woensdag 12 maart 2008

Transfers: het blijft behelpen


Sombere wolken, letterlijk en figuurlijk. Onze jongens zakken weer verder weg in de rangschikking. Twee weken geleden puntenverlies en een rotslechte wedstrijd tegen het laatst geklasseerde Antonia, vorige week een zware nederlaag en niet zoveel tekenen van hoop in de wedstrijd tegen de leider, Ternesse. En bovendien allerlei geruchten over op handen zijnde transfers: onze beste spelers verlaten misschien de club. Kommer en kwel.

Transfers: het blijft behelpen. Laat je de markt helemaal vrij, dan kom je uit bij wat je nu hebt in de Champions League: Engelse teams zonder Engelsen, Italiaanse teams zonder Italianen. In de Verenigde Staten kennen ze dat natuurlijk al langer: je bent vooral supporter van een truitje. Spelers veranderen om de haverklap van ploeg en clubs verhuizen zonder scrupules naar een andere stad als ze daar financieel beter van worden. Het enige wat blijft zijn de kleuren en het truitje. Volstaat dat als basis van clubliefde?

Maar het afsluiten van de markt is ook maar niets. Eén van de mooiste voetbalboeken is My Father and other Working Class Football Heroes van Gary Imlach. Vader Stewart Imlach was in de jaren vijftig een behoorlijk voetballer, die met Nottingham Forest in 1959 de FA Cup won en met Schotland meeging naar het WK van 1958.

In de tijd van vader Imlach was je als voetballer met haar en huid aan je club overgeleverd. De clubs spraken onder elkaar af hoeveel ze dat jaar hun voetballers betaalden: meestal net iets minder dan wat een geschoolde arbeider verdiende. Als het seizoen voorbij was, stopten de betalingen: de meeste voetballers hadden een bijbaantje in de zomer. Vader Imlach ging in het tussenseizoen als timmerman aan de slag.

De club verkocht je, zonder dat je daar inspraak in had. Tegenpruttelen had weinig zin: wie weigerde zijn nieuwe contract te tekenen, kreeg geen nieuwe speelvergunning en was dus werkloos. Vaak was je dan in één klap ook je huis kwijt, want dat huurde je van de club.

De totale rechteloosheid van de toenmalige beroepsvoetballers blijft je bij, maar ook hun uitermate bescheiden ambities. De meeste voetballers hoopten hooguit dat ze genoeg konden overhouden aan hun carrière om misschien een winkeltje te beginnen of een melkronde over te nemen. Meestal werd het veel minder en eindigden ze in de fabriek en klusten ze wat bij als terreinverzorger of jeugdtrainer.

Transfers: het blijft behelpen.

Geen opmerkingen: