het wel. Je blijft je ogen de kost geven, het verveelt geen moment. Variaties van rood en oranje, rondingen en vierkanten, grote raampartijen en veel traliewerk: als je het zo leest lijkt het een rommeltje, maar alles past wonderwel bij elkaar.


De architect, Jean Nouvel, heeft al wel meer fraaie dingen gebouwd. Een al even sprookjesachtige, vaag Moors-aandoende toren, de Torre Agbar, in Barcelona. Het reusachtige maar, omdat het versierd is als een Marokkaans dienstblad waarop je thee serveert, uitermate uitnodigende Institut du Monde Arabe in Parijs. Wat die gebouwen gemeen hebben is dat ze spectaculair zijn, maar je toch het gevoel geven dat ze perfect aansluiten bij hun omgeving.

Je hebt moderne architecten -de Gehrys en Koolhazen- die overal hetzelfde gebouw zetten: hier zijn wij, alles moet wijken. Je hebt architecten als Nouvel: wat ze bouwen voegt iets toe aan de omgeving. Dat is hoe je het altijd zou willen hebben.

Bij een volgende Parijsbezoek bekijken we ook hoe het museum er binnenin uitziet.

(De prentjes haalden we hier, hier en hier)

zaterdag 15 maart 2008

Hoogwaardigheidsbekleder


Hoogwaardigheidsbekleder begeeft zich tussen het volk. Schudt handen, aait kleuter over de bol, krabt vriendelijke hond achter het oor, informeert naar de gezondheidstoestand van kwiek oudje -in september zevenentachtig en ik heb nog al mijn tanden!- en proeft even van de zelfgestookte pruimenjenever, typisch voor de streek.

Iedereen blij en tevreden: zo'n geweldig hoogwaardigheidsbekleder hebben we hier nog niet gehad, het lijkt wel een gewoon mens!

Dat, beste lezer, is precies wat we gisteren bedoelden. Waarom leeft een groot deel van ons de hele tijd met zijn pet in de handen, altijd bereid om het hoofd te buigen en onderdanig zich alles te laten welgevallen van diegenen die zich ellebogenwerkend een plaatsje hoger in de pikorde hebben veroverd? Want bovenstaande situatieschets is, laten we wel wezen, géén feest van de directe democratie. Als de hoogwaardigheidsbekleder zich even verlaagt en zich op schijnbaar gelijke voet onder ons begeeft, dan vormt dat alleen maar een bevestiging van de bestaande hiërarchie. De hoogwaardigheidsbekleder stapt daarna gewoon weer op zijn verhoogje: dan is hij weer een bijzonder mens.

Kijk even mee naar het prentje bovenaan de tekst. Een verzameling blije mensen. Helemaal links, met het blauwe hemdje, staat een lokale bobo. Die toont zich vandaag van zijn meest gulle zijde. Brave mensen die mee deden aan een wedstrijd ingericht door het plaatselijke bestuur krijgen een prijs. Toch mooi van de bobo! Inderdaad. Wat krijgen de mensen: een zak gevuld met gadgets met daarop het logo van de stad. Helemaal gratis!

Hallo? Is daar iemand thuis in al die hoofden? Denkt iemand soms nog wel eens na? De bobo geeft jullie promotiemateriaal van de stad, betaald met jullie eigen belastingsgeld.

We leggen het eenvoudiger uit. Geef even allemaal jullie portemonnee. We halen er bij iedereen een briefje van tien euro uit. Hier is de portemonnee terug. En nu doen we een wedstrijd. Hoera: die twee daar vooraan, die meneer met zijn hoed en die mevrouw met de muts hebben gewonnen. Hoera, bravo! Jullie krijgen allebei vijf euro. En wat zeggen we nu?

Leve de hoogwaardigheidsbekleder, leve ons.

(De foto en het officiële verslag van de festiviteiten haalden we hier.)

vrijdag 14 maart 2008

Spreek vaker tegen


Neem een willekeurig groepje mensen. Vraag ze samen iets te doen. Observeer: in geen tijd ontstaat de pikorde. Sommigen dringen zich op het voorplan en geven nadrukkelijk leiding, anderen houden zich gedeisd en voeren uit wat voor hen wordt beslist. Wat je ziet ontstaan is een hiërarchie. Mensen vormen, tot spijt van wie het graag anders zag, een diersoort die zichzelf spontaan in leiders en volgelingen opdeelt.

Maar wat ook in onze genen zit is ressentiment. Net dat deel van de menselijke bevolking dat zich op het eerste gezicht instemmend in zijn uitvoerende rol schikt, besteedt een bijzonder groot deel van zijn tijd aan mopperen, zagen en klagen over diegenen waarvan ze het leiderschap nooit openlijk in vraag durven stellen. Mopperen, zagen en klagen zijn eigenlijk manieren om de onderschikking draaglijk te maken. Wie in de wandelgangen, als de baas het niet hoort, treurt en zeurt, is geen rebel maar houdt het systeem van meesters en knechten mee in stand.

En behoort dat tot de menselijke conditie en is daar dus niet zoveel aan te doen? Ja en neen. De kans is, lees je in dit Australische artikel, groot dat hiërarchie effectief deel is van onze natuur. Maar dat maakt het alleen maar belangrijker om er overal waar dat kan voor te zorgen dat macht gecontroleerd wordt door tegenmacht.

Een gouden raad bij het organiseren van verenigingen, clubs, partijen en volksvergaderingen: maak de regels en de omstandigheden zo dat zelfs de slechtst mogelijke baas zo min mogelijk onheil kan aanrichten. Hou er de hele tijd rekening mee dat ook vriendelijke en beminnelijke mensen, eens ze bovenaan de hiërarchie staan, er van overtuigd raken dat ze het beter weten dan wie lager staat in de pikorde. Spreek ze daarom op tijd en stond tegen. Dat bespaart veel treuren en zeuren achteraf.

Wat Bob Dylan er precies mee bedoelde hebben we nooit helemaal begrepen, maar het blijft een belangrijk principe: Don't follow leaders, watch the parkin' meters. Maar misschien luister je beter even naar hoe Bob het zelf verwoordt: klassiek filmpje.

donderdag 13 maart 2008

Kunsttaal, drie letters


Liefhebbers van de nobele kunst van het kruiswoordraadselen weten het antwoord meteen. Kunsttaal, drie letters? Ido!

En wat mag Ido dan wel zijn? Dat zoeken we op. Ido is een geavanceerde versie van het Esperanto. Esperanto is, voor wie het honderd keer zou kunnen zeggen maar er nu net even niet kan opkomen, een artificiële taal, bedacht door Lazar Zamenhof. Zamenhof meende dat we elkaar beter zouden begrijpen wanneer we allemaal dezelfde taal spraken. Maar opdat alle taalgebruikers gelijk aan de start konden komen was er een neutrale taal nodig. Die taal was het Esperanto.

Bij ons thuis gingen ze er in regel van uit dat de meeste wereldproblemen eigenlijk op eenvoudige wijze konden worden opgelost. Iedereen dezelfde taal spreken, was zo'n voor de hand liggende gedachte waarover thuis consensus bestond. Gek genoeg werden we daarin niet door de rest van de wereld gevolgd. We hadden een oom die Esperanto sprak. Hoeveel mensen kunnen dat vandaag nog zeggen?

Terug naar Ido. De Idoisten scheurden zich af van de Esperantisten: het kon nog eenvoudiger, vonden ze. Geen rare letters -Esperanto gebruikt een stuk of zes lettertekens die je niet in andere talen vindt- en nog logischer grammaticaregels. Eén van de grote propagandisten van de nieuwe kunsttaal was de wiskundige Louis Couturat. Ido kreeg dan ook een zware klap toen Couturat, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, overreden werd door een auto die soldaten naar het front voerde. Veel symbolischer kon het niet: de bedenker van een taal die de wereldvrede moest brengen eindigde onder de wielen van een militair voertuig.

Vandaag spreken enkele duizenden mensen Ido. Maar er zit groei in! In 2006 namen maar liefst 25 deelnemers uit 10 landen deel aan het Internationale Ido-Congres in Berlijn. Dat zijn er significant meer dan de 13 deelnemers uit 4 landen aan het vorige Ido-wereldcongres in 2005 in Toulouse. Op de foto: waarschijnlijk betere tijden. De internationale Idoisten bijeenkomst van 1922, in Dessau.

woensdag 12 maart 2008

Transfers: het blijft behelpen


Sombere wolken, letterlijk en figuurlijk. Onze jongens zakken weer verder weg in de rangschikking. Twee weken geleden puntenverlies en een rotslechte wedstrijd tegen het laatst geklasseerde Antonia, vorige week een zware nederlaag en niet zoveel tekenen van hoop in de wedstrijd tegen de leider, Ternesse. En bovendien allerlei geruchten over op handen zijnde transfers: onze beste spelers verlaten misschien de club. Kommer en kwel.

Transfers: het blijft behelpen. Laat je de markt helemaal vrij, dan kom je uit bij wat je nu hebt in de Champions League: Engelse teams zonder Engelsen, Italiaanse teams zonder Italianen. In de Verenigde Staten kennen ze dat natuurlijk al langer: je bent vooral supporter van een truitje. Spelers veranderen om de haverklap van ploeg en clubs verhuizen zonder scrupules naar een andere stad als ze daar financieel beter van worden. Het enige wat blijft zijn de kleuren en het truitje. Volstaat dat als basis van clubliefde?

Maar het afsluiten van de markt is ook maar niets. Eén van de mooiste voetbalboeken is My Father and other Working Class Football Heroes van Gary Imlach. Vader Stewart Imlach was in de jaren vijftig een behoorlijk voetballer, die met Nottingham Forest in 1959 de FA Cup won en met Schotland meeging naar het WK van 1958.

In de tijd van vader Imlach was je als voetballer met haar en huid aan je club overgeleverd. De clubs spraken onder elkaar af hoeveel ze dat jaar hun voetballers betaalden: meestal net iets minder dan wat een geschoolde arbeider verdiende. Als het seizoen voorbij was, stopten de betalingen: de meeste voetballers hadden een bijbaantje in de zomer. Vader Imlach ging in het tussenseizoen als timmerman aan de slag.

De club verkocht je, zonder dat je daar inspraak in had. Tegenpruttelen had weinig zin: wie weigerde zijn nieuwe contract te tekenen, kreeg geen nieuwe speelvergunning en was dus werkloos. Vaak was je dan in één klap ook je huis kwijt, want dat huurde je van de club.

De totale rechteloosheid van de toenmalige beroepsvoetballers blijft je bij, maar ook hun uitermate bescheiden ambities. De meeste voetballers hoopten hooguit dat ze genoeg konden overhouden aan hun carrière om misschien een winkeltje te beginnen of een melkronde over te nemen. Meestal werd het veel minder en eindigden ze in de fabriek en klusten ze wat bij als terreinverzorger of jeugdtrainer.

Transfers: het blijft behelpen.

dinsdag 11 maart 2008

Woo-hoo


Volgens The Observer stoppen we best met e-mailen als we tussendoor ook nog een beetje willen werken. E-mail blijkt a broken business tool: de gemiddelde werknemer is tussen anderhalf en twee uur per dag bezig met te proberen het inkomende e-mailverkeer in bedwang te houden.

Wereldwijd vliegen er momenteel dagelijks 196 miljard e-mails rond, een cijfer dat volgens berekeningen tegen 2011 zal zijn toegenomen tot 374 miljard. Dat moet slecht aflopen. Daarom organiseren slimme bedrijven nu al e-mailloze dagen. Werknemers moeten dan met elkaar praten of telefoneren. Bovendien zijn wetenschappers op zoek naar systemen die onze computers moeten helpen nuttige van minder nuttige e-mails te onderscheiden.

Dat is, vrezen we, niet de kern van het probleem. Het punt is dat we dat ons zelf aan doen. In het begin was e-mailen leuk en nuttig. Dat is het al lang niet meer. E-mail is er verantwoordelijk voor dat het werk nooit meer stopt. Mensen zitten op de trein hun mails te bekijken en checken thuis om de zoveel tijd nog even of er niets belangrijks is binnengekomen. Eigenlijk wordt de werkdag daardoor oneindig. En dan maar zeuren dat we het druk, druk, druk hebben.

We spreken twee dingen af. Eén, we zeulen nooit meer draagbare computers mee van en naar het werk. Werken doen we op het werk: niet in onze eigen tijd. Twee, als we thuiskomen schuiven we de meubels aan de kant en leggen we leuke plaatjes op. Als daar zijn: Elvis, Elvis en Elvis. Respectievelijk (filmpjes!) in Surrender, Jailhouse Rock en Don't Be Cruel.

Elvis Presley bekeek nooit zijn e-mails. En toch ging Elvis met de mooiste meisjes naar huis. Laat dat een les wezen. Woo-hoo.

maandag 10 maart 2008

Kandidaat-voorzitters


Inmiddels al weer een hele tijd terug maakten we een stukje over de kwaliteit van ons politiek personeel. Die was niet best, oordeelden we en daar hadden we, meenden we, ook goede redenen voor.

Het afgelopen weekeinde leverde nieuw bewijsmateriaal op. Onze liberale vrienden kozen een partijvoorzitter. Er deden héél interessante kandidaten mee. Over één ervan schrijven ze vandaag in Het Laatste Nieuws het volgende:

Uit het niets was Hermans naar eigen zeggen gekomen, en tot het niets keert zij weer terug, na haar fifteen minutes of fame van zaterdag. Wat te denken als zoveel liberale militanten de kroonprins van Verhofstadt minder geschikt vinden dan een zangeres die de politiek omschrijft als «een klotewereldje»? Die zich zo perfect thuisvoelt bij Open Vld dat ze vorige zomer Lijst Dedecker overwoog? En die morgen voor sp.a kiest als ze daar naar bed mag met «leuke griet» Anissa Temsamani of «lekker vlees» Kathleen Van Brempt? Die exclusief en ongevraagd onthulde dat Wendy Clément niet van Laurent heeft maar van Johnny Logan? Die bijdragen leverde aan naslagwerken zoals het 'Ultieme Schetenboek' van Bart Lauvrijs? Die op kosten van een weekblad haar borsten liet liften, «verworden tot theezakjes, als tabaksbladeren opgerold in mijn beha»? En die zei dat we van geluk mochten spreken dat ze niet méér had laten optrekken, «anders had ik nu een baard gehad».

Een andere kandidaat-voorzitter las op het congres tot driemaal toe hetzelfde zelfgeschreven gedicht voor. In De Standaard (07.03.08) omschreven ze het zo: Jambische pentameters waren dat niet, het stond wel op een alleraardigst rijm. Wat dacht u van een 'garnaalliberaal', ter omschrijving van Jean-Marie Dedecker? Of van het fijnzinnige 'konijn' voor Verhofstadt, "de man met spitse neus, bedrieger en rancuneus". Hij is "bevriend met de rode maffia, van Di Rupo uit Sicilia".

Het is een vrij land, natuurlijk. En niemand is verplicht om voor deze mensen te stemmen. Maar zo stilaan begrijp je de Spanjaarden uit het onderstaande bericht (De Standaard, 06.03.08) helemaal:

Bij de parlementsverkiezingen komende zondag in Spanje zullen vermoedelijk meer dan 400.000 kiezers lege omslagen zonder kruisjes in de stembussen steken. Bij de parlementsverkiezingen van 2004 maakten de stemonthoudingen 1,6 procent van de afgegeven stemmen uit. Deze groep vormt, indien in het parlement vertegenwoordigd, de vijfde sterkste politieke macht in Spanje, achter de socialisten, conservatieven, Verenigd Links en de Catalaanse nationalisten. Bij de verkiezingen van zondag treedt een initiatief onder de naam 'Alternatief in Wit' aan. Ze ijvert dat de zetels in het parlement, die het aantal onthoudingen vertegenwoordigen, in de toekomst onbezet blijven.

Bij de federale verkiezingen van 2007 stemden voor de Kamer 360.717 Belgen blanco. Dat is 5,4 procent van de uitgebrachte stemmen. Dat zijn goed acht zetels.

zondag 9 maart 2008

Gevaarlijk leven


Interessant stuk in The Economist. Europeanen schuwen in het dagelijkse leven zoveel mogelijk risico's. Amerikanen beweren dan wel dat ze wild en meeslepend willen leven, maar in de praktijk proberen ze net zo goed alles wat enigszins gevaarlijk is uit te bannen. Nee, dan de Russen: die trekken zich nergens wat van aan.

Zo lezen we vandaag op de site van NRC dat de Russische autoriteiten met helikopters, boten en een noodbrug honderden vissers van een ijsschots hebben gered. De schots in de Zee van Ochotsk was op drift geraakt terwijl honderden vissers ze gebruikten als plek om hun hengels uit te werpen. De schots dreef vervolgens door sterke wind weg van de kust:

Van de vissers, onder wie nogal wat mensen met een slok te veel op, moesten sommigen door de reddingsdiensten ervan worden overtuigd om hun visgerei achter te laten op het ijs. In totaal 775 mensen werden van de drijvende ijsvlakte gehaald, meldden de reddingsdiensten van het Oost-Russische Sachalin. Elk jaar hebben in Rusland tal van reddingsoperaties plaats om mensen van ijsschotsen te halen.

In The Economist verklaren ze die Russische voorliefde voor gevaarlijk leven als volgt: Rusland is a place where life is so full of lethal danger that some people see little point in reducing risk at the margins: a world of gaping pot-holes, tipsy ambulance-drivers and melting icicles which hang from ledges like daggers. In a land where life expectancy (at 59 for males, lower than in Guatemala or Bangladesh) is lamentably short, people apparently see little value in driving slowly, or in cutting down on alcohol or tobacco.

Is dat zo? Mijden we risico's en gevaar naarmate het perspectief van een langer leven realistisch wordt? Intuitief zou je net het omgekeerde verwachten: als je weet dat je maar kort leeft, spring je spaarzaam om met de tijd die je hebt.

Maar misschien is dat een héél Europese gedachte.

zaterdag 8 maart 2008

Ervaringsdeskundigheid


Het was geen gemakkelijke week voor kardinaal Danneels. Mozes blijkt aan de drugs te zitten en Jezus is homo.

Ene Benny Shanon, verbonden aan het departement cognitieve psychologie van de Hebrew University van Jeruzalem beweert dat Mozes, toen hij van de berg Sinaï afdaalde en het Joodse volk de Tien Geboden liet aanschouwen, onder invloed was van zware hallucinogenen.

In De Standaard (5.03.08) lezen we: 'Wat Mozes op de berg betreft, ging het ofwel om een bovennatuurlijk kosmisch verschijnsel, waarin ik niet geloof, ofwel ging het om een legende, wat ik ook niet geloof. Ofwel - en dat vind ik meer waarschijnlijk - ging het om een bijeenkomst waar Mozes en het volk van Israël onder de invloed waren van drugs.' Dat kan tellen als hypothese. Interessant is ook hoe Benny die hypothese toetst: op basis van ervaringsdeskundigheid, lezen we in The Guardian.

Benny vermoedt dat Mozes en zijn vrolijke vrienden een psychedelisch drankje nuttigden dat luistert naar de naam Ayahuasca, dat gebrouwd wordt op basis van kruiden die welig tieren in het Heilig Land. Benny lustte er in zijn studententijd ook wel pap van, laat hij verstaan. En meteen heeft hij zijn bewijs klaar: The events described reminded him of the visions he had after trying this drink 15 years ago. So, when Moses first encountered God, he was high. "Encountering the divine is one of the most powerful experiences associated with high-level Ayahuasca inebriation," claims Shanon. Ver uit, Benny.

Misschien nog meer ervaringsdeskundigheid. Will Ferdy, de vader van het Vlaamse luisterlied en en zelf ook de Griekse Beginselen toegedaan, laat deze week in een interview met het vakblad Story nieuw licht schijnen op de seksuele voorkeuren van Jezus:

'Naar mijn idee was hij (Jezus) homofiel. En ik meen dat, ja', vertelt Ferdy. 'In het Evangelie van Johannes staat letterlijk ‘de leerling die hij liefhad’. 'En tijdens het laatste avondmaal mag Johannes ‘aan zijn borst rusten', voor Ferdy meteen het bewijs dat Jezus voor de mannen was.

Dat is een weliswaar revolutionaire, maar ook niet risicoloze interpretatie van het Evangelie. Zo willen we uiteraard de foute kindervrienden niet op ideeën brengen, maar Marcus 10:14 ("Laat de kinderen tot Mij komen") lijkt ons ook voor meerdere interpretaties vatbaar.

Hoe zou het overigens nog zijn met de neef van de kardinaal?

vrijdag 7 maart 2008

Eén, twee, drie, gezien


Nogal wat mensen poetsen hun huis vooraleer de poetsvrouw/-man langs komt. Niemand krijgt graag onverwacht televisiecamera's in zijn huis. Mensen hebben, met andere woorden, graag wat controle over de manier waarop ze zich aan de wereld presenteren.

Dat is buiten Google Earth gerekend. Als de satelliet passeert staan we er op. Of ons haar nu gekamd is, ons tuintje opgeruimd, de was binnengehaald of de auto gepoetst: dat zal de satelliet een zorg wezen. Lig je net in je blootje op je dak te zonnen? Pech, de rest van de wereld kijkt voortaan mee. Eén, twee, drie, gezien.

Dat kan zoveel beter. Laten we daar een feestelijk en gemeenschapsvormend moment van maken. Verwittig mensen op voorhand wanneer de satelliet langskomt. In de kortste keren zal de wereld er fraaier en leuker uitzien. Mensen zullen druk beginnen poetsen en schilderen en tuinieren. Huizen worden met slingers versierd, koeien krijgen een fraaie strik rond hun hoofd. Iedereen wil toch op zijn best op de foto staan?

Meer zelfs: je zult overal buurtcomités zien onstaan en wijkverenigingen en voor de gelegenheid opgerichte googleclubs. Mensen zullen samenzitten en nadenken over hoe ze hun straat, gehucht of gemeente op de kaart kunnen zetten. Dat zie je trouwens al waar de Tour de France passeert: mensen maken midden in het veld een Eiffeltoren uit strobalen, ze kalken op de straatstenen in reuzenletters de naam van hun dorp, van hun favoriete coureurs, van hun lief. Googledag -de dag wanneer we op de foto komen- zal een nieuw feestelijk moment worden in het lokale leven.

Met Google Earth op naar een mooiere wereld. Maar voortaan eerst gewoon even verwittigen voor de satelliet langskomt. Dan maken we eindelijk werk van die puinhoop in de tuin.

(Ergens op die foto wonen wij. Maar let niet op de rommel)

donderdag 6 maart 2008

Het Jaar van de Aardappel


Het is al maart en het blijft verdacht stil. Nergens merk je er iets van. Nochtans werd 2008 door de Verenigde Naties uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Aardappel.

Wanneer doen de bevoegde instanties daar eens iets aan? Wanneer kiezen we Miss Aardappel? Waar blijft de Nationale Aardappelstoet? Hoe ver staat het met het Vlaamse Aardappelmuseum? Wanneer komt er een thema-avond op alle zenders over de wondere wereld van het bintje? De autoriteiten van dit land laten het eens te meer helemaal afwegen. Waar zit nu de gedoodverfde toekomstige premier als je hem nodig hebt?

Bekijk alvast de site van The Potato Museum, met daarop ondermeer het spraakmakende interview met chipsverzamelaar Myrtle Young. Chipsverzamelen: nog zo’n discipline waarin Vlaanderen helemaal nergens staat. Wanneer richt de bevoegde minister een taskforce in om ons internationaal op de kaart te zetten? Moeten we weer wachten tot het te laat is, totdat landen als Malta of Cyprus ons voorbijsteken op internationale chipsverzamelaarsconventies, totdat onze mooiste exemplaren worden opgekocht door oliesjeiks of verdwijnen in Koreaanse privé-collecties?

En nu we toch gevoelige thema’s aansnijden: hoe zou het eigenlijk nog met de Freedom Fries zijn? Toen de Fransen niet zo geweldig enthousiast waren om met de Verenigde Staten mee in Irak te gaan vechten, besloten sommige Amerikanen dat het tijd werd de French Fries te herdopen. In één beweging stelden ze trouwens ook voor om French Toast -wentelteefjes- Freedom Toast te noemen. Enig gesurf leert dat de nieuwe namen niet echt blijvertjes waren.

Heel interessant in die kwestie was de houding van onze Franse vrienden. Die wezen de Amerikanen er fijntjes op dat het eigenlijk om Belgian Fries ging. Toch wel een beetje laf van de Fransen: in goede tijden hebben we ze nooit horen protesteren wanneer hen, inderdaad onterecht, het vaderschap van de friet werd toegeschreven.

Afsluitend een cultureel moment. Op het prentje: het Angelus van Millet, ooit aanwezig in oneindig veel christelijke huiskamers. Wat niet zoveel mensen weten is dat de twee vrome mensen op de schilderij net bezig waren aardappelen te planten. Oorspronkelijk heette het schilderij effectief ook Prayer for the Potato Crop. Toch weer bijzonder leerrijk allemaal!

woensdag 5 maart 2008

Het objectief mooiste boek


Economen geloven mensen nooit op hun woord. Economen geloven in revealed preferences: wat mensen werkelijk willen, leid je nog het best af van hun handelingen. Zo is in woorden iedereen voor het milieu. Blijf van die bomen af, laat de vogeltjes met rust: dat is makkelijk, dat kost namelijk niets. Maar hoeveel geld hebben mensen er werkelijk voor over om dat milieu te redden? Hoeveel duurder willen ze hun vliegtuigtickets betalen? Hoeveel geven ze maandelijks aan natuurverenigingen? Tja, dat valt enigszins tegen.

Mensen zitten echter nog ingewikkelder in elkaar dan economen denken. Hoe weet je wat mensen werkelijk mooi vinden? Welke boeken, bijvoorbeeld? Uiteraard moet je nooit voortgaan op wat ze vertellen. De eindejaarslijstjes van Bekende Vlamingen in kranten en tijdschriften zijn altijd bijzonder onthullend. Je weet op voorhand welke grote namen dat jaar zullen vallen. Net zoals je weet dat geen van die BV’s tijd heeft om een dik boek van Amos Oz of Orhan Pamuk te lezen.

Kan je dan beter voortgaan op wat mensen kopen? Ook niet. Mensen kopen bijvoorbeeld wel vaker een boek om zich van anderen te onderscheiden: zie mij hier toch maar mooi buitenwandelen met de nieuwste Eco of met een dikke turf van Geert Mak. Hier loopt een gecultiveerd mens! Een jaar later liggen die boeken nog altijd ongelezen in de kast. Koopgedrag zeg niet altijd zoveel over onze voorkeuren.

Leert diefstal ons misschien iets over wat mensen mooie boeken vinden? In de VS zocht iemand uit welke boeken het vaakst uit de boekhandel worden ontvreemd. Dit is de top vijf:

1. Charles Bukowski
2. Jim Thompson
3. Philip K. Dick
4. William S. Burroughs
5. Any Graphic Novel

Best wel interessant. Maar wellicht zegt dit lijstje meer over het soort mensen dat boeken steelt, dan over wat mensen mooie boeken vinden. Misschien leren we meer van wat er in bibliotheken wordt ontleend.

Wat lezen Vlamingen? Een kleine steekproef. In Brecht staat Pieter Aspe met acht titels in de top tien, Dan Brown met twee. Eén non-fictie boek hoort ook in die top thuis: Autorijden van A tot Z van Flor Koninckx. In Genk nagenoeg hetzelfde lijstje: op kop staat het boek van Flor, Aspe staat er zes keer in, Brown twee, Nicci French en Stefan Brijs ex aequo één keer.

Maar de ultieme test is wellicht deze: welke bibliotheekboeken vinden mensen zo mooi, dat ze besluiten ze niet meer terug te brengen? Voor welke boeken draaide de mevrouw uit onderstaand persbericht bijvoorbeeld zes dagen de cel in?

(Belga, 4.03.08) Een Amerikaanse vrouw heeft zes dagen doorgebracht in de gevangenis, omdat ze vergeten was haar boeken terug te bezorgen aan de plaatselijke bibliotheek. Keely Givhan, uit de staat Wisconsin, werd tegengehouden door de verkeerspolitie, omdat haar nummerplaat onvoldoende verlicht was. Toen de agenten haar identiteit nagingen, ontdekten ze het gerechtelijk verleden van de vrouw. Givhan was immers niet komen opdagen, toen ze voor het gerecht moest verschijnen voor niet-teruggebrachte boeken van de bibliotheek. Ze werd toen veroordeeld tot een boete van 159 dollar (104,5 euro). Givhan beweerde van niets te weten, omdat ze aan het verhuizen was toen de dagvaarding naar haar gestuurd werd. Aangezien zij onvoldoende geld bij zich had om de boete te betalen, ging Givhan voor zes dagen de cel in.

Vergeten terug te bezorgen? Dat bewéért ze. Revealed preferences: geweldig mooie boeken, ja.