Eer maakt men lakens wit met inkt,
Eer speelt men schaak met bezemstelen,
Eer vindt men nog een roos die stinkt,
Eer ruilt men stenen voor juwelen,
Eer breekt men ijzer met zijn handen,
Eer zal men stijgen in valleien,
Eer legt men een garnaal aan banden,
Eer leert men geiten kousen breien,
Eer plant men bomen op de weg,
Eer zal men kakken in zijn hoed,
Dan dat ik u mijn ziel blootleg
En zeg wat ik thans lijden moet.
Eer vindt men nog een roos die stinkt,
Eer ruilt men stenen voor juwelen,
Eer breekt men ijzer met zijn handen,
Eer zal men stijgen in valleien,
Eer legt men een garnaal aan banden,
Eer leert men geiten kousen breien,
Eer plant men bomen op de weg,
Eer zal men kakken in zijn hoed,
Dan dat ik u mijn ziel blootleg
En zeg wat ik thans lijden moet.
Gerrit Komrij, "De Zwijgzaamheid", in: Alle gedichten tot gisteren, De Arbeiderspers, 1999.
2 opmerkingen:
Ach Gerrit, gedeelde smart is halve smart.
Dat hangt er van af of we het vraagstuk op het niveau van het individu of dat van de samenleving bekijken.
Als die eerste consequent zijn smart met anderen deelt, dan wordt diens hoeveelheid steeds verder gehalveerd, tot ze bijna niets meer voorstelt. Vanuit zijn positie is delen inderdaad dus pure winst.
Maar diegenen die hun portie van de oorspronkelijke smarthebber kregen doorgegeven, moeten dan op hun beurt op zoek naar anderen om mee te delen. En die anderen doen vervolgens weer hetzelfde. En zo krijg je op niveau van de samenleving een hoop volk dat bezig is hoeveelheden smart door te geven om af te geraken van de erfenis van de oorspronkelijke smarthebber, terwijl die inmiddels opgeruimd verder kan.
Het is niet zo eenvoudig, dus.
Een reactie posten