woensdag 9 maart 2011

Kaartspelen


Kleine sociologische observatie: er wordt nog altijd met de kaart gespeeld. Merk op: naarmate in een gezelschap het opleidingsniveau stijgt, wordt er minder gekaart. Merk nog op: naarmate die hogere opleiding er veeleer een was in de humane of sociale wetenschappen, wordt het aantal kaarters nog kleiner.

Vraag: hoe werkt dat precies? Je kunt wel een heel verhaal verzinnen met habitus en distinction en cultureel kapitaal en wat niet nog meer, maar concreet: hoe werkt dat? Op welk moment leer je, als hoger opgeleide van humane of sociaal-wetenschappelijke signatuur, dat kaartspelen not done is bij het soort mensen waar je aspireert bij te horen? Waar en wanneer heeft die categorie mensen zich van het kaartspelen afgekeerd? En waarom precies?

Tjonge, als je er begint over na te denken: zelfs op de meest eenvoudige vragen moet je het antwoord schuldig blijven.

Le prentje: Paul Cezanne, Les joueurs de cartes, 1890-92.

4 opmerkingen:

TV zei

Sommige humane wetenschappers leggen nog ettelijke keren per week een kaartje in een café op een Zuid-Limburgse heuvel...

pst zei

Wat natuurlijk het debat opent over de vraag of ze daar op die Zuid-Limburgse heuvel voor- of achterlopen op de maatschappelijke trend.

TV zei

Naar het schijnt laten ze daar zo'n discussies aan zich voorbijgaan en springen ze meteen naar de vraag of tijd en ruimte wel van elkaar gescheiden kunnen worden, wat het poneren van iets als een 'trend' meteen veronderstelt. Tussen zinnen als 'koeken is troef', 'spelen met hulp' 'hebt gij wel gevolgd?' en 'gij moet uitkomen' hoort men dan ook geregeld termen als ruimtetijd, Euclidische ruimte, Minkowski en speciale relativiteit voorbij zoeven. Het is daar een speciaal volkje... Dréke, geef ons nog ene!

pst zei

We kunnen nog veel leren van de Zuid-Limburgse heuvelbewoners.