zaterdag 22 maart 2008

Grote vissen eten de kleine


In het algemeen zijn we voor de vrije markt. Niet omdat we zo overlopen van bewondering voor ondernemers of omdat we ooit nog eens hopen zelf rijk te worden. Veeleer omdat alle alternatieven hebben bewezen minder te zijn. Vanaf het moment dat de overheid zich met de economie bemoeit, betaal je daarvoor een prijs. Soms weegt die prijs op tegen het eindresultaat, vaak ook niet. Daarom, menen we, denk je als overheid best goed na vooraleer je je met het economisch leven bemoeit.

Dit gezegd zijnde: één van de meer verontrustende berichten van de afgelopen week betrof het Waasland Shopping Center in Sint-Niklaas. In de krant lazen we dat sinds het Shopping Center vier jaar geleden zijn deuren opende, er een kaalslag plaatsvond in de stad: de winkelleegstand verdubbelde er tot 24%, het aantal winkels in de binnenstad daalde met één derde. Maar ook de handelaars in de wijde omgeving zien zwarte sneeuw. In de dertien omliggende gemeenten trekt 15% van de klanten voortaan naar het nieuwe winkelcentrum in de stad (De Standaard, 19.03.08). De zelfstandigenorganisatie UNIZO besluit dan ook dat shoppingcentra buiten de kern de bestaande handel in de hele regio kannibaliseren.

Waar blijven we nu met onze vrije markt? Fraai, hoor: de grote vissen die de kleine visjes oppeuzelen. En beseffen we wel wat dat voor de stad betekent, al die lege winkelpanden? Zo zet je een vicieuze cirkel in gang: als een winkelstraat een verwaarloosde indruk geeft, blijven nog meer klanten weg, waardoor nog meer panden leegstaan en waardoor. Precies.

Hebben we iets te zeggen ter verontschuldiging van onszelf? Tja, we volharden veeleer in boosheid: net het verhaal van de shoppingcentra bewijst dat de politiek zich beter terughoudend opstelt in kwesties van economische aard.

Grootschalige winkelcentra komen er meestal niet vanzelf. Er moeten bouwvergunningen worden afgeleverd, bestemmingsplannen aangepast, verkeerscirculatieplannen bedacht. Op al die momenten is het de overheid die kan beslissen: doen/niet-doen.

Hoe het in het concrete geval van Sint-Niklaas zat weten we niet, maar heel vaak komt zo’n megacentrum er met de uitdrukkelijke steun van de lokale overheid. Burgemeesters en schepenen willen hun gemeente op de kaart zetten of hopen een doodse buurt nieuw leven inblazen. Meteen worden ze onder de arm genomen door speculanten die nog wel een fijn lapje grond weten liggen en door projectontwikkelaars die komen vertellen hoe geweldig hun plannen wel niet zouden zijn voor de werkgelegenheid in de streek. In geen tijd is de politiek helemaal gewonnen voor het voorstel.

Die overheden laten zich, inderdaad, in de luren leggen door de gladde verkoopspraatjes van de projectontwikkelaars. Ze staren zich blind op de mooie plaatjes, de schitterende maquettes en de toverwoorden nieuwe jobs en parkeergelegenheid. Ze zijn niet in staat de gevolgen op termijn op het bestaande winkelaanbod in te schatten. Slimme investeerders spelen ook de ene overheid uit tegen de andere: twee gemeentes verder doen ze niet zo moeilijk, hoor. We kunnen altijd nog met ons project verhuizen: snel, tekenen maar.

Grote winkelcomplexen komen er alleen maar met de uitdrukkelijke steun van de overheid. Reden te meer dus om als overheid goed na te denken over wat je doet als je je met de economie bemoeit.

Maar soms pakt het ook goed uit. Laatst vergeleken ze in The Economist Londen en Parijs. Waarom is Parijs zoveel leuker? Omdat je er verhoudingsgewijs veel meer kleine winkels vindt. Shoppen in Londen is best wel prettig, maar je kunt tegenwoordig net zo goed naar Birmingham, Frankfurt of Abu-Dhabi trekken: overal vind je filialen van dezelfde winkelketens. In Parijs is het aanbod gevarieerder en daardoor ook origineler. Hoe komt dat?

A strong state has long attempted to defend the French way of life. All the capital's tiny boulangeries, selling freshly baked baguettes in twists or knots, or papeteries with their watermarked writing paper in ribbon-wrapped leather boxes, are kept in business partly by custom and taste. But they are also deliberately propped up by a tightly regulated retail industry, under which hypermarkets are not allowed to sell below cost (The Economist, 15.03.08).

In Frankrijk zijn ze heel strikt in het toelaten van grote winkels. Uiteraard betalen de Fransen daar een prijs voor: nogal wat consumptiegoederen zijn een stuk duurder. Maar het levert ook wat op: gevarieerde winkelstraten, een grote hoeveelheid kleine zelfstandigen die geworteld zijn in hun buurt en die, op die manier, de kwaliteit van het stadsleven verhogen.

Soms moet je effectief de markt tegen zichzelf in bescherming nemen. Maar ook dan ga je best heel voorzichtig te werk. En je betaalt altijd een prijs.

(Op het prentje: Pieter Breughel de Oudere, Grote Vissen Eten De Kleine, 1556, Albertina, Wenen.)

4 opmerkingen:

KM zei

Wie vrije markt zaait, zal hypermarkt oogsten

Ik ben er niet zeker van dat dergelijke centra er meestal komen met de uitdrukkelijke steun van de lokale overheden. De praktijk van het verlenen van bouw- en exploitatievergunningen die ik ken (maar die ook beperkt is) leert me dat lokale overheden soms heel wat verzet mobiliseren tegen de komst van dergelijke hypermarkten. Helaas maakt dit verzet meestal weinig indruk. De jongens achter dit soort stoppingcenters vinden hun vriendjes immers eerder in hogere regionen en niet in café ‘de sportduif’ waar je het schepencollege na de gemeenteraad kan vinden. M’n punt is: hoe hard een lokaal bestuur de komst van zo’n gigant ook zou willen verhinderen, komen zal ie toch. In laatste instantie krijgt het kabinet de uiteindelijke vergunning immers wel in orde. Dit is de realiteit van de vrije markt, of deze zich nu in Zoersel-Parwijs, Birminham of Abu-Dhabi afspeelt. Frankrijk ontkomt hier niet aan. Ook in Parijs is het aantal ‘boulangeries’ al lang niet meer wat het een tiental jaar geleden was en Zuid-West Vlaanderen heeft al lang door dat de lekkere hapjes tegen een laag prijsje in de Auchan van Roncq te vinden zijn en niet meer in een buurtwinkel in Tourcoing.

Het is wat gemakkelijk om het gebrek aan ‘overheidsmoed’ in de schoenen van de lokale besturen te schuiven. Het moet trouwens in niemands schoenen geschoven worden: wie vrije markt zaait, zal hypermarkt oogsten. Geen enkele overheid zal de strijd tegen deze monopolisering in het marktsysteem immers ooit winnen. En ook in de bestrijding van de andere marktfalingen, zo essentieel in het mooie verhaal van onze welvaartseconomen, zien we helaas niet veel beterschap. Hoogstens verplaatsen we de excessen een beetje. Wie de VRANCKX reportage (Canvas 08/03/08) zag over de Chinese mijnexploitatie in Oost-Congo weet dat ie zich geen illusies meer moet maken over het vrije marktsysteem, en nog minder over de capaciteiten van overheden om hier corrigerend in op te treden. Conclusie: ik ben het niet eens met de vrije markt, al was het maar omdat ze inherent niet-vrij is. De vraag of andere systemen (nog) minder zijn, zou ik niet eens willen stellen aan de kindslaafjes die we in Katanga met zakken van 50kg handgeschepte ertsen zagen zeulen.

Wat ik wel denk is dat, om een heleboel redenen, lokaliteiten voor de protagonisten van de vrije markt relevanter aan het worden zijn om hun kruid op los te laten. Toevallig volgt ook in het liberale Koninkrijk België, de fameuze Ikea-Wet hetzelfde pad naar regionalisering. Een ander mooi voorbeeld vinden we tegenwoordig in China, waar communistisch geleide steden beursgenoteerd staan. Wedden dat ik kan voorspellen dat de belangen van de aandeelhouders het zullen halen op de belangen van de inwoners ?

pst zei

"Geen enkele overheid zal de strijd tegen deze monopolisering in het marktsysteem immers ooit winnen, (...) de vrije markt is inherent niet-vrij".

We zien dat niet zo en we interpreteren jouw voorbeelden ook anders. Zowel in het geval van de lobbyisten die via kabinetten hun slag thuishalen over de hoofden van lokale instanties, als dat van de Chinezen in Congo gaat het om de overheid die een privé-bedrijf een monopolie verleent, niet de markt. Maar soit, dat is niet zo'n boeiende discussie.

Wat ons veel meer interesseert is het antwoord op jouw vraag of andere systemen denkbaar zijn die minder of meer vrij zijn. En we vragen dat niet aan de kindslaafjes, maar aan jou. Laat eens wat horen, km: we laten ons erg gemakkelijk overtuigen als je goede argumenten hebt.

KM zei

Ik had het kunnen weten, dit was vragen om hommeles… Nu goed, het feit dat er alternatieve systemen waren en dat die in de praktijk bewezen hadden ‘minder’ te zijn werd niet door mezelf maar door pst zelf aangehaald. Toch zullen we proberen ons te verdedigen waarom we niet per se blij moeten worden met de vrije markt, zelfs al bedenken we niet onmiddellijk het betere systeem. Strijden op Pasen… het moet kunnen, ik ben er trouwens zelf mee begonnen en het blijft voor het goede doel.

Maar vooreerst dit nog: in het denkbare zijn wellicht vele systemen mogelijk die vrijer zijn dan hetgeen we vandaag kennen. Naast de commune waar iedreen naar behoefte produceert en consummeert is zelfs de “vrije markt” er zo ééntje. In het denkbare is dit immers maar een kwestie van 'geloof', we kunnen het niet toetsen aan de realiteit. Net las net nog een blog met een boeiend stukje over de relevantie van geloof. De experimenten van alternatieve systemen die pst aanhaalt hebben dit trouwens aangetoond: hoe schoon de communistische idealen ook waren, hun experimenten zijn ze ten onder gegaan aan een combinatie van corruptie en interne machtstrijd (eerder kenmerken van de mens dan van het systeem zelf). Ze zijn natuurlijk ook ten onder gegaan aan inefficiëntie: op een gegeven ogenblik raakt de relatie tussen plan en economie zoek. Die relatie moet in dergelijk systeem immers gelegd worden door mensen en die zijn niet steeds begiftigd met het nastreven van een algemeen belang. Systemen die zichzelf reguleren, zonder tussenkomst van mensen, zouden dat beter moeten kunnen. Wel: de vrije markt is er zo één. Maar ook dit blijft tot nader order een kwestie van geloof.

Om te kijken in welke mate een zelf regulerend systeem van vrije markt erin slaagt die vrijheid te in realiteit te verdelen, moeten we proberen een berekening te maken. Hiervoor kunnen we koppen tellen (hoeveel mensen kennen die vrijheid) en er een weging aan geven (wat is de kwaliteit van de vrijheid). Omdat één van de kenmerken van de vrije markt is dat ook de negatieve externaliteiten door het systeem gedragen worden, moeten we op een gegeven ogenblik de weging ook negatief maken. Koppen tellen dus van mensen die niet hun behoeften kunnen bevredigen en ook hier er een gewicht aan toekennen (hoe erg vinden we dat ?).

Op dat laatste punt zitten we nog met een probleem: moeten we kijken hoe erg ‘wij’ dit vinden (diegenen die het erg goed hebben en hun leven absoluut niet zouden willen ruilen) of moeten we toch – en dit is niet sarcastisch bedoeld- maar luisteren naar de mening van elk individu afzonderlijk, van de kindslaafjes zelf dus (die gewoon geen andere vrijheid hebben). Ik weet dit niet zo goed: in het tweede geval beperk je natuurlijk het aantal mintekens in de som. Het is het verhaal van de kikkers: iedereen springt vooruit, maar er zijn er een paar die veel verder springen dan de meeste anderen. Als trouwe lezer van deze blog, kan ik echter niet veel anders dan mezelf als ‘modaal’ beschouwen en iedereen die veel minder behoeften kan bevredigen dan mezelf van een min voorzien, iedereen die meer kan van een +. En dan denk ik dat ik van die rekensom niet blij word. Ik zie dus niet in waarom ik van de vrije markt zou moeten houden. Dit verplicht mij evenmin om van iets anders wel te houden.

En waarom moet ik in de afweging van het vrije marktsysteem in Belgenland rekening houden met alle onrechtvaardigheden in de wereld ? Het antwoord is omdat dit van een burger in een pluralistische vrije markt verwacht wordt. Van hij of zij wordt verwacht dat ze beschikt over volledige informatie van alle voor- en nadelen dat aan een product en haar productieproces verbonden is. Ik kan dit niet doen voor elk product afzonderlijk. Wat ik wel kan doen is kijken in welke mate vrije markt het leven van mensen beter maakt. Ik ben niet erg onder de indruk.

Dus, als ik uitleg waarom ik van vrije markt niet gelukkig word, was het niet zozeer om te beweren dat er alternatieven voor een betere wereld voor het grijpen liggen. Wel dat, in de reële wereld ‘vrije markt’ verbonden is met kapitalisme, en dus met accumulatie van kapitaal (net om redenen van efficiëntie). De markt creëert wél haar eigen monopolies, ze heeft daar de overheden niet voor nodig (cfr. Mittal Steel) en de overheden zullen het ook niet verhinderen, noch corrigeren. In de combinatie van vrije markt met kapitalisme zie ik met andere woorden een contradictie. Een overheid die dit wel zou kunnen corrigeren is, a priori, een anti-kapitalistische overheid.

En als we nu terug de wereld van het denkbare binnentreden: waarom dan geen vrije markt in een communistisch systeem. Binnen een politiek afgebakend kader van te gebruiken grondstoffen en te realiseren producten mag iedereen vrij produceren, op voorwaarde van de beste prijs. Vrije markt langs productzijde dus, herverdeling via de overheid: het Kiwi-model doorgetrokken. Naargelang de schalen waarop we dit invoeren en de variaties die de overheid in haar producten legt, kan de concurrentie toch nog spelen. Als het de tegenovergestelde effecten veroorzaakt van kapitalisme in een communistisch systeem, zit er misschien wel iets in. Concreet weet ik nog niet wat ik me erbij moet voorstellen. Misschien moet ik eens te raden gaan bij een oom van me. Hij maakt van de vrije markt gebruik om goedkope schoenen te produceren in het verre oosten en verdeelt die dan over de rest van de wereld. Hij weet meestal wel wat hij zich bij markt en overheden moet voorstellen. Ik denk dat we die avond eens goed gaan lachen.

pst zei

Een vrije markt in een communistisch systeem! Schitterend idee. Helemaal akkoord! Dat diepen we samen verder uit op deze blog! Wordt vervolgd.