woensdag 17 juni 2009

Freud en Hollywood


Hollywood zag de cinematografische mogelijkheden van de psychoanalyse onmiddellijk zitten. In 1925 bood Samuel Goldwyn Freud een klein fortuin -honderdduizend dollar- in ruil voor zijn medewerking aan een film over Anthony en Cleopatra. Freud weigerde.

Twee van Freuds Berlijnse discipelen, Hanns Sachs en Karl Abraham, bleken makkelijker te strikken. In hetzelfde jaar hapten zij toe op het aanbod van de Duitse regisseur Georg Wilhelm Pabst om het scenario te herschrijven van wat de eerste Freudiaanse film werd: Geheimnisse einer Seele. Wie naar de film ging kijken, kreeg een door Sachs geschreven brochure mee, waarin de beginselen van de psychoanalyse werden verklaard.

In Wenen zagen ook andere discipelen wel iets in het huwelijk van film en psychoanalyse. Freud raadde ze dat ten stelligste af. "I do not consider it possible to represent our abstractions graphically in any respectable manner."

In Hollywood vonden ze van wel. Eén van de meer tot de verbeelding sprekende pogingen om het Freudianisme via filmtaal uit te leggen, is John Hustons Freud: The Secret Passion. In stemmig zwart-wit, hoewel de film dateert van 1962, worden we, samen met de jonge Freud, ingevoerd in de mysteries van de menselijke ziel.

Freud, gespeeld door de altijd enigszins geëxalteerd kijkende Montgomery Clift, gelooft, in tegenstelling tot oudere en conservatievere collega's, niet dat hysterische patiënten gewoon aanstellers zijn. Geïnspireerd door Charcot en bijgestaan door Breuer, begnt hij te experimenteren met hypnose. In de kortste keren worden spectaculaire successen geboekt.

Maar, het is per slot van rekening film, zo eenvoudig blijkt het niet te zijn. Bij sommige patiënten lukt het niet. Er moet meer zijn, denkt Freud. Dat wordt ons duidelijk gemaakt in een paar bijzonder plastisch uitgebeelde droomscènes, waar we Freud, gehuld in alpinistenplunje, letterlijk zien afdalen in het Onderbewuste, op zoek naar Onverwerkte Herinneringen. Die blijken ook te worden gevonden en zo komt alles toch nog goed.

Opmerkelijk is dat John Huston in eerste instantie Jean-Paul Sartre binnenhaalde als scenarist. Sartre schreef effectief ook twee versies van een scenario, maar omdat het nooit echt klikte tussen scenarist en regisseur, ging Huston toch vooral zijn eigen gang. Daarop vroeg de filosoof om zijn naam van de credits van de film te halen.

Ene Bruce Sklarew schreef een paper over Freud en de film. Ook op de site van het Freud Museum vind je een stukje over film en psychoanalyse.

Geen opmerkingen: