vrijdag 1 maart 2013
Sociologische fiets
Hoe lang duurt het voor de wetenschap veranderingen in het dagelijkse leven registreert? Wanneer hebben bijvoorbeeld sociologen ontdekt dat er werd gefietst? Wanneer duikt de eerste vermelding van fietsen of fietsers op in de sociaal-wetenschappelijke literatuur? Wie vroege verwijzingen tegenkomt, mag dat altijd laten weten.* Voorlopig is de oudste vermelding van de hand van Max Weber. Na zijn dood verschenen in 1922 de door echtgenote Marianne Weber verzamelde nagelaten essays over samenleving en economie. In die, vermoedelijk tussen het einde van de Eerste Wereldoorlog en Weber's dood in 1920 geschreven stukken, duikt de voorlopig vroegste sociologische fiets op.
Weber -een enthousiast defineerder en klasseerder- probeert het verschil tussen gedrag en sociale handeling en tussen sociale handeling en betekenisvolle sociale handeling uit te leggen. Hoesten is een vorm van gedrag: een fysiologische reactie. Je hand voor je mond houden als je hoest -nog steeds een goed gewoonte overigens- is een sociale handeling. En nu komt de fiets. Als twee fietsers tegen elkaar botsen, dan is dat het gevolg van sociale handelingen. De discussie die er vermoedelijk op volgt levert ons dan weer betekenisvolle sociale handelingen op.
Zo maakte de fiets zijn intrede in de sociologie. Tenzij iemand een vroegere referentie vindt.
*. Ook andere vroege vermeldingen van fietsen en fietsers - in romans en essays, in filosofische verhandelingen, in politieke traktaten- zijn altijd welkom. Zeer.
Het prentje: Will Robertson of the Washington Bicycle Club riding an American Star Bicycle down the steps of the United States Capitol in 1885.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
5 opmerkingen:
H E T S C H R I J W I E L
Lustig, op zijn loopgetouwe,
wielt de wielman, eer als gij
tiene telt, u, gei en gauwe,
twintig vademen voorbij.
Wielman, ‘k wille uw wieltje koopen,
hebbe ik goed bewijs daarvan,
dat het, onbeschreden, loopen,
ook te voet, mij volgen kan.
Geren zou ‘k een Lotjen hebben,
dat mij, gaande of in den draf,
lustig liet zijn' stalen rebben
springen op en springen af.
Dat bleef staan naar mij en wachten,
stond ik zelve een' wijle of twee;
dat mij volgde, uit eigen' krachten,
als een levend peerd gedwee.
Op nen ruin, ja, wilde ik rijden,
een gerid van vleesch en been,
maar geen krepel wiel beschrijden,
dat niet weg en kan, alleen.
Dat en kunt gij, wiel van stale,
zonder hulpe, en ‘k moet uw lijf,
zittende op en af uw' zâle,
draven doen, door mijn bedrijf.
‘k Late u varen! ‘k ga te voete,
‘k hou mijn' vuisten vrij en los;
of, en hebbe ik meer geen moete,
‘k hure een wagen, ‘k hure een ros.
Vaart mij wel! - Ei! afgestegen,
zie ‘k u staan, die vooren zijt
twintig vademen, verlegen:
man en peerd den asem kwijt!
Lustig gaande, gei en gauwe,
niet zoo driftig gansch als gij,
groete ik, wielman, u, in ‘t nauwe:
blijft gij staan, ik ga voorbij!
Dag pst., misschien kan je iets met dit vers van Guido Gezelle, altijd argwanend ten opzichte van innovaties die hem minder geschikt leken voor evangelisatie, over de voorloper van de fiets, het schrijwiel. In het klein zijn die dingen momenteel erg populair bij peuters en kleuters.
Groeten van een fietsende lezer.
Geweldig! Bedankt st!
Ik vergat nog de bron: de bundel Rijmsnoer om en om het jaar, uit 1897.
Ken je deze site: http://www.oldbike.eu/museum/history/lets-have-a-ride-on-your-bicycle/?
Vanalles over fietsen vroeger, een Angelsaksisch vroeger, wel. Hier en daar vind je ook teksten.
groeten,
st
Geweldige tip, st!
Een reactie posten