De schitterende bekesja* die Ivan Ivanovitsj heeft! Formidabel! En dat astrakan! Allemachtig nog aan toe, wat een astrakan! Blauwgrijs met een laagje rijp! Ik wil er God weet wat onder verwedden dat niemand zulk astrakan heeft! Kijk nou toch, in hemelsnaam, vooral als hij met iemand blijft staan praten, kijk dan van opzij: om je vingers bij af te likken! Woorden schieten tekort: fluweel! Zilver! Vuur! Godallemachtig! Nikolaj de Wonderdoener, heilige man Gods! Waarom heb ik niet zo’n bekesja! Hij heeft hem indertijd laten maken toen Agafia Fedosejevna nog niet naar Kiev was geweest. U kent Agafia Fedosejevna? Diezelfde die de assessor z’n oor heeft afgebeten?
Dat, beste vrienden, is een openingsparagraaf. Als je dat hebt gelezen wil je weten hoe het verder gaat. Wie is die Ivan Ivanovitsj? Waarom ging Agafia Fedosejevna naar Kiev? En waarom heeft ze het oor van de assessor afgebeten? Man!
Het volstaat de nieuwe Gogol-vertaling te lezen, van de hand van Aai Prins, om het antwoord op al die vragen te weten te komen. Het verhaal Hoe Ivan Ivanovitsj ruzie kreeg met Ivan Nikiforovitsj, waarvan bovenstaande regels de openingsparagraaf vormen, is als een apart boekje uitgegeven (hier), maar staat natuurlijk ook in het net van de pers gerolde eerste deel van de Verzamelde Werken (hier). Hoeft het gezegd? Uiteraard in Van Oorschots onvolprezen Russische Bibliotheek.
Het prentje: Nikolai Vasilievich Gogol (1809-1852). Jammer genoeg niet in een schitterende bekesja.
* 'Winterkaftan met plooien op de rug, langs kraag, mouwen, zakken en zoom afgezet met bont.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten