woensdag 16 januari 2008

Vaste huurprijzen


Economen kunnen overtuigend uitleggen waarom vaste huurprijzen geen goed idee zijn. Dan wordt er niet meer geïnvesteerd in nieuwe huurwoningen, dan verwaarlozen eigenaars hun huurwoningen, dan ontstaat er een zwarte markt waar de regels van vraag en aanbod wel gelden. Resultaat: de arme huurders, waarvoor de maatregel was bedoeld, zijn nog minder goed af.

Dat klopt natuurlijk allemaal. Voorstanders van vaste huurprijzen beperken zich meestal tot het ontkennen of minimaliseren van de door economen voorspelde effecten. Dat is een zwaktebod. Er bestaat, lazen we deze week, immers ook een goed substantieel argument: vaste huurprijzen zijn goed voor de horeca en daardoor voor de samenhang van de buurt. We verklaren ons nader.

De Amerikaanse socioloog Ray Oldenburg schreef een boek over wat hij third places noemt (The Great Good Place, Marlowe & Company, New York, 1999). Dat zijn plekken, anders dan thuis of op het werk (de eerste twee plaatsen), waar je elkaar ontmoet, rondhangt, een praatje maakt. Cafés zijn de archetypische third places.

Dat soort plekken, stelt Oldenburg, zorgen eigenlijk voor de samenhang van buurten. Daar wordt wat sociologen sociaal kapitaal noemen gemaakt: mensen leggen er, als ze dat willen, contacten, zetten eventueel samen dingen op, helpen elkaar waar mogelijk en nodig. In een buurt met veel sociaal kapitaal lopen de dingen meestal ook niet uit de hand: er is sociale controle, er is enig verantwoordelijkheidsgevoel, er wordt met elkaar gepraat.

Oldenburg vergelijkt de horeca in een aantal landen. Frankrijk komt er het best vanaf. Daar voldoen de meeste cafés aan wat je van een third place kan verwachten. Elders zijn cafés anonieme plekken waar mensen in eenzaamheid drinken en tegen televisieschermen aankijken. Cafés die om de haverklap van eigenaar en van karakter veranderen. Cafés die geen cafés meer zijn.

Wat verklaart die Franse uitzonderlijkheid? De vaste huurprijzen, aldus Oldenburg. De Franse huurprijzen waren tot het midden van de jaren zestig bevroren en ook nu nog huren nogal wat mensen aan die oude tarieven. Daardoor bleven ze wonen waar ze woonden. En die mensen ontmoetten elkaar in hun vrije tijd vanzelfsprekend in de buurtcafés. Zo werden die cafés echte third places en functioneerden ze ook als het kloppend hart van de buurt.

Dat is tot op grote hoogte nog altijd zo. Franse cafés trekken zich niets aan van trends. Je zit er nog altijd aan dezelfde tafeltjes als die waaraan mensen in 1925 (zie foto) zaten. Garçons zijn volwassen mannen met enige beroepstrots, geen lapzwanzen van jobstudenten zoals elders. Franse cafés hebben meestal zelfs geen naam: dat hoeft ook niet. Als je afspreekt in het café weet iedereen waar je bedoelt: bij jou in de straat, natuurlijk.

Franse cafés doen dienst als ontmoetingsplek, als bureau, als studeerruimte, als vergaderlokaal, als wachtkamer voor de dokter. Er werden romans geschreven en revoluties gepland. Oude mensen vinden er aanspraak. Timide mensen worden er met rust gelaten.

Als je het op die manier bekijkt: zo gek nog niet die vaste huurprijzen.

Geen opmerkingen: