zondag 18 januari 2009

Vakmanschap


Vakmanschap: het is niet meer wat het geweest is.

Vermoedelijk hoorde je die verzuchting ook al in 1930, 1827, 1639 en 1214. Dan zijn er twee dingen mogelijk. Ofwel waren we in een nog verder liggend verleden inderdaad allemaal geniale stielmensen, met als logische consequentie dat het hoogtepunt van het mensdom zo ongeveer bij de Neanderthalers lag en het sindsdien voortdurend bergaf ging. Ofwel idealiseren we het verleden. Zelf hangen we interpretatie twee aan. Om de reden dat, als er wordt vergeleken, dat altijd op zo'n manier gebeurt dat het verleden er beter uit komt. Hoezo?

Eén. Als we het over vakmanschap hebben kijken we naar fijne stielen die hun oorsprong hebben in het verleden en die je vandaag steeds minder beoefend ziet. We kijken nooit naar nieuwe stielen en toetsen dus ook nooit de eventuele vroegere beoefenaars daarvan aan de maatstaven van vandaag. Dat kan ook niet. Hoeveel middeleeuwse webdesigners kennen we bijvoorbeeld? Precies. Maar daardoor maken we een vergelijking tussen heden en verleden waarbij het heden nooit eens kan winnen.

Twee. Wat overblijft uit het verleden is meestal niet de doorsnee, maar de dingen die bijzonder zijn. Niemand geeft van generatie op generatie een gammele, banale stoel door. Wel een kunstig geslepen vaas, een met edelstenen ingelegde muziekdoos of een prachtig ingebonden boek. Daarmee worden dan de serieproducten van vandaag vergeleken. Weerom: oneerlijk.

Dus, en nu komen we bij het onderwerp van vandaag: doemdenkers die de teloorgang van het vakmanschap als bewijs voor de algehele achteruitgang van mens en samenleving naar voor schuiven, kunnen meestal niet op ons gewillig oor rekenen. De Amerikaanse socioloog Richard Sennett schreef recent The Craftsman, waarin hij nog maar eens het gekende verhaal brengt: vroeger beter. Hoezeer het onderwerp vakmanschap ons boeit, dat boek zal ons niet wijzer maken, durven we denken.

Neen, dan kijken we geweldig uit naar de nieuwe Alain de Botton: The Pleasures and Sorrows of Work. In NRC van vrijdag 16 januari laten ze ze samen aan het woord. De Botton gaat op zijn eigen, bescheidden en beschaafde wijze in tegen de gemeenplaatsen van Sennett.

"Als je maar goed kijkt, zie je dat er altijd heel veel inzet nodig is om een product te maken. Misschien heeft het huidige gebrek aan waardering voor vakmanschap dus ook te maken met het feit dat we niet meer goed kunnen kijken. We zijn het overzicht kwijt. We weten niet waar onze spullen vandaan komen en door wie ze gemaakt zijn. (...)

Maar dat betekent niet dat vakmanschap uitsterft. Ik was verbijsterd door de toewijding, trouw en liefde van mensen voor hun werk. Waar ik ook ging kijken, trof ik mensen aan in tot in details opgedeelde ketens van productie. Al is hun werk misschien niet zichtbaar of tastbaar, toch vinden ze manieren om zich nuttig in en trots op hun werk te voelen. Binnen de kring van directe collega's of door de concrete doelen die ze wél kunnen overzien, zoals een geslaagde vergadering of project."


Inderdaad. Als je het over vakmanschap hebt kijk dan niet, zoals Sennett, naar de obligate uitstervende beroepen. Kijk naar wat mensen vandaag als werk doen en probeer te begrijpen hoe ze dat werk doen en hoe ze daarin trachten een zo goed mogelijk resultaat te bereiken. Dan pas kan je iets zeggen over vakmanschap.

Hoe meer we er over nadenken: het verschil tussen goede en slechte sociologie ligt toch vaak in de manier waarop je naar de mensen en de dingen kijkt.

(Het prentje: Jan Steen, Bakker Arend Oostwaert en zijn vrouw Catharina Keyzerswaert, 1658, Rijksmuseum, Amsterdam. Toèn had je vermoedelijk nog echte bakkers...)

Geen opmerkingen: