duivenmelker m., nabootsing van geitenmelker = die geiten kweekt om van de opbrengst te leven. Uit: J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal.
Bron: etymologiebank.nl
Het prentje: de eerste Nederlandse tourwinnaar ooit, Jan Janssen, was bijzonder onpopulair in Vlaanderen. Dat kwam omdat hij onze gouwgenoot Herman Van Springel nipt versloeg in de afsluitende tijdrit van de Tour van 1968. Dat was opmerkelijk en in de ogen van de Vlamingen verdacht: immers, Janssen die -aldus wikipedia- nog nooit een belangrijke tijdrit had gewonnen- bleek die dag boven zich uit te stijgen en zo in één beweging de rit én de Ronde te winnen. Dat kon niet kunnen, oordeelden ze in Vlaanderen. Bedrog. Een complot. Een vuile streek. Jan Janssen was echter, zoals het prentje illustreert, duivenmelker. Dat pleit voor hem en voor zijn onschuld. Duivenmelkers doen dat soort dingen niet.
4 opmerkingen:
ik ken er die anders wel katachtigen durven uit te roeien met luchtbuks en k(r)attenvergif.
Niet (altijd) te vertrouwen die duivenmelkers. Met uitzondering van de Pol van op't pleintje, dat is een prima vent (die verkoopt zijn duiven die verkeerd hebben gevlogen voor de immer verkwikkende duivensoep).
Leve Pol van op't pleintje!
Nochtans, nochtans...
http://www.msnduivensport.be/index.php?option=com_content&view=article&id=3607:doping-een-actueel-thema-deel-2&catid=130:michel-beekman&Itemid=603
http://www.ergogenics.org/amroids24.html
Ach, maar duiven zijn alleseters. De modale stadsduif werkt wel ergere dingen naar binnen.
Een reactie posten