woensdag 23 april 2008

Tweede etappe: Charleroi


Onze Ronde van Wallonië trekt zich op gang. Vandaag de tweede etappe: Charleroi. Het is, laten we eerlijk zijn, niet zo makkelijk om van Charleroi te houden. Charleroi heeft geen bezienswaardigheden. Charleroi heeft geen centrum. Charleroi is een arme stad. Je gaat niet naar Charleroi als je er niet moet zijn. Behalve wij dan.

Conform ons reglement bezochten we twee plekken in/om de stad. We begonnen deze etappe in de deelgemeente Marchienne-au-Pont. Als introductie tot de stad kan dat tellen. Eens je met de trein Brussel voorbij bent wordt je aanvankelijk licht euforisch. Het landschap tussen Eigenbrakel, Nijvel en Luttre is onbelgisch lieflijk. Zacht glooiend, groen, veel open ruimte, karaktervolle rustieke woningen: je vraagt je af waarom niet meer mensen daar willen wonen. En dan wordt je brutaal met de realiteit geconfronteerd. Even voor Marchienne-au-Pont rijd je door een autokerhof waar ze de wagens gewoon op een hoop storten: vier, vijf bergen autowrakken, telkens de hoogte van een middelgroot appartementsgebouw. Welkom in Charleroi.

Marchienne-au-Pont leefde ooit van de mijn. Nu is het niet veel meer dan overleven. We bezochten de oude site van Monceau-sur-Sambre, nu herdoopt tot Monceau-Fontaines. In 1972 sloot de mijn en begon het verval. In 1993 werd het oude mijnterrein, inmiddels grotendeels een ruïne, met steun van het Waalse Gewest in gebruik genomen door een reeks organisaties uit de sector van de sociale economie. Op de site vind je nu bedrijfjes waar laaggeschoolden of langdurig werklozen een aangepaste job kunnen leren en werkervaring opdoen. Erg nobel allemaal.


Je kunt je natuurlijk, zoals bij veel van deze initiatieven, vragen stellen over nut en effectiviteit. De renovatie van de site kostte tot hiertoe vier miljoen euro. Staat die som in verhouding tot de uiterst beperkte groep mensen die je met dit soort projecten bereikt? Onze medereiziger km, die meer dan wij het hart op de goede plaats draagt, wees terecht op de hefboomfunctie van dergelijke initiatieven. Je geeft een nieuwe bestemming aan een terrein waarin de privé-sector duidelijk niet geïnteresseerd is, maar waarvan het gebruik wel bepalend is voor de kwaliteit van het leven in de buurt. Leven naast een ruïne of leven naast een opgefrist bedrijventerrein maakt een bijzonder groot verschil. Daar hadden we niet zoveel tegen in te brengen.

Wat kan je nog zeggen over Marchienne au-Pont? Dat, eens je wegwandelt van de uitermate desolate stationsbuurt, het een stuk prettiger toeven wordt. Recent opgefriste straten met oude, maar redelijk goed onderhouden arbeidershuizen. Buurten ook waar nog samengeleefd wordt: op straat spreken mensen elkaar aan met de voornaam en wordt er uitgebreid naar wel en wee geïnformeerd. Je kunt je zeer goed voorstellen dat mensen best graag in Marchienne-au-Pont wonen.


Kan je hetzelfde zeggen van Charleroi-stad? Tja. Laten we met de positieve dingen beginnen: er staat nogal wat op stapel. Her en der worden nieuwe gebouwen opgetrokken, het stationsgebouw Charleroi-Sud is mooi gerenoveerd, de kaaien langs de Samber liggen er netjes bij.


Voor de rest valt vooral op dat Charleroi grotendeels negentiende eeuws is en vorm kreeg dankzij de industriële revolutie. Waar je ook staat in de stad zie je de sporen van verloren industriële grootsheid. Overal zie je fabrieksschouwen. Ooit moet er hard en nijver gewerkt zijn in Charleroi. Maar het aldus verdiende geld is duidelijk niet in en aan de stad uitgegeven. Het soort bouwwerken en monumenten waar ze in de negentiende eeuw dol op waren -protserige burgershuizen, overdadig versierde publieke gebouwen, rijkelijk geornamenteerde bruggen en fonteinen, parken en pleinen- ontbreekt hier nagenoeg volledig. Charleroi heeft een mooi stadspark, maar dan heb je het wel gehad.

Charleroi is duidelijk geen stad van burgers. Dat merk je aan het soort winkels, aan de kledij van de mensen, aan de cafés en restaurants. Charleroi is een volkse stad. Vermoedelijk warm en conviviaal als je erbij hoort, weinig uitnodigend als je van buiten komt.

Een hoogtepunt was het bezoek aan het Stade Pays de Charleroi: het voetbalstadion van Sporting Charleroi, middenin de stad, schots en scheef gebouwd, aanleunend tegen de huizen en appartementsgebouwen. Op een bepaalde manier een metafoor voor Charleroi: het is allemaal erg volks begonnen, vervolgens barstte het een beetje uit zijn voegen, daarna werd het veel minder en was er geen geld meer voor onderhoud en vernieuwing. Uiteindelijk bood de overheid soelaas: met publiek geld werden er met het oog op Euro 2000 -het gezamenlijk door België en Nederland georganiseerde EK voetbal- nieuwe tribunes neergepoot op de oude site. Maar toen bleken die tribunes a) te steil gebouwd en dus onbruikbaar en b) nutteloos, want zoveel volk komt er nu ook weer niet kijken naar de Zebra's.


We wensen de Karolingers het allerbeste en we hopen dat het allemaal weer goed komt. Maar voorlopig zijn er, vrezen we, niet zoveel redenen om naar Charleroi te gaan als je er niet moet zijn.

(De afbeeldingen haalden we hier, hier, hier en hier.)

1 opmerking:

KM zei

Met graagte verneemt km dat zijn hart op de juiste plaats zit. Het omgekeerde zou, laat ons wel wezen, voor enige innerlijke onrust zorgen. Het impliceert echter ook dat mensen zich zouden uitlaten over overheidsinvesteringen zonder hun hart op de juiste plaats. Ook dit zorgt voor enige onrust maar is wel waar, en terecht. Bij dergelijke overpeinzingen moeten we ons immers afvragen of de portemonnee van de overheid wel op de juiste plaats zat. Waar het hart van onze discussant zich op dat ogenblik bevindt, zal ons eigenlijk worst wezen .

Pst gaf reeds aan waarom km het moeilijk vindt om dergelijke vragen in één oogopslag te beantwoorden. Het gaat er inderdaad over, onder andere, dat we bij dergelijke projecten niet alleen naar de effecten moeten kijken voor de rechtstreeks betrokkenen, maar ook naar de effecten op het niveau van de buurt. De meeste huizen in de wijk staan er ondertussen keurig bij en zelfs de stad Charleroi vond het nuttig om te investeren in betere voetpaden en ingerichte kruispunten, iets wat je niet overal in die stad vaststelt. Een hefboom dus.

Op langere termijn genereert dit alles zeker ook een zuivere ‘economische’ return. Mensen die zich bezighouden met het legitimeren van bij voorbeeld lastenverlaging,zouden ons best kunnen voorrekenen wat die terugverdieneffecten hiervan zijn. Dit wordt steevast gedaan naar aanleiding van investeringen in grote sportmanifestaties. Bij investeringen in ‘sociale’ economie voelen deze cijferaars zich blijkbaar minder aangesproken. We horen ze in elk geval minder. Dat is jammer, maar misschien ook niet.

De relevantie ervan staat of valt immers met verschillende tijdlijnen die je bij dergelijke analyses kan hanteren. Zo zullen in de ogen van velen de investeringen in de industrialisering van Charleroi gedurende de hoogdagen van het kolen-en staalimperium zeker kosteneffectief geweest zijn. Als je op langere termijn echter kijkt naar het economisch, sociaal en ecologisch passief dat die industrialisering heeft achtergelaten, ben ik er niet meer zo van overtuigd dat dit plaatje nog klopt.

Dit brengt ons naadloos bij het tweede probleem: het gaat slechts in beperkte mate over de initiële investering maar veeleer over hoe daar in de loop van de tijd mee wordt omgegaan. Wat bereiken zij wat anderen niet bereiken en is dat de moeite waard om in te investeren ? Vermits projecten zoals Monceau-Fontaines zich nu eenmaal bezig houden met dat deel van onze samenleving dat overblijft wanneer het economisch meest rendabele deel ervan is afgeroomd, is een bescheiden effect bij deze doelgroep toch al heel veel.

Tot effectief zou blijken dat de verschillende vzw’s niet veel meer zijn dan doorgeefluiken van subsidies allerhande, ben ik dus niet zo sceptisch. Die indruk had ik op het eerste gezicht alvast niet. Maar ja, dat kan dan weer wél met de locatie van m’n hart te maken hebben…

Tot slot geeft km nog graag mee wat pst gemist heeft na afscheid op het stationsplein. Een extra buurt toegevoegd aan het programma, zowaar Charleroi +, bestaande uit nog maar eens leegstaande gebouwen en gehavende parkings. Maar ditmaal geanimeerd door schaars geklede overjaarse hoeren op de vensterbank en hier en daar wat jonger vlees, van op veilige afstand in de gaten gehouden door gladde jongens in nette pakken. Ook het filmaanbod in de vele donkere filmzaaltjes was van een heel andere slag dan hetgeen we in een andere buurt, bij de reguliere syndicalisten, gezien hadden. Grauwe Carolo's, met cara-pilsjes in de hand, vrolijkten de buurt, maar vooral zichzelf op. Al bij al een levendige wijk. En welkeen 'sociale' economie...