Een populair misverstand luidt dat artiesten de grenzen van de kunst moeten verleggen of anders toch minstens het onrecht in de wereld uitbeelden of iets dergelijks. Maar waarom zou dat zo moeten zijn? Waar werd gedecreteerd dat artiesten ook maar iets moeten? Wanneer werd afgesproken dat kunst als topsport is, waar de waarde wordt afgemeten aan de records die worden verbeterd? Sommige kunstenaars proberen gewoon goed hun vak te beoefenen en daar een boterham mee te verdienen. Wat daar mee mis is, is een raadsel. Wie van kunst een roeping wil maken en er voor wil afzien: prima. Wie van kunst een beroep maakt en verder geen behoefte heeft aan gezeur aan zijn hoofd: ook goed.
Carl Reichert (1836-1918) was een Oostenrijks schilder, zoon van een schilder en broer van weer een andere, die zich toelegde op dierenportretten. Terwijl zijn tijdgenoten experimenteerden en conventies overboord gooiden, bleef Reichert stug honden en katten schilderen. En Reichert deed dat goed. Sommige mensen vinden dat kitsch. Dat is hun volste recht. Het is, tot nader order, een vrij land. (Meer prentjes: hier)
Het prentje: Carl Reichert, The Toy Pincher, z.j.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten