zondag 30 juni 2013

Opstel


Opstel 

Ik zou U een wijze raad geven over liefde,
lezer,
en een betere inlichting over dat waarvan
wij zoveel verwachten,
als ik er zelf meer van wist

Liefde is kussen geven
en kussen krijgen
Maar als het niet gelukkig maakt,
dan is het vergeefse moeite

En liefde voor geld
vlot moeizaam

Moeizaam komen sommigen aan hun eind
en veel geluk hebben zij niet gekend, zo lijkt het wel
In minuten van verbeelding en ander ongeduld
hebben zij het vlug verbruikt,
werkelijkheden verdisconterend
waaraan ze blijkbaar wanhoopten,
aangetast,
of van te voren al
niet geschikt


Jan Hanlo, 'Opstel', Libertinage, 4, Van Oorschot, 1951.

Het prentje: via Museum of Found Photographs.

zaterdag 29 juni 2013

Chomsky vs. Zizek

"What you’re referring to is what’s called “theory.” And when I said I’m not interested in theory, what I meant is, I’m not interested in posturing, using fancy terms like polysyllables and pretending you have a theory when you have no theory whatsoever. So there’s no theory in any of this stuff, not in the sense of theory that anyone is familiar with in the sciences or any other serious field. Try to find in all of the work you mentioned some principles from which you can deduce conclusions, empirically testable propositions where it all goes beyond the level of something you can explain in five minutes to a twelve-year-old. See if you can find that when the fancy words are decoded. I can’t. So I’m not interested in that kind of posturing. Zizek is an extreme example of it. I don’t see anything to what he’s saying. Jacques Lacan I actually knew. I kind of liked him. We had meetings every once in awhile. But quite frankly I thought he was a total charlatan. He was just posturing for the television cameras in the way many Paris intellectuals do. Why this is influential, I haven’t the slightest idea. I don’t see anything there that should be influential."
Chomsky vs. Zizek (zie hier). 
Het prentje: Naom Chomsky, jonger en pijprokend.

vrijdag 28 juni 2013

Neo-Duits


Ook Duitsland had kolonies. De Duitse kolonisatoren hielden lelijk huis in het vroegere Duits Zuid-West Afrika, vandaag Namibië. In het begin van de twintigste eeuw werd ruim tachtig procent van  de oorspronkelijke Herero-bevolking, die zich niet voetstoots neerlegde bij de onderdrukking, uitgeroeid. Kolonialisme is evenwel een onvoorspelbaar beest. Vandaag kleden de Herero zich bij feestelijke gelegenheden op zijn Duits: dat wil zeggen, in de loop der tijden ontstond een eigen kledingstijl, geïnspireerd op de Duitse soldatenuniformen en op de kledij van de missionarissen. Eén verschil: de Herero zien er in die neo-Duitse klederdracht veel beter uit dan de Duitsers er ooit hebben uitgezien (prentjes: hier).

En dan vraag je je af: wie heeft er nu finaal gewonnen, de Duitsers of de Herero.

Het prentje: uit het boek van fotograaf Jim Naughten, Conflict and Costume: The Herero tribe of Namibia.

donderdag 27 juni 2013

Lakmoesproef


Jiddu Krishnamurti (1895-1986) werd als kind door de theosofen als de nieuwe Christus geadopteerd. Zijn volgelingen schreven hem een goddelijke status toe; een claim waar hij zelf later publiekelijk afstand van nam. Maar de volgelingen bleven geloven. Om voor eens en voor altijd van die verering af te zijn, ontbond Krishnamurti vervolgens de cultus die anderen rond hem hadden gebouwd. Niet zoveel religieuze of geestelijke leidsmannen zullen hem dat voor of na hebben gedaan.

Om het helemaal mooi te maken: Krishnamurti legde zijn toehoorders ook uit dat hij niet veel nut zag in de lectuur van allerhande religieuze of esoterische literatuur. Zelf gaf hij de voorkeur aan een spannende detective. En naar men zegt kon hij ook een fijne film met Clint Eastwood wel smaken.

Misschien een soort lakmoesproef voor goeroes: de mate waarin ze hun eigen status relativeren. Niet alleen in woorden - altijd opletten: een bijzonder effectieve manier om je status te bevestigen is valse bescheidenheid simuleren - maar daadwerkelijk, door die status zelf te ondermijnen. Ook in andere sferen van het leven geen slechte test.

woensdag 26 juni 2013

Onderwijshervormen


In de reeks Montaigne Brengt Raad, vandaag: moeten we leerlingen in het secundair onderwijs vroeger of later een richting laten kiezen? Beter later dan vroeger, zegt Montaigne:
"Pas nadat de leerling is bijgebracht wat hem wijzer en beter zal maken, moet hem worden verteld wat logica, fysica, geometrie en retorica inhouden; en omdat zijn denkvermogen dan al is gevormd, zal hij het vak dat hij kiest gauw onder de knie krijgen. Hij moet zijn onderricht afwisselend mondeling en uit boeken krijgen.
Overigens weet Montaigne ook hoe we dat onderwijzen best aanpakken:
Zijn onderwijzer moet hem nu eens teksten te lezen geven van auteurs die geschikt zijn voor de les, dan weer het merg en de essentie fijngekauwd voorzetten. En als de pedagoog zelf niet vertrouwd genoeg is met de boeken om daar alle mooie betogen in op te sporen die te pas komen, kan hij terzijde worden gestaan door een belezen man, die hem steeds voorziet van het benodigde materiaal waar zijn pupil zijn voordeel mee kan doen."
Montaigne, 'Over de opvoeding', in De Essays
Onderwijshervormen: zo ingewikkeld is het nu ook weer niet, dus.

dinsdag 25 juni 2013

Cassius, dichter

Clay comes out to meet Liston and Liston starts to retreat / if Liston goes back an inch farther he'll end up in a ringside seat / Clay swings with his left, Clay swings with his right / Look at young Cassius carry the fight / Liston keeps backing, but there's not enough room / It's a matter of time till Clay lowers the boom / Now Clay lands with a right, what a beautiful swing / And the punch raises the Bear clean out of the ring / Liston is still rising and the ref wears a frown / For he can't start counting till Sonny goes down / Now Liston is disappearing from view, the crowd is going frantic / But radar stations have picked him up, somewhere over the Atlantic / Who would have thought when they came to the fight? /That they'd witness the launching of a human satellite / Yes the crowd did not dream, when they put up the money / That they would see a total eclipse of the Sonny.
Mohammed Ali -toen nog Cassius Clay- maakte altijd een gedichtje voor/over de tegenstanders die hij in de ring zou ontmoeten. Alvorens hij op 25 februari 1964 Sonny Liston alle hoeken van de ring zou laten, componeerde hij dit rijmpje.

Het prentje dateert wel van een heel stuk later: George Foreman ligt uitgeteld in de ring. De spectaculaire afloop van een in alle opzichten spectaculaire kamp: The Rumble in the Jungle, Kinshasa, Zaïre, 1974. Muhammed Ali is weer helemaal terug.

maandag 24 juni 2013

Navelstaren

"Het navelstaren (Grieks: omphaloskepsis) is een historische meditatietechniek, in sommige opzichten vergelijkbaar met yoga.
In de 13e eeuw ontstond in het gebied van het vroegere Oost-Romeinse Rijk de gebeds- en medidatiebeweging van het Hesychasme, die in de 14e eeuw tot een theologische controverse zou leiden. Een van de gebruikte gebedsvormen van de beweging bestond uit het navelstaren terwijl men een gebed sprak. Volgens de Hesychastische navelstaarders zouden zij tijdens hun meditatie het Taborlicht zien, de Goddelijke energie.
De belangrijke navelstaarder Gregorius Palamas bereikte tijdens twee synodes in 1341 en in 1351 de erkenning van de beweging door de Griekse Orthodoxie. Dit veroorzaakte een heftige controverse, waarop Barlaam van Calabrië als grootste tegenstander van de navelstaarderij naar Italië vertrok en toetrad tot de Rooms-katholieke Kerk. Hij werd er later bisschop. Barlaam en zijn volgelingen werden in 1351 door de Grieks-orthodoxe Kerk geëxcommuniceerd.
De Barlaamieten kregen in hun afwijzing van het navelstaren steun van de scholastiek. Een van de twistpunten was dat Palamas en zijn navelstaarders werkelijk beweerden in direct contact met God te staan. Het "zien van God" werd daarnaast afhankelijk gemaakt van de juiste medidatietechniek, een stelling die de betekenis van genade marginaliseert. De discussie rond de navelstaarderij werd in het westen en door de scholastiek als ketterij gezien. Het zou te veel op de gelovige persoon zelf gericht zijn, te weinig op Christus", (bron: wikipedia).
Het prentje: Gregorius Palamas (1296-1359), Byzantijns theoloog en notoir navelstaarder.

zondag 23 juni 2013

Goed weer


Goed weer is geweldig overrated. Mooi weer maakt mensen niet noodzakelijk beter, vriendelijker, vredelievender of breeddenkender. Oorlogen stoppen niet, omdat de zon door de wolken breekt. En er wordt net zo geroofd en gemoord als de lucht helderblauw is. Dat wist ook Francisco Goya. Wat bovenstaande Asalto de ladrones (1786) zo sterk maakt, is net dat inzicht. Onwillekeurig bekijk je het afgebeelde tafereel in eerste instantie met een zekere minzaamheid. Leuk, met het koetsje naar buiten, waar de spreekwoordelijke vogeltjes fluiten en het koetje loeit. En dan pas zie je wat er echt aan de hand is. Rovers zijn bezig de reizigers af te maken. Sommige onfortuinlijken smeken nog voor hun leven. Maar dat zal, valt te vrezen, zelfs onder deze haast perfect azuurblauwe hemel tevergeefs zijn.

Goed weer is geweldig overrated.

(Eerlijkheid duurt wellicht niet het langst, maar is wel, eh, eerlijker. Daarom, we werden op dit schilderij geattendeerd door biblioklept.)

zaterdag 22 juni 2013

Verhaaltje

JOHN CAGE: Do you know the Zen story of the mother who had just lost her only son? She is sitting by the side of the road weeping and the monk comes along and asks her why she's weeping and she says she has lost her only son and so he hits her on the head and says, "There, that'll give you something to cry about.
INTERVIEWER: Yes, somebody should have kicked that monk in the ass!
Ted Berrigan, An Interview With John Cage.
Het prentje: Andreas Pohlmann, John Cage, z.j.

vrijdag 21 juni 2013

Pie-O-My


Naar de eeuwige paardenraces in the sky: Tony Soprano. Als er rechtvaardigheid bestaat, dan wordt hij daar herenigd met de wellicht enige echte liefde in zijn leven: renpaard Pie-O-My. Dat arme dier kwam jammerlijk aan zijn einde toen Tony's schoonbroer Ralphie besloot de manège in brand te steken om de verzekeringspremie te innen. Niet slim. Ralphie in ongenade.

Inmiddels had Tony zich wel laten vereeuwigen met zijn grote liefde (prentje). De aanblik van de diep betreurde Pie-Oh-My was echter te pijnlijk, waarop Tony het schilderij bij het grof vuil zette. Maar, Paulie nam het mee en liet Tony overschilderen in Napoleon-stijl. Ook dat was niet slim. Paulie in ongenade.

Rondhangen in  de inner circle van een maffia-baas is een beetje als verkeren met een moeilijk lief: je weet nooit precies wat ze van je verwacht en om de zoveel tijd val je uit de gratie. Een verschil: niet zo vaak word je door een moeilijk lief in elkaar getimmerd. Maffia-bazen doen dat soort dingen dan weer wel.

Alleszins, nu dus hopelijk weer samen en deze keer voor goed: Tony Soprano en Pie-O-My.

donderdag 20 juni 2013

Introspectie


Niet voor superhelden, introspectie. Gewoon niet nadenken en de mensheid redden. Rotjob, maar iemand moet het doen

Het prentje: Jayson Scott MussonSuperman's Therapist, z.j.

woensdag 19 juni 2013

Blij en tevreden


De status van wetenschappers wordt gemeten aan het aantal keer dat hun publicaties wordt geciteerd. Slimme wetenschappers gooien het daarom wel eens met andere slimme wetenschappers op een akkoordje: de ene citeert de andere en de andere citeert de ene. Iedereen blij en tevreden.

Niets nieuws onder de zon, lees je dan. Goethe omschreef Byron als het grootste genie van zijn eeuw. En Byron omschreef, inderdaad, Goethe als het grootste genie van zijn eeuw. Iedereen blij en tevreden.

Het prentje: Ludwig Passini (1832-1903), Künstler im Cafe Greco in Rom, 1856. En dat overigens nog altijd bestaande Caffè Greco was de pleisterplaats van Goethe en Byron when in Rome.

dinsdag 18 juni 2013

In alle staten


Een mooie gedachteoefening. De vorige weken veel commotie: een pretpark dacht er aan een soort snelpas in te voeren. Wie meer betaalde, mocht sneller binnen. Iedereen in alle staten. Grote verontwaardiging. De heilige principes werden ingeroepen.

Stel dat het pretpark hetzelfde net iets anders had gecommuniceerd: wie bereid is langer aan te schuiven, betaalt voortaan minder. De kans is groot dat we dan met z'n allen hadden gezegd: toch jofel van die pretparkbazen.

Ergens schuilt een moraal of alleszins een wijze les in het bovenstaande. Bijvoorbeeld dat men best ook af en toe de eigen verontwaardiging kritisch tegen het licht houdt. Als de schending van de heilige principes zo afhankelijk blijkt van hoe de dingen worden geformuleerd, dan relativeert dat wel enigszins onze morele soevereiniteit.

Het prentje: Georges Spiro (1909-1984), Stilleven in surrealistisch landschap, 1954.

maandag 17 juni 2013

Bloom vergeten


Het is onvergeeflijk, maar gisteren zagen we helemaal over het hoofd dat het Bloomsday was. Om dat over het hoofd zien tegen te gaan, is vermoedelijk niets zo goed als bij tijd en stond even de ogen te laten testen. Dat dacht vermoedelijk ook James Joyce, getuige bovenstaand voorschrift voor een nieuw stel brillenglazen.

Joyce pendelde in 1932 tussen Parijs en Zurich. Daar bezocht hij diverse artsen, nadat hij eerder al ettelijke malen, zonder veel succes, in Parijs aan zijn ogen was geopereerd. Joyce had last van iritis, glaucoom en cataract. Gegeven de stand van de medische wetenschap in zijn tijd, was daar niet geweldig veel aan te doen. Joyce was gedoemd blind te worden, maar stierf aan een gesprongen maagzweer vooraleer het zo ver kon komen. Een ongeluk bij een ongeluk.

(Meer opbeurend nieuws: fijne Joyce-prentjes hier.)

zondag 16 juni 2013

Carl Reichert


Een populair misverstand luidt dat artiesten de grenzen van de kunst moeten verleggen of anders toch minstens het onrecht in de wereld uitbeelden of iets dergelijks. Maar waarom zou dat zo moeten zijn? Waar werd gedecreteerd dat artiesten ook maar iets moeten? Wanneer werd afgesproken dat kunst als topsport is, waar de waarde wordt afgemeten aan de records die worden verbeterd? Sommige kunstenaars proberen gewoon goed hun vak te beoefenen en daar een boterham mee te verdienen. Wat daar mee mis is, is een raadsel. Wie van kunst een roeping wil maken en er voor wil afzien: prima. Wie van kunst een beroep maakt en verder geen behoefte heeft aan gezeur aan zijn hoofd: ook goed.

Carl Reichert (1836-1918) was een Oostenrijks schilder, zoon van een schilder en broer van weer een andere, die zich toelegde op dierenportretten. Terwijl zijn tijdgenoten experimenteerden en conventies overboord gooiden, bleef Reichert stug honden en katten schilderen. En Reichert deed dat goed. Sommige mensen vinden dat kitsch. Dat is hun volste recht. Het is, tot nader order, een vrij land. (Meer prentjes: hier)

Het prentje: Carl Reichert, The Toy Pincher, z.j. 

zaterdag 15 juni 2013

Miskende Vikingen


En als we de Vikingen nu eens totaal verkeerd hebben ingeschat? Misschien waren dat helemaal niet de rabauwen waarvoor we ze houden. Misschien zijn al die verhalen over dat plunderen en brandschatten niet meer dan christelijke propaganda. Want stel nu eens dat de Vikingen vredelievend waren en een levensfilosofie aanhingen die rust en evenwicht propageerde, die leerde dat alle aardse streven tevergeefs is en dat we beter vriendelijk en behulpzaam zijn voor onze medemensen. Ja, stel dat de Vikingen boeddhisten waren. En dat de katholieke kerk dat helemaal niet graag zag en daarom het fabeltje verspreidde van de zich van geen god of gebod iets aantrekkende Vikingen. Stranger things have happened.

Vergezocht? Misschien. Misschien ook niet. In 1954 werd op het Zweedse eiland Helgö een nederzetting uit het Viking-tijdperk blootgelegd. Tussen het puin vonden de archeologen een boeddha-beeldje, dat vermoedelijk in de zesde eeuw was gemaakt en afkomstig was uit de Swat-vallei in noord-west India (prentje). Natuurlijk kan je nu denken: typisch, door één van die barbaren ergens onderweg meegeroofd. Maar als die tegenwerping nu eens het beste bewijs vormt van de effectiviteit van zoveel eeuwen christelijke propaganda? Dat we er na al die tijd nog niet in slagen dat gevonden beeldje anders te interpreteren dan vanuit het frame van de Viking als plunderende rabauw?

Neen, het zou best wel eens kunnen dat we de Vikingen totaal verkeerd hebben ingeschat.

vrijdag 14 juni 2013

Fietsacrobaten


Voorouders! Niets menselijks was ze vreemd. Ook al hadden ze nog geen aerodynamische uit titanium opgetrokken rijwielen die je opvouwt en bij wijze van spreken in je boekentas stopt, ook toen werden de grenzen van het fietsen verkend. In 1901 schreef ene Isabel Marks een boekje over de fietsacrobaten uit haar tijd. En dat boekje wordt eerstdaags opnieuw uitgegeven (hier). Bovenstaand prentje laat al even zien wat we kunnen verwachten. En in The Guardian vind je nog meer staaltjes van Edwardiaanse halsbrekerij-op-de-fiets (hier).

donderdag 13 juni 2013

Zuster Mary Ignatius


Lee Thompson kennen we uit een vorig leven als saxofonist van Madness. Samen met nog wat maten heeft Lee nu een vrolijk bejaardenbandje gevormd dat ska-klassiekers speelt. Dat bandje heeft ook een plaat uit. Het is allemaal niet revolutionair, maar van revoluties komt meestal toch maar miserie. Gewoon gezellige deuntjes dus. Zoals deze Fu Manchu, met voor de gelegenheid ene Bitty McLean als frontman (filmpje).

Fijn ook dat Lee de plaat opdraagt aan Zuster Mary Ignatius. En dat was de dappere dame die destijds in Kingston, Jamaica de Alpha School for Boys openhield waar zovele ska-pioniers hun korte broek versleten en een muziekinstrument leerden bespelen. De rest, wordt wel eens gezegd, is geschiedenis. En dat is in dit geval ook gewoon zo.

woensdag 12 juni 2013

Kop van Jut


Op 12 juni 1878 overleed op zevenentwintigjarige leeftijd in de gevangenis van Leeuwarden Henricus Jacobus Jut, de man die vereeuwigd werd in de uitdrukking die naar zijn hoofd verwijst. Jut en zijn geliefde Christina Goedvolk (allebei onderaan op bovenstaand prentje) pleegden zes jaar eerder een dubbele roofmoord op de rijke weduwe M.Th. van der Kouwen-ten Cate en haar dienstbode Leentje Beeloo (beiden bovenaan). Na de moord vluchtte het drieste duo naar New York en Zuid-Afrika. Het daaropvolgende jaar kwamen ze terug naar Nederland, waar ze in Rotterdam een nieuw leven begonnen. Maar Jut werd wat te loslippig op café en voor ze het goed doorhadden zaten deze negentiende-eeuwse Bonny en Clyde in de cel. Jut werd in de paar jaar die hem nog restten regelmatig in de populaire pers opgevoerd als de meest verschrikkelijke boef ooit.

In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen werd Jut's hoofd niet afgehakt: in Nederland bestond geen doodstraf meer. De uitdrukking die naar Jut's hoofd verwijst werd bedacht door een foorkramer die zijn attractie - met een hamer om ter hardst op een hefboom slaan, als gevolg waarvan een gewichtje in de hoogte schiet - een extra dimensie gaf door mensen aan te sporen zich te verbeelden dat ze een mep gaven op de kop van de gehate moordenaar Jut.

Jut's hoofd werd na zijn dood wel degelijk van zijn lichaam gescheiden en op sterk water gezet en tentoongesteld. Tot de pot begon te lekken en het hoofd er ook niet beter op werd en uiteindelijk niet meer te redden viel. Einde van de kop van Jut. Een gipsen afgietsel (zie prentje centraal) is al wat er nog rest.

dinsdag 11 juni 2013

Minotaurus


Als het de bedoeling was om de minotaurus is al zijn afschrikwekkendheid te tonen, dan kun je alleen maar concluderen dat Georg Frederic Watts (1817-1904) daar niet geweldig in is geslaagd. Het mythologische wezen op het prentje ziet er meer uit als een zielig kijkend koebeest dat zich realiseert dat het jachtige leven in de grote stad ook maar niets is en dat vol heimwee terugdenkt aan de onbezorgde jonge jaren op het erf van Boer Krelis. Of iets dergelijks.

Nochtans had Watts een uiterst ernstige bedoeling toen hij in 1885 The Minotaur schilderde. De Minotaurus staat voor niet minder dan de bestialiteit van de mannelijke lust. Meer in het bijzonder: de mannelijke lust waaraan, net als aan de minotaurus, jonge kinderen worden geofferd. Watts was nogal onder de indruk van W.T. Stead's campagne tegen de kinderprostitutie. En daarom dit prentje van een enigszins zielig kijkend koebeest (meer hier).

maandag 10 juni 2013

Londense straat


Lines And Squares

Whenever I walk in a London street,
I’m ever so careful to watch my feet;
And I keep in the squares,
And the masses of bears,
Who wait at the corners all ready to eat
The sillies who tread on the lines of the street,
Go back to their lairs,
And I say to them, “Bears,
Just look how I’m walking in all the squares!”

And the little bears growl to each other, “He’s mine,
As soon as he’s silly and steps on a line.”
And some of the bigger bears try to pretend
That they came round the corner to look for a friend;
And they try to pretend that nobody cares
Whether you walk on the lines or squares.
But only the sillies believe their talk;
It’s ever so portant how you walk.
And it’s ever so jolly to call out, “Bears,
Just watch me walking in all the squares!”

A.A. Milne, 'Lines And Squares', uit: When We Were Very Young, Methuen, London, 1924

vrijdag 7 juni 2013

Weer niemand thuis


In de reeks Op Deze Site Is Blijkbaar Weer Niemand Thuis, vandaag: op deze site is blijkbaar weer niemand thuis.

Er wordt beterschap verwacht vanaf maandag. Dan worden er, naar men zegt, nieuwe berichten gepost. We zullen zien. Ze beloven zoveel tegenwoordig.

Het prentje: via typetoy.

donderdag 6 juni 2013

Overdaad schaadt

“Again, while it is a great blessing that a man no longer has to be rich in order to enjoy the masterpieces of the past, for paperbacks, first-rate color reproductions, and stereo-phonograph records have made them available to all but the very poor, this ease of access, if misused — and we do misuse it — can become a curse. We are all of us tempted to read more books, look at more pictures, listen to more music than we can possibly absorb, and the result of such gluttony is not a cultured mind but a consuming one; what it reads, looks at, listens to is immediately forgotten, leaving no more traces behind than yesterday’s newspaper.”
W. H. Auden, Secondary Worlds, 1967.
Het prentje: Wystan Hugh Auden (1907-1973).

woensdag 5 juni 2013

Met de hand


Nog één of twee generaties en - net zoals jongelui vandaag zich niets meer kunnen voorstellen bij een floppy disk- niemand weet nog waar de pen ook weer voor diende en hoe dat ding werkte. Daarom de hoogste tijd om dit handige uit 1611 stammende leerboek te herdrukken: Frank Field's "A Nevv Booke, containing all sorts of hands vsvally written at this day in Christendome, as the English and French Secretary, the Roman, Italian, French, Spanish, high and low Dutch, Court and Chancerie hands: with Examples of each of them in their proper tongue and Letter. Also an Example of the true and iust proportion of the Romane Capitals. Collected by the best approued writers in these languages."  

Toch alvast enkele praktische tips, voor het geval a) je op een onbewoond eiland strandt, b) je over een lege fles beschikt, er c) net een grote kist aanspoelde die jammer genoeg niet blijkt vol te zitten met levensmiddelen, maar met pen, inkt en papier en d) je daarop besluit de klassieke fles-met-briefje-om-hulp aan de golven toe te vertrouwen:
Place your body right forward, as it shall be most seemly and easie for you: and tourne not you head too much aside, nor bed it downe too lowe, for auoyding of wearines and paine: and for such as haue occasion to sit long, I would wish them to sit soft, for their better enduring to write ...
Let not your pen be too full of inke, for feare of blotting: and when it writeth not cleane, or is ouer worne, either wipe it, or mend it: If you should write smaller, tourne your pen a little more a side, and write with the lower neb thereof.
(Meer hier. Het prentje komt dan weer van hier.)

dinsdag 4 juni 2013

Essayisme


Als het crisis is willen mensen vooral zekerheid. Dat is zo in het persoonlijke leven en dat is zo in de wereld. Dan zoeken mensen hun heil bij onwrikbare beginselen en absolute waarheden, dan vertrouwen ze op heilige boeken en onwankelbare overtuigingen. Dat is niet zo slim, lees je in The New York Times. Als niets zeker is, net dan moet je proberen voor jezelf te denken en al zoekend je weg te vinden. Dan moet je essays lezen:
The essay is a form for trying out the heretofore untried. Its spirit resists closed-ended, hierarchical thinking and encourages both writer and reader to postpone their verdict on life. It is an invitation to maintain the elasticity of mind and to get comfortable with the world’s inherent ambivalence. And, most importantly, it is an imaginative rehearsal of what isn’t but could be.
Vanuit dat oogpunt vond Michel de Montaigne niet alleen het essay als literair genre uit, maar daardoor ook het essayisme als manier van zijn:
Essayism, as an expressive mode and as a way of life, accommodates our insecurities, our self-absorption, our simple pleasures, our unnerving questions and the need to compare and share our experiences with other humans.
We can either cling rigidly to dissolving categories or we can let ambivalence wash over us, allowing its tide to carry us toward new life configurations that were inconceivable even 20 years ago. Essayism, when imagined as a constructive approach to existence, is a blanket of possibilities draped consciously on the world. 
(Meer hier.)

maandag 3 juni 2013

Niet onredelijk


Stel dat één of andere uitvinder een tuig bedenkt waarmee we ons in ongeveer twee uur van de ene uithoek van het land naar het andere kunnen verplaatsen, waarin we droog zitten als het regent en warm hebben als het koud is, waarin we radio kunnen spelen of kletsen met meereizende passagiers en wat al niet meer. Fantastisch, zouden we roepen. Meteen maken en op de markt brengen! Maar stel dat vervolgens blijkt dat de kostprijs van dat wondertuig achthonderdvijftig doden per jaar is. Dan besloten we, neem ik aan, eensgezind verontwaardigd: dan maar niet. Levensgevaarlijk spul! Nog veel erger dan alle ggo's bij elkaar! Verbieden!

Met de auto is het niet anders. En het helpt niet als chauffeurs op hun kinderzieltje zweren dat ze héél voorzichtig zullen zijn. De helft van hen, leert onderzoek, gebruikt niet eens zijn richtingaanwijzer (meer hier).

Maar we zijn mild. We pleiten niet voor een totaalverbod. Wel voor het herinvoeren van de voortreffelijke gewoonte dat er voor elke wagen iemand met een vlag loopt, om fietsers en voetgangers te waarschuwen voor naderend gevaar (prentje). We zijn ook niet helemaal onredelijk.

zondag 2 juni 2013

Amerikaans realisme


Oorlog is meestal nergens goed voor. In het Seattle van het begin van de vorige eeuw had je een grote Japanse gemeenschap. Uit die gemeenschap kwamen nogal wat kunstschilders voort, die mee vorm gaven aan de ontwikkeling van die typisch Amerikaanse schilderstraditie die dan ook wel eens als American Realism wordt omschreven.

En toen brak de Tweede Wereldoorlog uit en werden de Japans-Amerikanen geïnterneerd. Dat zal uiteraard voor geen van de betrokkenen een pretje geweest zijn, maar voor schilders die hun  artistieke stijl en identiteit ontleenden aan het uitbeelden van het beste van de Amerikaanse droom, moet het helemaal een brutaal ontwaken zijn geweest. De meesten borgen naderhand de penselen op of probeerden, vruchteloos, aansluiting te vinden bij de jongere, abstracte generatie. Levens en carrières gebroken.

En als gevolg daarvan vind je vandaag zelfs niet eens een wiki-lemma over Kamekishi Tokita, de schilder van het hierboven afgebeelde uit 1929 stammende Zelfportret. Overigens: Kamekishi Tokita hield tijdens zijn internering een geschreven en getekend dagboek bij. En dat ziet er, ondanks het onderwerp, een mooi boek uit (hier).

zaterdag 1 juni 2013

Orwell's tattoo


George Orwell had op elke vingerknokkel een tatoeage. Dat is, voor zover we weten, nooit op foto vastgelegd, maar dat werd, aldus biograaf George Bowker, alleszins ontegensprekelijk voor de eeuwigheid geregistreerd toen Orwell in 1927 een paspoort aanvroeg:
A document notes that he had tattoo marks on the backs of his hands - not evident from published photographs. Adrian Fierz, son of the friend who helped Orwell find his first publisher, spotted the tattoos and asked about them. "They were," he recalled, "blue spots the shape of small grapefruits - one on each knuckle."
As this information was on Orwell's 1927 passport it can be presumed he acquired the tattoos in Burma. He was never a properly "correct" member of the Imperial class - hobnobbing with Buddhist priests, Rangoon prostitutes and British drop-outs. As Orwell himself noted, rebellious Burmese tribesmen thought tattoos gave magic protection from British bullets, and, as he himself grew more rebellious, perhaps he felt in need of his own protection against official hostility. The tattoos were probably a sign to members of the British establishment in Burma that he was not "one of them" - an attitude he sustained throughout his writing career. 
Meer hier.