woensdag 30 oktober 2013

Hard werken


Wat oude kunst voor heeft op moderne kunst: je kreeg altijd waar voor je geld. Dat komt zo. Vroeger was schilderen hard werken. Klanten waren kieskeurig: voor jou waren er altijd wel vijf anderen te vinden die minstens net zo goed waren in hun vak. Als schilder moest je dus wel iets vinden om je te onderscheiden. Wat je bijvoorbeeld van een goede broodwinning verzekerde was het vermogen om het een beetje spannend te houden op het doek. Hoe deed je dat? Met behulp van een draak bijvoorbeeld. En een koene ridder die zo meteen de draak in plakjes snijdt. Een halfnaakte deerne en wat exotische personages: ook altijd leuk. En, waarom niet, voor het gemak er ook nog eentje bij die rondvliegt. Dat contrasteert wel leuk met dat eeuwige hemelsblauw.

Maar omdat ook toen zo'n schilder een reputatie had hoog te houden: best er een titel bij verzinnen waar ook de kunstcritici een beetje werk aan hebben. Iets Grieks-mythologisch bijvoorbeeld. Daar kunnen ze dan fijn symboliek achter zoeken en zo. Iedereen tevreden.

Neen, vroeger was schilderen hard werken.

Piero di Cosimo (1462-1522), De redding van Andromeda door Perseus, 1510. Di Cosimo, lees je in de boeken, had ook door dat enige excentriciteit nooit slecht is voor je reputatie. Volgens Giorgio Vasari was di Cosimo pyrofoob -dat wil zeggen dat hij een heilige schrik had van alles wat met vuur had te maken- en leefde hij grotendeels op hardgekookte eieren, waarvan hij er wel vijftig na elkaar op kon. Zoals gezegd: vroeger was schilderen hard werken.

Geen opmerkingen: