zaterdag 13 september 2008

Vernieuwende ideeën en strategieën


Zouden ambtenaren dat nu echt leuk vinden? In Nederland opende, lezen we gisteren in de krant, Rijkswaterstaat het LEF future centre, waar ambtenaren samen vernieuwende ideeën, strategieën en projecten kunnen ontwikkelen (NRC, 13.09.08).

De regel is eenvoudig: wie woorden als vernieuwende ideeën, strategieën en projecten in één zin gebruikt is bezig de kluit te belazeren. Boer, let op je ganzen. Dat is, denken we, in dit geval niet anders.

In het LEF future centre, kan je op de plaatjes in de krant zien, zitten ambtenaren, met pak en das aan, in kleermakerszit op matten. Ze mediteren, terwijl er psyschedelische motieven op de wanden worden geprojecteerd. Of ze doen, zoals op het prentje hierboven, samen in groep -nog altijd met pak en das aan- yoga. Je ziet ze op andere prentjes languit op de grond liggen en schaapachtig elkaar in de ogen kijken: Gertjan, jij bent een fijne collega. Jij mag er ook wezen, Huib!

We beantwoorden onze inleidende vraag: een ambtenaar die zijn beroep ernstig neemt vindt dat, denken we, geenszins leuk. Misschien de eerste keer: lekker even weg van kantoor. Maar vrij snel denkt die ambtenaar: o jee, hier wordt met gemeenschapsgeld gemorst en onderwijl blijft het werk maar liggen.

Het hele LEF future centre-concept berust op een misverstand: dat ambtenaren worden geacht wonderlijke, creatieve ideeën te spuien. En dat misverstand vloeit voort uit een veel fundamentelere misvatting: de gedachte dat de ambtenaar familie is van de manager.

Toen ze daar in de jaren tachtig mee afkwamen leek dat de ambtenaren wel een slimme manier om eindelijk van die negatieve beeldvorming rond het beroep af te komen. En zo geschiedde: de boekhouder werd account manager. Kon je 's avonds thuiskomen en woorden laten vallen als organisatiestrategieën, mergers en matrixfuncties. Geen mens die doorhad dat je nog altijd gewoon de hele dag sommen maakte.

Maar nu worden de consequenties duidelijk van de introductie in het overheidsapparaat van dat verkeerd begrepen marktdenken. Een ambtenaar moet een specialist zijn in concrete materies: die moet bijvoorbeeld erg goed goed weten hoe je de wet in specifieke gevallen moet toepassen, die moet bepaalde procedures door en door beheersen, die moet de technische expertise hebben om met industriëlen en vissers over emissienormen of over de grootte van de mazen in de netten te kunnen onderhandelen.

Een manager mag dan weer net géén specialist zijn. Behalve in meta-dingen. Managers sturen anderen aan. Managers verzinnen organisatiemodellen en bedenken hoe je diensten kan samenvoegen dan wel opsplitsen. Je kunt er zo wellicht een paar gebruiken in je organisatie, maar je moet ze dan wel goed kort houden. Maar net omdat het allemaal zo ongrijpbaar is, lukt dat niet altijd. En voor je het weet maken ze dat je de hele tijd je organisatie door elkaar gooit. En dan zitten de specialisten van de visnetten wetboeken uit te spitten en moet die van de procedures met de boeren praten. Dan loopt alles in het honderd. En dan sturen ze, ten einde raad, iedereen maar naar het LEF future centre.

Interessant is dat je in hetzelfde artikel leest over een ander probleem van de vermanagede Nederlandse ambtenarij. Ten gevolge van dat eeuwige verander heeft men te weinig eigen specialisten in huis. En dus werd in de afgelopen vier jaar ruim twee keer meer uitgegeven aan externe adviseurs.

Iemand moet toch het werk doen terwijl de ambtenaren yoga doen en mediteren?

Geen opmerkingen: