vrijdag 29 februari 2008

Een kunstenaarstype


Hoe zag Bach er in het echt uit? Goeie vraag. Uiteraard hebben we prentjes waar hij op staat. Neem er even een CD bij: op de hoes zie je een stevige man, een wilskrachtige uitdrukking, een deftige pruik. Je herkent hem uit de duizenden.

Vandaag lees je in Trouw dat iemand het een goed idee vond om, op basis van een gipsafdruk van zijn schedel, te reconstrueren hoe Bach er écht uitzag. Het resultaat valt, denken de Duitsers, nogal tegen. Bach heeft iets van een betonijzervlechter, vinden ze. Een stevige arbeiderskop. Niet echt een kunstenaarstype. Oordeel zelf:


Het interessante is dat we eerder deze week een ander intrigerend stuk lazen over Bach. Het valt wat langer uit, dus vatten we het even samen. Als je de naam van Beethoven laat vallen of die van Mozart, dan zie je een mens van vlees en bloed voor je. Je denkt aan Beethovens doofheid en zijn koleriek temperament, je hoort Mozarts giechellach en je stelt je zijn paupersgraf voor. Van Bach weet je niet zo meteen iets. Behalve dan dat portret op de CD-hoesjes.

Intrigerend is, zo parafraseren we dat lange stuk, dat we daardoor Bach méér met muziek associëren. Bach is zuivere, strenge muziek, oordelen we: wellicht omdat we ons niet zo meteen veel andere dingen voor de geest kunnen halen. Bij Mozart en Beethoven staat de beeldvorming de muziek in de weg. When we hear “Mozart” or “Beethoven,” we think of a person behind the music. When we hear “Bach,” we think of music only.

Maar nu is er dus Bach de bouwvakker. Opgeruimd gaat hij in zijn geruite hemd naar zijn werk. Met de collega's heeft hij het over voetbal en klaagt hij over de prijs van de benzine. Als er een jonge dame voorbij de stelling loopt, fluiten ze haar na.

Dan valt op dat Bach altijd wel mooiere deuntjes verzint dan zijn maten. Daar plagen ze hem wel eens mee als ze 's middags samen hun boterhammen verorberen. Bach, je bent net zo'n kunstenaarstype, lachen ze dan. Dan lacht Bach vrolijk mee. In dat betonijzervlechtershoofd klinkt altijd muziek.

2 opmerkingen:

d/ zei

tiens, ik moet bij Bach vooral denken aan musiceren met véééél kinderen in de buurt (hoeveel had hij er uiteindelijk? een twintigtal in het totaal?)

pst zei

zou het kunnen dat prille vaders al gemakkelijker aan dat aspect -werken met véél kinderen in de buurt- denken?