donderdag 27 maart 2008
De voordelen van globalisering
Eén van de meer opmerkelijke gevolgen van de globalisering is dat het aantal inbraken in de Verenigde Staten daalt. Hoe komt dat?
Eerst even de feiten. De afgelopen dertig jaar loopt het aantal inbraken stelselmatig terug. Dat is opmerkelijk, want andere misdrijven maken niet een vergelijkbare trend door. Uiteraard steken de autoriteiten hiervoor graag een pluim op hun hoed: er werden campagnes gevoerd om de huizen beter te beveiligen, er wordt meer gepatrouilleerd door privé-bewakingsdiensten, er zijn betere opsporingsmethoden. Zal wel.
Maar het wordt een stuk interessanter als je het vraagt aan de betrokkenen zelf: aan de inbrekers. Hebben die een uitleg? De Amerikaanse National Public Radio trok op onderzoek. (Op hun site kan je luisteren naar de uitzending en het verhaal ook nalezen.)
Inbrekers klagen dat iedereen alles al heeft. Er worden zoveel goedkope Chinese iPods, laptops, digitale camera's en dvd-spelers op de markt gebracht dat inbreken geen zin meer heeft. Mensen zijn ook kieskeuriger geworden: je raakt een TV-toestel van een jaar oud niet meer aan de straatstenen kwijt. In de winkel is een nieuw toestel immers net zo goedkoop. If you're going to do a burglary, you need to have some buyers, vertelt één van de inbrekers: Everybody has everything now.
Nog een interessant weetje over globalisering. In het steeds zeer lezenswaardige BBC History Magazine, één van de vele onder de vlag van de Britse publieke omroep uitgegeven uitstekende tijdschriften, staat deze maand een opmerkelijk stuk over de voorlopers van de hedendaagse andersmondialistische beweging.
Honderd jaar geleden had je in Groot-Brittannië een beweging die de vrijhandel aan banden wou leggen door van buiten het British Empire ingevoerde producten zwaar te belasten. Interessant is wie toen voor het afsluiten van de markten was: de grootgrondbezitters, de werkgevers in de beschermde sectoren, de conservatieven. De toenmalige antiglobalisten hadden ook al hun vorm van fair trade: ze hadden winkeltjes waar je, voor de goede zaak en uiteraard tegen een iets hogere prijs, Eerlijke Britse Producten kon kopen. Producten, werd er ook bij verteld, die door Blanke Arbeiders in goede werkomstandigheden waren gemaakt, niet door voor een hongerloontje sappelende gekleurde armoezaaiers. Je kon zelfs antiglobalistische koffie kopen: geteeld voor en door Britse mensen.
Opmerkelijk is dat wat we gemakshalve maar de linkerzijde zullen noemen, toen campagne voerde vóór de vrijhandel. De tariefmuren die landen optrokken om de eigen markten te beschermen, argumenteerden ze daar, maakten dat de voedselprijzen stegen, er minderwaardige producten in de winkels lagen, de kinderen opgroeiden in armoede, arbeiders in slechtere omstandigheden moesten werken en de lonen laag bleven.
Hoewel we zelf fair trade producten een warm hart toedragen, waren we niet zo onder de indruk van de reactie van de Oxfam-Wereldwinkels op het rapport van het Britse Adam Smith Institute. Die beweerden dat fair trade mensen opsluit in onrendabele bedrijfjes in ten dode opgeschreven sectoren en dat vrijhandel uiteindelijk beter is voor betrokkenen. Oxfam speelde vooral op de man: die van Adam Smith zijn snoodaards die verantwoordelijk zijn voor de privatisering van de spoorwegen, ze krijgen geld van de tabaksindustrie en wie heeft deze studie betaald. Dat kon beter, vonden we.
(Op het prentje: Omstreeks 1910, de kandidaat van de Liberale Partij voor North East Kent, W. Napier, voert campagne met de slogan Tariff Reform Will Tax Poor Men's Cupboards To Save Rich Men's Pockets, Topical Press Agency/Getty Images.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten