zondag 30 december 2007

Mooie mensen hebben het makkelijker


Sociale wetenschappers zijn ook maar mensen. Sommige dingen vergeten ze te bestuderen omdat er geen plaats voor is in hun wereld. Zo hebben sociale wetenschappers vrij precies in kaart gebracht hoe klasse, inkomen, opleidingsniveau en geslacht tot op grote hoogte bepalen welk leven mensen leiden. Maar tot voor kort keken ze nooit naar dingen als de invloed van schoonheid of lichaamslengte. Dat vinden ze oninteressant: in hun wereld -denken ze/hopen ze- spelen die geen rol.

Goed tien jaar geleden publiceerde The Economist een ons de ogen openend artikel -Short Guys Finish Last- over de gevolgen van lichaamslengte op de maatschappelijke positie van mensen. In de politiek, in het bedrijfsleven, op de huwelijksmarkt, in het onderwijs: ongeveer overal blijken lange mensen het beter te doen. En dat heeft niets te maken met de kwaliteiten van die lange mensen, maar met vulgaire vooroordelen. Zonder dat we dat beseffen schatten we grote mensen mooier, slimmer, bekwamer in dan kleine mensen. Daar bestaat zelfs een woord voor: heightism.

En vandaag lezen we in The Economist dat het allemaal nog erger is gesteld. Stilaan verschijnt er meer onderzoek over de effecten van schoonheid op de verdeling van schaarse maatschappelijke goederen. In dat onderzoek laat men proefpersonen foto's van mensen klasseren van mooi tot minder mooi. Vervolgens wordt dan gekeken naar de maatschappelijke positie van de op de foto afgebeelde personen.

En wat blijkt: als je twee voor de rest totaal vergelijkbare mensen neemt -opleiding, geslacht, klasse- dan merk je dat het mooiere exemplaar van de twee significant meer verdient. Dat is zo in ongeveer alle sferen van het leven. Het loonverschil tussen mooie en lelijke mensen is groter dan dat tussen mannen en vrouwen. Dat vinden we opmerkelijk. Want je hoort nooit over belangengroepen van lelijke mensen die gelijkberechtiging vragen of positieve discriminatie of iets dergelijks.

Dat is bijna net zo opmerkelijk als de selectieve blindheid van sociale wetenschappers. Een hypothese: nogal wat wetenschappers behoorden in hun kindertijd tot de kneusjes van de klas: de brilletjesdragers, de onhandigaards, de nerds. Van de weeromstuit vinden die mensen schoonheid maar triviaal. Als ze dan later zelf onderzoek doen besteden ze uiteraard geen aandacht aan dat soort triviale dingen. En zo kan het gebeuren dat we pas na honderdvijftig jaar sociale wetenschappen eindelijk weten wat iedereen eigenlijk al wel vermoedde: mooie mensen hebben het makkelijker.

(Op de foto: een schoonheidswedstrijd ergens in de jaren vijftig. Volgens de statistieken zijn de meesten van hen toch nog goed terecht gekomen. Foto: Joe Steinmetz)

Geen opmerkingen: