vrijdag 26 oktober 2007

Beginselverklaring

Vandaag, vrijdag 26 oktober 2007, in Trouw gelezen:

Lof der middelmaat
Rob Schouten

De ankeiler trok me onmiddellijk de krant in: ‘Hoe heilzaam is middelmatigheid?’ Helaas bleek het uitsluitend om religieuze middelmatigheid te gaan, nuttig natuurlijk in deze tijden vol extremisme en radicalisering, maar niet waar mijn hart naar uit ging.
Ik dacht aan de middelmaat van alledag, van het doodgewone leven, van geen grote ambities hebben en een rustig anoniem leven lijden. Van niet op de voorgrond treden en niet opvallen. Die mooie middelmaat die ooit met de uitdrukking ‘Jan Modaal’ de nek was omgedraaid, omdat er nu opeens iets sufs en treurigs mee verbonden geraakt was, iets naargeestigs misschien wel.
Wat zei het woordenboek er eigenlijk over? Hier, mijn oude Van Dale: ‘Hij gaat de middelmaat niet te boven’ en ‘middelmatig, lang niet uitnemend, eer slecht dan goed.’ Kennelijk kleeft er aan middelmaat iets wat er nu juist niet bij hoort, iets negatiefs, iets minders. En dat is ook het geval met het sjiekere mediocre, mediocriteit: ‘persoon van gering belang, van weinig begaving.’
Gek, dat neerkijken op het middelmatige, dat krachtens haar inhoud toch eigenlijk het midden tussen ons allen zou moeten zijn, de meerderheid, de grondslag van de democratie, de voorwaarde tot alledaags leven, noem maar op. Maar de wereld wil er niet aan, er bestaan geen bloemlezingen van middelmatige gedichten (wel van heel slechte!), geen tentoonstellingen die zichzelf als doodgewoon, niks bijzonders aanprijzen (wel van kitsch). Er lijkt een soort angst voor de middelmaat te bestaan, afkeer ervan.
Zelfs van hogerhand wordt het ons tegengemaakt; zo keerde premier Balkenende zich bij de opening van het academisch jaar tegen de zesjescultuur, de academische variant van de middelmaat (waarom stapt u dan zelf niet op, vroegen wij ons onmiddellijk af). Ik begrijp daar niets van, middelmaat lijkt me juist iets begerenswaardigs.
Een jaar of twintig geleden verbleef ik een jaar in Amerika. In tegenstelling tot het gerucht dat alles daar groots en immens is, bleek Amerika het land van de middelmaat. Pompstations, winkelmalls, snelwegen, mensen op straat, alles is er middelmatig. Ik voelde me er op slag thuis, alsof de pretenties en ambities die ik in mijn toen nog redelijk jonge leven allengs was gaan koesteren geruisloos wegebden en plaats maakten voor de grootste gemene deler. Zo moest het. Dit was het doel van het leven.
‘Of een boogschutter nu te ver schiet of niet ver genoeg, in beide gevallen mist hij zijn doel. En of ik nu plotseling in een fel licht kijk of dat ik in het duister zie, mijn ogen laten me beide keren in de steek.’ Montaigne.
De schrijver die in een balk in zijn bibliotheek had laten graveren: ‘koestert geen gedachten, hoger dan u voegen.’ Dat dan weer naar de apostel Paulus, in zijn brief aan de Romeinen. Dat zijn mijn mannen, maar hun ideeën dreigen in deze wereld van quasihoogbegaafden, Idols-deelnemers en andere lopers op hoge hakken ondergesneeuwd te raken. Ik kijk naar buiten, zie een grauwe oktoberdag, niks bijzonders, moeder brengt kind naar school, man gaat naar werk. Niet poseren graag, gewoon kijken. Prima zo.

Dat kon natuurlijk niet, meende een lezer:
Rob Schouten maakt ons deelgenoot van zijn ambities: "middelmaat lijkt me (-) iets begerenswaardigs." Het heeft iets van een klacht. Kennelijk hebben wij steeds te veel op hem gereageerd. En dan te weten dat zijn columns gemiddeld twee, drie reacties opriepen waar zijn schrijfmakkers met gemak vijftig reacties aan de haak sloegen. Sommige mensen zijn ook nooit tevreden! Waarom willen geestelijke kabouters almaar kleiner groeien?
Egbert Bömers, Terra Nova, (25-10-2007, 22:42:01 uur)


Een uitermate terechte vraag:
Waarom willen geestelijke kabouters almaar kleiner groeien? Waarom willen we dat eigenlijk? Tja, dat laat zich niet in een paar woorden samenvatten. Daarom deze blog. Eén jaar lang dagelijks gekabouter. Almaar kleiner groeien. Tot er niets meer overblijft.

1 opmerking:

jopoli zei

Geestelijke kabouters groeien kleiner omdat ze bang zijn. En terecht. Stel dat ze mensen of laat staan reuzen worden. Waar blijven we anders met de wijsheid van mijn grootmoeder -ook een geestelijke kabouter geweest-, die poneerde: er moeten er van soorten zijn.