maandag 9 februari 2009

Zenachtige nietszeggendheid


Sportmensen komen in interviews zelden scherp uit de hoek. "Elke wedstrijd is weer anders. Het spel moet gespeeld worden. Ja, ik heb wel de doelpunten gemaakt, maar het is toch vooral de verdienste van het hele team. Het is nu een kwestie van voetjes op de grond te houden, niet beginnen zweven." Bla, bla en nog eens bla.

Dan zijn er twee mogelijke verklaringen. Eén, sportmensen zijn niet slim. Twee, sportmensen proberen zo goed mogelijk een ervaring te beschrijven die eigenlijk niet in woorden te vatten valt.

David Foster Wallace was een beloftevol Amerikaans schrijver die vorig jaar overleed. Een aantal van zijn essays en boekbesprekingen werden gebundeld in Consider the Lobster and Other Essays. (Alle punten voor deze fijne titel.) Niet alle stukken in de bundel zijn even sterk. Soms doet het allemaal wat gekunsteld ironisch aan. Een jonge schrijver die zijn grenzen verkent, zullen we maar denken. Soms is het heel erg goed. Het essay over Tracy Austin, bijvoorbeeld.

Tracy Austin was een kindsterretje in het tennis. Op haar veertiende won ze haar eerste grote toernooi. Op haar zeventiende speelde ze in Wimbledon (prentje). Maar voor ze goed en wel volwassen was, betaalde haar lichaam daarvoor de tol: de ene blessure volgde op de andere. En toen Tracy na jaren van gedwongen inactiviteit een terugkeer voorbereidde, werd ze aangereden door een -echt waar- kleurenblinde chauffeur die door het rood was gereden. Carrière voorbij.

Wallace, die zelf blijkbaar niet onaardig tenniste als tiener, bespreekt Austins memoires. Die zijn, zoals wel vaker bij dat soort boeken, grotendeels opgetrokken uit de nietszeggende uitspraken waarin sportmensen in interviews grossieren. Is Tracy dom? Vermoedelijk niet, zegt Wallace. We onderschatten de mentale scherpte die van topsporters wordt verwacht: een wedstrijd veronderstelt opperste concentratie en uitzonderlijk tactisch inzicht. Topsporters kunnen dan ook onmogelijk volstrekte oenen zijn.

Wat verklaart dan de haast zenachtige nietszeggendheid van zoveel sportinterviews en sportboeken? Sportmensen worden, aldus Wallace, groot in hun discipline net door tijdens wedstrijden volledig op te gaan in het spel. Als je de hele tijd nadenkt, maak je geheid fouten. Door training en talent slagen grote sporters er in de juiste dingen te doen, zonder dat ze zich daarvan op dat moment bewust zijn. En net daardoor hebben ze ook in interviews zo weinig te vertellen. Tijdens de wedstrijd zijn ze immers niet reflectief. Daarom kunnen ze ook niet vertellen wat er in ze omging en wat ze dachten bij die en die fase. Daarom lijken ze in clichés te spreken. Over het onzegbare valt gewoon niet te praten.

Dat probeert Wallace uit te leggen. Best wel interessant.

(En hoe doen onze jongens het nog, vragen lezers wel eens. Het is inderdaad een tijdje geleden dat we nog over hun exploten schreven. Het gaat behoorlijk goed. Ze staan mee vooraan, zij het dat ze niet lijken mee te spelen voor de titel en promotie. Voor ons geen probleem, hoor. Maar het bestuur had toch meer ambitie bij het begin van het seizoen.)

Geen opmerkingen: